Als een koffietafel na een begrafenis: zo was het leven in Duitsland na WOII
Hoe konden de verslagen Duitsers met zichzelf leven, net na de Tweede Wereldoorlog? ‘De wolfstijd’ noemt journalist Harald Jähner die periode vol anarchie. Veel schuldinzicht was er niet. Zelfbeklag des te meer.
In Wolfstijd schetst journalist Harald Jähner een portret van het Duitsland van na de Tweede Wereldoorlog. Door de ogen van de kleine man – maar vooral vrouw – krijgt de lezer een scherp beeld van een land in puin. Het boek omhelst de tien jaar die verstreken na de capitulatie van nazi-Duitsland, een tijd waarin de Franse, Amerikaanse en Britse bezettingszones samensmolten tot de Bondsrepubliek, terwijl de oostelijke Sowjetische Besatzungszone opging in de DDR.
Het is een periode die tussen de plooien van de geschiedenis is beland. Dat was onvermijdelijk, vindt Jähner. ‘Historici beschrijven graag scherp afgelijnde episodes, gemarkeerd door regimewissels en gedefinieerd door bestuursvormen. Maar in Duitsland gaapt een gat van vier jaar tussen het Derde Rijk enerzijds en de DDR en Bondsrepubliek anderzijds. Vergeet ook niet dat Duitsland vier jaar lang bezet gebied was. Die jaren hebben altijd in de schaduw van ons nationaal narratief gestaan. Natuurlijk was er ook veel schaamte, die de Duitsers overigens met groot gemak hebben verdrongen.’
Waarom wilde u dit boek schrijven?
Harald Jähner: Omdat ik nieuwsgierig was: hoe hebben de Duitsers zich in godsnaam staande gehouden in die anarchie? Want daar zijn wij niet voor gemaakt. (lacht) Eigenlijk geeft de titel het antwoord weg. De mens die in een wolf verandert als de tijden benard zijn en hij zich alleen om zichzelf en zijn roedel bekommert, dat is een eeuwenoud beeld. Het was een zware tijd, maar tegelijk was het een periode van grote vreugde. Er werd gelachen, gefeest en gevreeën bij het leven. De nabijheid van de dood verhoogde de intensiteit van dat leven.
Er werd in die dagen ook gelachen, gefeest en gevreeën bij het leven: de nabijheid van de dood verhoogde de intensiteit van dat leven.
Anarchie zei u: dat moeten we letterlijk nemen.
Jähner: Klopt. Er was niemand die orde en tucht kon handhaven, want meteen na de capitulatie hadden politiemannen hun uniform uitgetrokken om niet herkend en vervolgd te worden. De geallieerden hebben dat vacuüm stap voor stap ingevuld, met vallen en opstaan.
Ik denk nu aan de man die kwansuis benoemd werd tot de burgemeester van Frankfurt.
Jähner:(lacht) Wilhelm Hollbach was naar het Amerikaanse hoofdkwartier getrokken om toestemming te vragen om een krant te mogen uitgeven, en hij vertrok er als de nieuwe burgemeester van zijn stad. De brave man was een vergaderzaal binnengestapt waar militairen aan het brainstormen waren over wie ze zouden aanstellen. In het Oosten ging het er ook zo aan toe. De Russen verdachten schrijver Hans Fallada van lidmaatschap van de SS, maar nadat ze hem hadden opgepakt en ondervraagd, keerden ze hun kar en benoemden ze de drugsverslaafde Fallada – tot zijn eigen afgrijzen – tot burgemeester van Feldberg.
Die burgemeesters stonden voor een onmetelijke opdracht: de heropbouw van het land, dat in mei 1945 na jaren van bombardementen in een ruïne was herschapen.
Jähner: Historici schatten dat 500 miljoen kubieke meter puin was achtergebleven. Als je dat puin zou stapelen op een plein van 300 bij 300 meter, zou een berg van 4000 meter hoog oprijzen. Tijdens de oorlog hadden de lokale autoriteiten dwangarbeiders ingezet om het puin te ruimen. Na de oorlog gingen diezelfde bureaucraten aan de geallieerden vragen of ze nazigevangenen mochten ‘lenen’. Want Duitsland was dan wel platgebombardeerd, de bureaucratie stond nog fier overeind. Dat toont hoe goed Duitsland georganiseerd is. (lacht)
Het waren gouden tijden voor architecten.
Jähner: Zij waren verrukt met die open, gapende leegtes in de binnensteden. Ze konden zich uitleven en van nul nieuwe stadswijken bouwen en straten trekken. Het resultaat was in de meeste gevallen afzichtelijk. Omdat hun relatie met het verleden zo vertroebeld was, veegden ze alle echo’s ervan uit. In de plaats kwam functionele, zielloze architectuur. Grote delen van Frankfurt of het Ruhrgebied zijn verschrikkelijk lelijk.
Er was een belangrijke rol weggelegd voor vrouwen in de wederopbouw.
Jähner:(knikt) Veel mannen waren gesneuveld, gewond of gevangengezet, dus vrouwen móésten wel aan de bak. Het beeld van die vrouwen die met de hand brokstukken ruimden en in lange mensenkettingen emmers doorgaven: dat was erg – en het was een krachtig symbool van solidariteit in tijden van chaos. Er zat zelfs een erotisch kantje aan, want veel vrouwen droegen hun mooiste jurkjes tijdens dat karwei. Dat waren de enige kledingstukken die de oorlog hadden overleefd.
Er zat ook een rare, spookachtige schoonheid in de ruïnes zelf. Veel fotografen en landschapsschilders trokken ernaartoe om die schoonheid vast te leggen voor ze verdween. Hun beelden waren even gruwelijk als fascinerend, sommige zijn nu in ons collectieve geheugen gegrift. Denk aan de befaamde foto van de stenen engel die vanaf het stadhuis van Dresden neerkijkt op de totale verwoesting.
Duitsland was in de zomer van 1945 een krioelend mierennest. Meteen na de capitulatie waren massale volksverhuizingen op gang gekomen.
Jähner: Meer dan de helft van de 75 miljoen mensen op het Duitse grondgebied woonden niet waar ze moesten wonen. Daklozen die op de vlucht waren gegaan voor de bommen. 10 tot 12 miljoen dwangarbeiders die de kampen hadden overleefd. Joden die de concentratiekampen hadden overleefd. En een omvangrijke groep Duitsers was gevlucht uit de gebieden die na de oorlog waren geannexeerd door de Russen en de Polen.
Er heerste chaos. Oekraïense en Russische dwangarbeiders die naar huis wilden, kruisten Duitse vluchtelingen die westwaarts trokken. Wrang detail: veel dwangarbeiders legden een stuk van die reis af met de treinen waarmee ze gedeporteerd waren. De terugkeer was een logistieke ramp. De infrastructuur lag in duigen, treinen waren dagen onderweg. En al die mensen moesten ook eten. Een bijzonder moeilijke operatie, maar op het hoogtepunt brachten de geallieerden dagelijks honderdduizenden ontheemden naar huis.
Op hetzelfde moment dwaalden veel vluchtelingen doelloos door het land, wat vooral op het platteland voor onrust zorgde. Die Russen en Oekraïners hadden honger, en je komt niet bepaald vreedzaam uit een kamp waar je jaren als beesten bent behandeld. Ze joegen de Duitsers schrik aan, wat zorgde voor een opleving van racistische clichés en xenofobie.
Ook de binnenlandse Duitse vluchtelingen kregen daarmee te maken.
Jähner: Ze waren blond en hadden blauwe ogen, maar werden polakken of zigeuners genoemd. Ze werden heel vijandig onthaald, waren niet welkom omdat ze zogezegd niet pasten in de cultuur van Beieren of Sleeswijk-Holstein. Het racisme keerde zich naar binnen, en dat toonde dat de Duitse ‘volksgemeenschap’ van de nazi’s een illusie was. Na de oorlog had iedereen het alleen nog over de culturele identiteit van de eigen regio: ‘Zwaben is Pruisen niet!’ Dat tribalisme had ook een goede kant: het was de doodsteek voor het Duitse nationalisme en de krankzinnige ideeën over het Herrenvolk. En doordat ze in sommige dorpen de helft van de bevolking uitmaakten, hebben ze de traditionele structuren verbroken en de modernisering van Duitsland versneld.
Soms is de ironie van de geschiedenis ondraaglijk. U schrijft dat na de oorlog Joden náár Duitsland zijn gevlucht.
Jähner:(knikt) Al snel na de oorlog flakkerde in Polen het antisemitisme op. Bij een pogrom in Kielce vielen tweehonderd doden, waarna paniek uitbrak en een groot deel van de Joodse Polen die de oorlog hadden overleefd op de vlucht sloegen. Naar Beieren dan nog, het hart van nazi-Duitsland. Maar ze wilden in Israël raken en zochten hun heil bij de Amerikanen, die de plak zwaaiden in Beieren. Die stonden niet te springen om hen naar Palestina te laten vertrekken, waardoor velen zijn gestrand in München. In kampen, waar ze soms zelfs dwangarbeid moesten uitvoeren.
Maar de ‘wolfstijd’ bracht meer dan alleen dood en verderf.
Jähner: Mensen gingen uit feesten, danszalen en cafés schoten als paddenstoelen uit de grond. Dat er zo veel plezier gemaakt werd, kan vreemd lijken maar dat is het niet. De mensen waren op het nippertje aan de dood ontsnapt, ze hadden gruwelijke maanden beleefd en familieleden verloren. Rouw en vreugde liggen sowieso dicht bij elkaar. Dat merk je ook tijdens begrafenissen. Mensen zijn oprecht in de rouw, maar naarmate de koffietafel vordert en de cognac op tafel komt, wordt er gelachen en gezwansd. Dat was in een notendop de sfeer in het Duitsland van die jaren.
Het waren vooral de vrouwen die feestten. De oorlog had de rollenpatronen in het gezin en de samenleving fundamenteel dooreengeschud.
Jähner: Er heeft toen, twee of drie jaar lang, een kleine seksuele revolutie plaatsgevonden. Toen de mannen aan het front zaten, hadden de vrouwen hun taken in het gezin één voor één overgenomen. Na de oorlog wisten zij hoe ze in moeilijke omstandigheden de kop boven water moesten houden. Moeders en hun kinderen vormden een coöperatieve met één doel: overleven. Toen de mannen na de oorlog terugkeerden, hadden ze die skills niet. Soldaten hebben bevelen en een duidelijke structuur nodig. Die ontbrak, en dus voelden ze zich overbodig, ze werden verteerd door jaloezie en bitterheid, zonken steeds dieper weg. En de vrouwen, die ergerden zich blauw aan hun nietsnutten van echtgenoten. Ze gingen aan de zwier, op zoek naar een warm lichaam, al was het maar voor één nacht. Het was een voorschot op de summer of love: het seksuele verkeer piekte, net als het aantal echtscheidingen.
Duitse vrouwen zochten ook warmte bij Amerikaanse soldaten. Daar was de legertop niet blij mee.
Jähner: Die voerde zelfs actief campagne tegen Veronika Dankeschön, initialen VD. Venereal disease is het Engelse woord voor een soa. Omgekeerd werden de Duitse meisjes door de eigen goegemeente weggezet als hoeren. Zelfs ernstige historici hielden lang vol dat het hen enkel te doen was om sigaretten, geld en worst. Ik denk dat ze evengoed snakten naar avontuur en andere culturen. Duitse vrouwenbladen idealiseerden de Amerikaanse man als de perfecte gezinsman, tegelijk beschermend en behulpzaam. Het tegendeel van de Duitse man, die er niet aan dacht om de kinderwagen vooruit te duwen. Het klopt dat die soldaten rijk en daarom aantrekkelijk waren, maar het is onzin om te ontkennen dat de liefde in veel gevallen oprecht was. Heel vaak eindigden die amourettes ook in een huwelijk.
Het verhaal over seksualiteit heeft ook een duistere kant. Soldaten van het Rode Leger hebben massaal Duitse vrouwen verkracht.
Jähner: Er was ook seksueel geweld aan westerse kant, maar niet op dezelfde schaal. De Sovjets hebben honderdduizenden vrouwen verkracht. Zij hadden in desastreuze omstandigheden moeten vechten, hun verliezen waren groter, ze hadden honger geleden en duizenden kilometers te voet afgelegd – kortom, de Russen hadden veel redenen om Duitsland te haten. Toen ze daar aankwamen, zagen ze hoe rijk en weldoorvoed de Duitsers waren. Dat heeft tot een uitbarsting van geweld geleid, en de vrouwen hebben het moeten bekopen. Die dramatische gebeurtenissen zijn volgens mij ook een van de redenen waarom Oost-Duitsland minder open-minded is tegenover andere culturen. Het trauma is nooit verwerkt omdat er onder het communisme niet over gepraat werd. Je kunt je voorstellen welk diepgaand effect dat heeft gehad op het gevoelsleven van de Oost-Duitsers.
Ook in de eerste maanden na de oorlog leden de Duitsers geen honger.
Jähner: De nazi’s hadden tijdens de oorlog enorme voorraden bijeen geroofd. Daardoor was er na de capitulatie net genoeg. Tijdens de eerste weken werd er wel geplunderd bij het leven. Mensen waren onzeker over hun toekomst en gingen hamsteren. Tegen de herfst van 1945 ontstonden de eerste tekorten. De problemen lieten zich vooral gevoelen in de stad. Stedelingen trokken naar het platteland en ruilden daar hun zilverwerk en sigaretten in tegen groenten en aardappelen. En als ze niets meer hadden om te ruilen, gingen ze stelen. Met almaar meer geweld. Boeren moesten zich bewapenen om de rovers weg te jagen.
Tijdens de eerste twee winters zijn enorm veel mensen gestorven, de schattingen lopen op tot enkele honderdduizenden doden. Dat we niet verder komen dan zo’n ruwe schatting toont hoe weinig een mensenleven waard was.
De Duitsers waren tijdens de oorlog al gewend geraakt aan rantsoenbonnen. De geallieerden hebben dat systeem na hun komst gewoon voortgezet.
Jähner: Die rantsoenering was een extreme vorm van planeconomie: de overheid besliste lepel per lepel hoeveel elke mond gevoed kreeg. Een even groot stuk van de taart voor iedereen. Naast dat officiële circuit ontstond al snel een actieve zwarte markt. Het was kapitalisme in zijn meest extreme vorm, zonder regels of toezicht. De Duitsers moesten zich een weg zoeken in die twee totaal verschillende economieën. Dat verklaart volgens mij ook de verregaande loyaliteit van de West-Duitsers aan het concept van de sociale markteconomie. De vrije markt, maar dan beteugeld. De middenweg tussen socialisme en kapitalisme.
Het economische herstel van Duitsland na de oorlog heeft altijd tot de verbeelding gesproken. De kickstart van dat Wirtschaftswunder was de introductie van de D-mark, die de rijksmark verving.
Jähner: Alweer een briljant Amerikaans idee, en een operatie zonder voorgaande. De biljetten werden in de VS gedrukt en dan in 120.000 kisten naar Duitsland overgevlogen. Vóór de hervorming waren er arme en rijke Duitsers en erna ook, maar op die ene dag was iedereen heel even éven rijk: elke Duitser kreeg precies 40 D-mark in de handen gestopt, als in een spelletje Monopoly. Van de ene dag op de andere puilden de etalages van de voedingswinkels uit. Boeren en handelaars hadden hun waren maandenlang achter de hand gehouden, tot het geschikte moment was aangebroken.
Vanaf dan ging de economische relance snel.
Jähner: Ja, en dat hebben de Duitsers eigenaardig genoeg aan de Koude Oorlog te danken. Omdat zowel de Amerikanen als de Russen Duitse harten wilden winnen, zijn ze erg gul geweest met financiële steun. Toen de Amerikanen met het Marshallplan kwamen, pompten de Russen grote sommen geld in de Oost-Duitse economie. Die scheiding had nooit mogen gebeuren, maar de twee Duitslanden hebben wel geprofiteerd van het opbod tussen Russen en Amerikanen.
U staat in uw boek lang stil bij het verhaal van Volkswagen, volgens u hét symbool voor de economische bloei van uw land.
Jähner: Dat verhaal begint eigenlijk al voor de oorlog. Adolf Hitler was geobsedeerd door Henry Ford – andersom gold trouwens hetzelfde – en hij had het idee opgevat dat elke Duitser zijn eigen betaalbare auto moest kunnen kopen. Een soort Duitse Model-T, maar mooier. Dat is de Kever geworden, een automodel dat hij volgens de legende zelf heeft ontworpen. Historici zijn het er niet over eens. Er is een schets van de hand van Hitler, maar hij is niet gedateerd.
Hitler heeft in elk geval wel veel geïnvesteerd in de fabriek in Wolfsburg. In 1939 konden de eerste Duitsers hun Kever bestellen, maar toen begon de oorlog en moest de fabriek Kübelwagen produceren, Duitse jeeps. De droom was voorbij. Toen de Britten na de oorlog de fabriek bezetten, hebben ze een tijdlang overwogen om de zaak op te blazen, maar ze zagen snel het potentieel van de Kever en hebben de productie weer opgestart. Onder Brits bewind is de fabriek enorm gegroeid. In 1955 rolde de miljoenste Kever van de band.
Ook bijzonder: de grote vakbonden hebben bij Volkswagen nooit voet aan de grond gekregen. Er heerste een soort stilzwijgende wapenstilstand tussen arbeiders en directie. Volkswagen is een raar bedrijf, een onderdeel van de staat bijna. Fabrieksdirecteur Heinrich Nordhoff was ook meer een generaal dan een manager, de arbeiders zagen zichzelf als soldaten. Het is alsof de militaristische passies van de Duitsers in de productie van deze kleine, vreedzame auto zijn geslopen.
Was Volkswagen een manier om latente agressie te sublimeren in iets positiefs?
Jähner: Al snel na de oorlog hebben schrijvers zoals Hannah Arendt inderdaad geschreven dat ze het gevoel hadden dat de Duitsers hun energie en agressie hebben gekanaliseerd in een haast religieuze opvatting van arbeid. ‘Werken tot je erbij neervalt’, dat was het credo.
De laatste hoofdstukken van uw boek wijdt u aan de halsstarrige weigering van Duitsland en de Duitsers om de eigen demonen in de ogen te kijken.
Jähner: De eerste dagen, weken en maanden waren de Duitsers in shock. Ze leefden van dag tot dag, wat al uitputtend genoeg was: ze hadden geen energie om zichzelf vragen te stellen over hun rol in wat er gebeurd was, over verantwoordelijkheid en schuld. Het einde van de maand was de horizon. Sommige Duitsers voelden zich beschaamd, andere waren arrogant, maar allemaal verdrongen ze hun diepste gevoelens.
Mensen voelden zich verraden en ‘verleid door de nazipropaganda’. In die mate dat ze zichzelf op den duur als slachtoffers zagen. Ze hebben zich al snel in die rol genesteld, en intussen sprak niemand over de echte slachtoffers. De Joden en de tien miljoen burgers die in de Sovjet-Unie waren gestorven. Altijd was er zelfbeklag: ‘Wat hebben wij toch afgezien!’
Was de Holocaust onderwerp van het debat?
Jähner: In het begin helemaal niet. Zelfs in de Stuttgarter Schuldbekenntnis, waarin de kerk toegaf dat ze tekort had geschoten onder de nazi’s, wordt niet over de Joden gerept. Onder intellectuelen was wel polemiek ontstaan, maar die ging voorbij aan de gewone Duitser. We hebben heel lang moeten wachten op een verlichting in het denken over de genocide en de Holocaust. Een heel belangrijke stap waren de Auschwitz-processen in 1963, toen kon niemand meer wegkijken. Na mei ’68 kwamen kinderen in opstand tegen hun ouders, ze zwoeren ongehoorzaamheid: ‘Laten wij alsnog doen wat zij verzuimden en de nazipest de stad uitdrijven.’ Pas jaren later, eind jaren zeventig, begin jaren tachtig, werd eindelijk het massale karakter van het regime erkend. De waarheid kwam bloot te liggen: de dictatuur was geen kwestie van een kleine groep die de rest onder de knoet had gehouden. Nee, miljoenen Duitsers hadden de dictatuur gesteund en waren dus mee schuldig. Dat was een erg pijnlijke waarheid, en een moeilijk proces.
In de DDR is het veel sneller gegaan, omdat de communisten een ideologisch frame hadden. Vanuit hun eigen vooronderstellingen konden ze de nazi’s wegzetten als een uitwas van het kapitalisme, waardoor ze ook veel langer konden volhouden dat de arme arbeidersklasse was onderdrukt door een kleine elite. Dat is het voordeel van een dictatuur: de partij kan de onderdanen ontslaan van verantwoordelijkheid en alle debat versmoren met ideologische argumenten.
Harald Jähner
– Geboren op 1 januari 1967
– Studie: literatuur, geschiedenis en kunstgeschiedenis (Freiburg)
– 1994-1997: literair criticus voor de Frankfurter Allgemeine Zeitung
– 2003: wordt hoofdredacteur bijlagen bij de Berliner Zeitung
– 2011: ontvangt eredoctoraat aan de universiteit van Berlijn
– 2019: wint de prijs van de Leipziger Buchmesse met Wolfszeit
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier