Jasmine Malekzadem

‘Een seculiere, democratische rechtsstaat in Iran: is dat zoveel gevraagd?’

Jasmine Malekzadem Advocaat aan de Gentse balie en wetenschappelijk medewerker aan de KU Leuven

‘De beslissingen worden in Iran al 45 jaar genomen door de hoogste geestelijke leiders’, schrijft Jasmine Malekzadem. ‘De verkiezingen die nu in het land gehouden worden, veranderen daar weinig aan.’

Buiten is het 29°C. Fietsend zie ik veel bewegen in de stad. Als het kon dan fotografeerde ik alles om het te tonen. Prachtig is het. Studenten die na het eindexamen opgelucht samen in het gras zitten. Een verliefde koppel op een bankje iets verderop. Om de hoek mensen die na de werkdag aperitieven. Ik gun het ze allemaal. Iedereen netjes gekleed met korte mouwen, shortjes, en daaronder lelijke sandalen. De zomer is eindelijk daar.

Al de kleine dingen die ons dagelijks doen genieten van het leven. Het zijn verworvenheden. Omdat het mag, omdat het kan. Maar niet overal.

Tot op vandaag, is dit alles ondenkbaar voor de Iraanse burgers. Al 45 jaar gaan zij gebukt onder een regime dat hen beperkt in hun grondrechten en vrijheden. Gelijkheid, vrijheid van expressie of vrijheid om zich te verenigen, allemaal zaken die ingeperkt zijn. Hoe komt dat? Een gebrek aan seculiere, democratische rechtsstaat.

Een scheiding tussen religie en staat, zoals wij die hier kennen, is er niet. Sinds de Islamitische revolutie in 1979 is er daar een structurele discriminatie van vrouwen door de Hijab-regels. Artikel 638 van het Iraanse Wetboek van Strafrecht bepaalt dat elke handeling die beledigend is voor de openbare zeden met 74 zweepslagen wordt bestraft.

Eenzelfde straf geldt voor vrouwen die in het openbaar worden gezien zonder sluier. Deze bepaling is aangesterkt door tal van religieus gevoede regels waardoor de ordetroepen bij machte zijn vrouwen willekeurig te arresteren en op te sluiten wegens het tonen van hun haar. Nochtans is Iran lid van diverse Internationale Verdragen die de bescherming van de mensenrechten beogen. In 1975, vóór de Islamitische revolutie in 1979, heeft Iran het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten geratificeerd (BUPO). Gelijkheid voor vrouwen is in het BUPO ingeschreven. In het verleden is ontelbare keren gebleken dat de Islamitische Republiek een loopje neemt met deze verplichtingen. Dit werd opnieuw zichtbaar met de harde aanpak sinds de protesten na de dood van Mahsa Amini in 2022. Volgens mensenrechtenorganisaties zouden 500 demonstranten gedood zijn en naar schatting 20.000 mensen gearresteerd waarvan enkelen geëxecuteerd.

Ook heerst er geen scheiding der machten, zoals die hier geldt sinds de invoering van de Belgische Grondwet in 1830. In een rechtsstaat zijn de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke functie toebedeeld aan afzonderlijke staatsmachten. De regering wordt door het parlement gecontroleerd. Eénieder, ook het parlement, dient de Grondwet te respecteren. De onafhankelijkheid van de rechters voorkomt machtsmisbruik en garandeert de eerbiediging van fundamentele rechten.

Daar gaat het er anders aan toe, zoals ook Nobelprijswinnares Narges Mohammadi eind 2023 schreef, vanuit de gevangenis: “Wat betreft justitie moet expliciet worden gesteld dat de rechterlijke macht van de Islamitische Republiek een manifestatie is van onrechtvaardigheid en tirannie, een schender van de mensenrechten. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht is onmogelijk wanneer het hoofd van deze macht rechtstreeks door de opperste geestelijke leider wordt benoemd en de revolutionaire rechtbanken onder controle staan van de veiligheidsinstanties en ordetroepen. Wat niet haalbaar is in dit rechtssysteem, is gerechtigheid”.

Op 28 juni 2024 waren er vervroegde verkiezingen in Iran om een opvolger aan te duiden voor de president die bij een helikopterongeval is omgekomen. Er hadden zich in de preselectie blijkbaar 80 kandidaten aangeboden. Slechts 6 van hen werden door de religieuze leiders van het land, verenigd in een Raad van Hoeders, geselecteerd om effectief kandidaat te zijn. Wie de kandidaten zijn en wat hun achtergrond is, wordt in de pers omschreven.

Wat telt, was aanvankelijk de opkomst van de kiezers. Er zijn namelijk 61,5 miljoen Iraanse burgers die gerechtigd zijn om te stemmen. Slechts zo’n 24,5 miljoen burgers zijn naar de stembus gegaan. Dit is een behoorlijk lage opkomst. Bovendien slaagde geen enkele kandidaat erin om een absolute meerderheid van de stemmen te halen. Daarom is er vandaag (5 juli 2024) een tweede verkiezingsronde waarbij de burgers hun stem kunnen uitbrengen tegenover de twee resterende kandidaten.

Op wie zij gestemd hebben, doet er weinig toe. De uiteindelijke beslissingen worden steeds genomen door de opperste geestelijke leider. Dat is al 45 jaar zo. Waarom? Een gebrek aan seculiere, democratische rechtsstaat.

Jasmine Malekzadem is advocaat aan de Gentse Balie, wetenschappelijk medewerker KU Leuven en docent aan de Karel de Grote Hogeschool.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content