Een nieuwe blik op de farao’s: ‘Je moet niet met ogen van nu naar duizenden jaren geleden kijken’
Rare jongens, die farao’s. Trouwen als broer en zus of als vader en dochter, zichzelf tot god uitroepen, tienduizenden mensen als slaven aan een larger than live-piramide laten bouwen zodat ze ook na hun dood luxe hebben… Gek? ‘Nee,’ zegt Marleen Reynders, egyptologe. ‘Ze deden wat van hen verwacht werd om hun rijk te laten bloeien.’
Is het grootheidswaanzin als je je eigen godsdienst uitvindt en probeert op te leggen aan een heel rijk? Anno 2018 lijkt dat een ernstige pathologie, in het Egyptische rijk was dat een heel andere kwestie. Marleen Reynders: “Achnaton (ca. 1351-1334 v.C.) staat bekend als de farao die ‘de zonnegod’ aanbidt en die die nieuwe god als enige god in heel zijn rijk wil opleggen. Maar het verhaal is veel complexer dan dat. De periode van Achnatons geboorte is er een van grote welvaart, maar ook van ideologische controverse: zijn vader Amenhotep III is erin geslaagd om zichzelf en zijn echtgenote tijdens hun leven te laten vergoddelijken. In dat speciale milieu wordt Achnaton geboren als Amenhotep IV. Hij zal zijn vaders ideeën kneden en verder radicaliseren. Zijn nieuwe religieuze opvattingen komen dus niet uit het niets, zijn geen verzinsel van zijn ‘zieke’ brein. Achnaton begint in zijn derde regeringsjaar zijn ideeën vorm te geven, met als doel de absolute macht van de koning te versterken.”
Marleen Reynders is egyptoloog en verbonden aan de KU Leuven. Ze schreef Onder het oog van de zonnegod. 3000 jaar Oud-Egyptische beschaving, verschenen bij Davidsfonds Uitgeverij in 2012. Ook Kunstschatten uit Egypte en De Nijl stroomopwaarts / Het Egypte van de farao’s zijn van haar hand.
“Zijn nieuwe opvattingen hebben dus in eerste instantie een politieke ondertoon, maar zijn verpakt als een theologische vernieuwing. Achnaton legt daarbij de focus op één facet van de zonnegod: de zonneschijf, de Aton. Hij stelt zichzelf in een unieke relatie tot hem: Aton is de enige god en Achnaton zelf is de enige die met Aton kan spreken. De koning is in feite ‘Aton op aarde’. Achnatons hele godsdienstvernieuwing is dus een pragmatische manier om de macht van de koning te vergroten. Dat botst natuurlijk op grote weerstand van de invloedrijke priesters van de Amon-tempels. Die hebben een grote economische macht, want met de tempelgebieden hebben ze een groot percentage van het Egyptische landbouwareaal in hun bezit. En als je veel economische macht hebt, kan je ook politiek zwaar doorwegen.”
“Uit dat keurslijf wil Achnaton losbreken door de focus radicaal te verleggen naar die ene god, de Aton. Is dat godsdienstwaan? Of grootheidswaan, om zulke revolutionaire ideeën te introduceren in Thebe, het toenmalige centrum van de Amoncultus? Maar Achnaton trekt weg uit Thebe en bouwt een nieuwe hoofdstad ergens in Midden-Egypte, in the middle of nowhere, op maagdelijk terrein waar hij helemaal opnieuw kan beginnen. Dat is zeker geen dwaze gril, maar eerder een struggle for life. Zo’n nieuwe hoofdstad uit de grond stampen om zijn ideeën vorm te geven en op te leggen, dat kon alleen vanuit een zone die hij zelf volledig controleerde. Het is een beetje zoals Lodewijk XIV die in Versailles zijn eigen eilandje creëert, omringd met zijn belangrijkste edellieden. Dat is precies wat Achnaton doet. Op een goed jaar tijd staat zijn nieuwe stad Achet-Aton er, bewoond door de koninklijke familie en haar ‘gezuiverde’ hofhouding. Het is onduidelijk of het gewone volk gedwongen wordt om te verhuizen of meekomt uit overtuiging of winstbejag, maar het is zeker een stad waar toch 30.000 à 50.000 mensen wonen.”
Vanaf nul
“Achnaton bouwt alles van nul op in een koortsachtig tempo. Het doet in vergelijking met de hedendaagse tijd Chinees-communistisch aan. Die nieuwe stad is dus niet historisch gegroeid, maar aangelegd vanuit één visie, één totaalbeeld dat de belichaming is van de zonnegod Aton die vanuit het gebergte opkomt en aan de hemel schijnt. De ruggengraat van de stad wordt gevormd door de koningsweg, één lange centrale hoofdstraat, waarlangs alle paleizen en officiële gebouwen liggen, maar ook de grote Atontempel. In het gezelschap van zijn vrouw Nefertiti en hun dochters rijdt Achnaton over die grote antieke hoofdweg in hun renwagens. Iedereen ziet hen, ze voeren bijna het parcours van de zonneloop op aarde uit. Achnatons visie is extreem uitgewerkt en de koning legt die ook op een zeer brutale manier op aan de bevolking.”
“Mensen leven al generaties lang met een bepaalde traditie en godsdienst, een bepaald wereldbeeld, een bepaalde kalender… En opeens wordt dat allemaal afgeschaft. Manu militari. In het begin worden de traditionele goden nog enigszins gedoogd, maar Achnaton krijgt zoveel weerwerk dat hij in het tiende jaar van zijn regering met een heuse terreurcampagne zijn religie oplegt. Namen en voorstellingen van Amon, een belangrijke god uit de oudheid, worden systematisch uitgehakt. Het is een rituele moord op de god. Ook private objecten worden door de beeldenstormers niet gespaard. Dat fanatisme is zijn ondergang geweest: het is één van de belangrijkste redenen waarom Achnatons ideeën nooit helemaal ingang hebben gevonden.”
Regelrechte incest
Niet alleen op religieus vlak, maar ook binnen families lijken bepaalde grenzen te worden overschreden. Huwelijken tussen broer en zus en zelfs tussen vader en dochter: schering en inslag bij die gekke farao’s? “Wij, met onze kennis van genetica, beschouwen een huwelijk binnen de dichte familie nu als incest. Waarom vinden die ‘gekke farao’s’ dat niet? Enige nuancering is hier nodig: in de traditionele Egyptische geschiedenis komt dat niet vaak voor, het is eerder uitzonderlijk. In de liefdespoëzie van het Nieuwe Rijk worden voor minnaars wel de woorden ‘sen’ en ‘senet’ gebruikt, die ‘broer’ en ‘zus’ betekenen. Dat werkt natuurlijk verwarrend, alsof incest de norm is, maar het zijn gewoon troetelnaampjes, zoals ‘zoetje’ of ‘schatje’.”
“Incest is dus uitzonderlijk, maar in de Amarna-periode is het bijna common practice in de koninklijke familie. En die inteelt bleef niet zonder gevolgen. Achnaton zelf heeft bijvoorbeeld een erg zwakke gezondheid. Hij had een broze constitutie, heeft onderzoek van zijn mummie en zijn DNA uitgewezen. Hij is de zoon van Amenhotep III en van Teje, een burgervrouw. Achnatons vrouw Nefertiti komt wellicht eveneens uit de verre familie. Met haar heeft hij zes dochters, met een andere vrouw een zoon, Toetanchamon. Men heeft geopperd dat een zekere Kiya, een bijvrouw van Achnaton, de moeder van Toetanchamon zou kunnen zijn, maar nieuw DNA-onderzoek toont aan dat dat niet zo is. Haar naam kennen we niet, maar de moeder van Toetanchamon is een volle zus van Achnaton. Zelf is Toetanchamon getrouwd met een van zijn halfzussen. Maar het gaat niet alleen om broer- en zushuwelijken. Ook halfbroers en halfzussen of vaders en dochters trouwden in die tijd met elkaar. Achnaton was zo niet enkel getrouwd met Nefertiti, maar ook met Meritaton, een van zijn dochters. Zij kreeg de titel ‘koninklijke gemalin’. Idem voor Ramses II en zijn dochter Bintatat.”
“De vraag is: wat moet je in dat geval verstaan onder een ‘huwelijk’? Waarschijnlijk is er geen sprake van consummatie, maar komen die vader-dochterhuwelijken er om politieke redenen. Als de dochter die titel van ‘koninklijke gemalin’ krijgt, is dat vooral om ceremoniële redenen. Dan neemt ze de rol van de moeder over bij rituele plechtigheden. Incest is ook in de Ptolemaïsche periode – de periode na Alexander de Grote – schering en inslag bij de koningen om twee redenen. Eerst en vooral zijn er de dynastieke belangen, om de macht en de erfopvolging in de close familie te houden. Daarnaast wil de koninklijke familie met die huwelijken de mythologische godenwereld imiteren. Het pantheon van de scheppingsgoden bestaat namelijk uit één grote familie. De koningen beschouwden zichzelf als de nakomelingen van die goden en moesten ‘de bloedlijn puur houden’. Zo werden die interne huwelijken ook gelegitimeerd.”
Extreem sadisme
Waren de farao’s wreed, waren het sadisten? Als je tienduizenden mensen in extreme omstandigheden laat werken aan een imposant grafmonument ter meerder eer en glorie van jezelf, zelfs tot ze er dood bij neervallen, dan lijkt dat wel zo. “Er wordt vaak van uitgegaan dat het hier om pure willekeur en slavernij gaat. Dat is niet zo: daarvoor moet je begrijpen welke positie de farao heeft in de Egyptische cultuur. Huidige vorsten zouden zulke grootse persoonlijke bouwprojecten niet meer voor elkaar krijgen: ze krijgen het geld niet uit de schatkist, vinden de arbeiders er niet voor, krijgen de publieke opinie tegen zich…”
“Koning Cheops (ca. 2604-2581 v.C.), bijvoorbeeld, kan dat wel. Die farao uit het Oude Rijk wordt beschouwd als de manifestatie van de goden op aarde. De hele Egyptische samenleving draait op de goddelijkheid die hij uitstraalt. De koning/god is verantwoordelijk om alles in stand te houden. Door de cultus zorgt hij voor de zonsopgang en -ondergang, het stromen van de Nijl en voor vruchtbare grond door de overstroming van de rivier. Zeker in het Oude Rijk hebben ze daar een duidelijk beeld van: het hiernamaals voor die goddelijke koning moet in orde zijn. Daarvoor worden kosten noch moeite gespaard. In die periode leeft de opvatting dat het afterlife van de koning zich afspeelt te midden van de sterren, in een kosmisch hiernamaals. De piramide is niet zozeer het graf van de koning, want hij blijft niet op aarde, maar is een poort naar het hemelrijk. De teksten in de piramides zijn daarbij een soort reisgids. Via de noordelijke uitgang zal de koning langs de opgaande helling zijn piramide verlaten, om te midden van de sterren een Ach, een lichtende geest, te worden.”
Herendienst of slavenarbeid?
“Die piramide is een enorm statussymbool dat blijvend moet herinneren aan de farao, maar het is vooral zijn sterrenpoort. Dat kunnen we nu nog maar moeilijk begrijpen, maar in de Egyptische cultuur is het vanzelfsprekend dat niet alleen de schatkist, maar ook het hele menselijke kapitaal daarvoor wordt ingezet. Het welzijn van iedereen hangt er namelijk vanaf. Een staf van 25.000 arbeiders in ploegen is verantwoordelijk voor de bouw van de piramiden, blijkt uit de bewaard gebleven graffiti. Ook het logistieke centrum achter de bouw van die piramides is teruggevonden, met kampementen, broodovens, de visverwerkende bedrijven, de kantines… Maar zelfs zo’n enorme taskforce was niet voldoende.”
“Daarom voert de farao het systeem van herendiensten in, waarbij mensen op tijdelijke basis opgeroepen worden om klusjes te doen voor de koning. In Egypte zorgt de Nijloverstroming er immers voor dat het land voor een half jaar onder water staat. Aangezien de Egyptische agrarische bevolking voor 95% uit boeren bestaat, is een groot deel daarvan op dat moment technisch werkloos. In het Oude Rijk worden daarom tienduizenden mensen opgeroepen voor het werk aan de koninklijke piramides tijdens de overstromingsmaanden. Dat systeem is heel lang in zwang gebleven. Je kan daarbij niet spreken van slavernij, want na de klus gingen de Egyptenaren terug naar hun normale job. Wij bestempelen het nu als slavenarbeid, omdat bouwen aan zo’n piramide hard werken en niet zonder risico is – heel wat arbeiders, zowel mannen als vrouwen, liepen meerdere breuken op, of er gebeurden dodelijke ongelukken. Maar als wij denken aan slaven, denken we aan mensen beschouwen als bezit, ze niet betalen, ze wreed behandelen. Daarvan was dus geen sprake. Vergelijk het met legerdienst: opgeroepen worden in dienst van je land om het een tijdlang te dienen.”
Bovendien werd het werk aan de tempels ook vergoed. “De arbeiders die werkten aan de Nieuwe Rijksgraven in de Vallei der Koningen, woonden in een arbeidersdorp en kregen kost en inwoon van de koning. De voorraden die ze nodig hadden, kwamen uit de tempelvoorraden. Ze kregen een vast loon in natura uitbetaald, zoals blijkt uit de opschriften op duizenden teruggevonden ostraca ( beschreven potscherven uit de oudheid, nvdr). Op een zeker moment werd dat loon niet meer op regelmatige basis uitbetaald, waardoor de werkmannen aan het staken gingen. Dat is de eerste gedocumenteerde staking uit de geschiedenis: de arbeiders gingen in zitstaking en hun klachten zijn opgesomd in de zogenaamde stakingspapyrus. Dat gegeven stelt dat slavenbeeld ook behoorlijk bij.”
Vertekend beeld
“Het werk aan de piramiden gaat dus niet om slavernij pur sang, maar om een indrukwekkend tewerkstellingsproject gekaderd als herendiensten. Die dienstverlening vormt trouwens het speerpunt van het economische systeem van het Oude Egypte. De boeren zijn evenmin slaven, maar een soort van horigen. Eigenlijk is de koning de enige grondbezitter in Egypte. Hij geeft zijn land in pacht, want dat wordt geëxploiteerd door managers. Er wonen boerenfamilies die tegen kost en inwoon het land bewerken. De koning kan het land ook schenken aan tempels. Bij een wissel van ‘eigenaar’ gaat de hele infrastructuur mee, inclusief de bewoners. Voor hen maakt het geen verschil uit, zij horen bij het land. Natuurlijk is dat niet democratisch, maar je kan de farao’s niet beschuldigen van de wreedheid van slavernij.”
“Waarom is het Oud-Egyptische model zo succesvol? Het heeft 3000 jaar kunnen blijven bestaan en de Egyptische maatschappij is groots geweest op vele vlakken. Dat is zo net omwille van de unieke positie van de koning. Hij is het verbindende element, het ankerpunt waaraan alles werd opgehangen. Je vindt dat in meerdere culturen terug. In China kreeg de keizer bijvoorbeeld zijn ‘hemels mandaat’. Het is een stramien dat in verschillende culturen is uitgerold. Tot de dood van Cleopatra, als Egypte ingelijfd wordt bij het Romeinse Rijk, is Egypte een bloeiend, groot en zelfstandig, zelfvoorzienend rijk kunnen blijven. Het was een harde samenleving, maar het beeld van die mentale wreedheid of zelfs uitgesproken sadisme van de farao’s, dat klopt absoluut niet.”
Knack Historia
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier