Een kredietscore voor elke Chinees: ‘We zijn het gewend hoor’
In China voert de Communistische Partij een individuele kredietscore in om van de Chinezen ‘betere burgers’ maken. Sus Van Elzen houdt het idee onder de loep.
Han Jingfang is science fiction schrijfster. Ze kreeg eerder een Hugo (een prijs die sinds 1953 elk jaar uitgereikt wordt voor de beste sciencefiction- of fantasyverhalen van het afgelopen jaar, nvdr.) voor haar verhaal Folding Beijing. Dat ging over technologie, totale controle en het spookbeeld van een totale manipulatie van alle sociale lagen in een verdeelde stad. Een stad met een sociaal kredietsysteem waarin op basis van al dan niet verdiende – of verloren – ‘punten’ de bewoners hun plaats wordt toegewezen, en al hun mogelijkheden bepaald worden. Hun kans op werk, op groen in het landschap en op zuivere lucht.
Een systeem, enfin, zoals er naar verluidt voor Peking ontwikkeld wordt. Want China gaat er prat op dat het de wereld ver vooruit is op vlak van de ontwikkeling van onder meer artificiële intelligentie. Het land werkt aan de massale toepassing van gezichtsherkenning dankzij een netwerk van duizenden camera’s, terug te vinden op straten, pleinen, overal. China wil zijn bevolking met één gigantisch register controleren en disciplineren. Je kredietscore stijgt of daalt door goed dan wel slecht of ‘asociaal’ gedrag. Wie op straat bijvoorbeeld door een rood licht wandelt, kan rekenen op een strafpunt. Verlies je te veel punten, dan kun je bijvoorbeeld geen lening meer afsluiten voor een woning, of geen uitreisvisum meer krijgen.
Han Jingfang weet er wel iets over maar, net als veel Chinezen, niet veel. Ze denkt dat het zo’n vaart niet zal lopen, dat het momenteel vooral in de grote steden opgezet wordt. Maar in de hogesnelheidstrein naar Shanghai hoor ik omroepen, in het Chinees én in het Engels, dat wie zich slecht gedraagt door bijvoorbeeld te roken in de trein of zonder kaartje te reizen, gestraft kan worden ‘op zijn of haar sociaal krediet’, en bijvoorbeeld geen toegang meer zal krijgen tot hogesnelheidstreinen.
En al gelooft Jingfang er niet in, ze is wel aan een toekomstverhaal bezig over een stad waarin de bewoners van kleins af getraind worden om gelukkig te lijken, en alle uitingen van negatieve gevoelens of droefheid te vermijden. Wie dat niet kan, wordt naar een kamp gestuurd om het te leren. Daar produceren ze positieve bakstenen (dit in tegenstelling tot negatieve, zwarte bakstenen). En als ik niet wist dat president Xi Jinping, die ‘de Chinese droom’ in zijn politieke programma heeft ingeschreven, daadwerkelijk zegt ‘het geluk van alle Chinezen’ te willen realiseren, zou ik het verhaal als een fantasietje afschrijven.
‘We zijn het gewend hoor’, zegt Jingfang. ‘In het verleden hebben we dit al meegemaakt, toen ze nog geen camera’s hadden. Het is slecht, maar we kennen het wel.’ De druk om gelukkig te zijn ziet ze vandaag al in de beperkingen die opgelegd worden aan tv-series, films en zelfs boeken: om door de censuur te raken moeten die een tragische afloop vermijden waarbij iedereen dood op de scène ligt. Alleen happy endings mogen nog.
In het verleden hebben we dit al meegemaakt, toen ze nog geen camera’s hadden. Het is slecht, maar we kennen het wel.
In de denktank waar ze werkt wil Jingfang experimenteren met onderwijsprogramma’s. Op school wordt vandaag immers nergens creativiteit ontwikkeld of gestimuleerd. Kinderen krijgen definities, standaardproblemen en mogelijke standaardoplossingen voorgeschoteld. Zelf een probleem oplossen of zelf nadenken is niet nodig.
Jingfang probeert in privéscholen – openbare scholen worden te streng gecontroleerd – leerlingen vragen zonder oplossing voor te leggen. Waarom, bijvoorbeeld, een keizer lang geleden de Chinese hoofdstad van Nanjing naar Peking verhuisde? Wat als hij dat niet had gedaan? De vraag vereist geen correct antwoord want dat is er niet, maar een portie creatief nadenken.
Wel proberen jongeren de controles in hun dagelijkse leven te omzeilen. Aangezien àlles gecontroleerd wordt, wat ze betalen, waar ze gaan en wat ze zeggen, en ze er zeker van mogen zijn dat hun mobieltjes afgeluisterd worden – vrienden bewaren hun smartphone, uitgeschakeld, in de badkamer, om in de living min of meer vrij te kunnen spreken – vervangen ze ‘gevoelige’ woorden (zoals ‘geschiedenis’ of ‘burger’) door andere, nieuw ontwikkelde termen.
‘Je moet ook niet denken dat de regering zo verschrikkelijk intelligent is dat ze al die data écht kunnen gebruiken’, zegt Hao Jingfang. ‘Ze lopen zelf achter op de technologische ontwikkelingen. Neem de artificiële intelligentiecentra waar de overheid over opschept. Daar wordt nauwelijks werkelijk op basis van artificiële intelligentie gewerkt en wordt vooral met Europese of Amerikaanse commerciële software gewerkt. Als wij dus de toegang tot de Verenigde Staten en Europa verliezen door een handelsoorlog, zal het niveau van het werk van die centra snel dalen…’
Vaak is het moeilijk te zien waar Peking in ernst iets probeert, en waar het de kluit belazert. Neem de boekenwinkels. Boeken, en de verkoop van boeken, worden strikt gecontroleerd en gecensureerd. Maar Chinezen zijn grote lezers, en in de stad vallen tal van boekenwinkels, hele grote en hele kleine, allen propvol Chinese boeken, elke bezoeker op.
De voorbije jaren openden diverse mooie boekhandelketens als Page One vestigingen in Peking, waar ook boeken in vreemde talen, vooral het Engels, op de tafels lagen. Maar nu China zich weer meer afsluit van de rest van de wereld, zijn die winkels er nog, maar is hun Engelstalige aanbod verwaarloosbaar geworden.
Anderzijds merk je dit jaar een belangrijke aangroei van mooie boekwinkels die een twaalftal Engelstalige titels hebben staan tegenover duizenden – vaak mooi en zelfs luxueus uitgegeven – Chinese boeken vertaald uit allerlei talen. Gabriel Garcia Marques ligt er naast Antoine de Saint-Exupéry.
In het pseudokrantje China Daily lees ik dan weer iets over een grote inspanning om de mensen meer boeken te doen lezen dankzij boekhandels waar ze ook service kunnen verwachten, lees: koffie kunnen drinken. In de showrooms vol elektrische raceauto’s nemen planken met luxe-uitgaven de plaats in van klassieke pin-ups. Dit soort oneigenlijk gebruik van boeken springt regelmatig in het oog.
Service kreeg ik van een jonge verkoper in zo’n grote boekhandel die me blij de Engelse boeken toonde en me erop wees dat de politieke sectie alleen bevatte wat de regering vond dat Chinezen moesten lezen en niet wat de jongeren willen. Vertrouwelijk vertelde hij me dat iemand hem verteld had over ‘een tweede revolutie in China’, in 1989 bij Tiananmen. Dat was een totale nieuwigheid voor hem.
Enkele weken geleden ervoer mijn vriend – professor in Shanghai – dat zijn account op WeChat (een socialemedia-app van het Chinese bedrijf Tencent, nvdr.) afgesloten was. Uit het krantje Global Times wist ik al dat de regering 10.000 accounts gesloten had. WeChat is het kanaal dat de meeste Chinezen gebruiken voor telefonie en het versturen en ontvangen van tekstboodschappen en veel meer. De professor was zo in een klap 5000 contacten kwijt. ‘Ik voelde me plots heel geïsoleerd en gedeprimeerd.’
Intussen heeft hij al lang een nieuwe account, maar hij moet nu wel één voor één die verloren contacten weer opvissen. Waarom zijn account afgesloten werd? Dat weet hij niet. Misschien stond er in een van zijn boodschappen iets wat de censuurdiensten niet koosjer vonden. ‘Je weet het niet’, zegt hij. ‘Het kan je elk moment overkomen, en je weet niet waarom. Het maakt me niet bang, nee. Niet persoonlijk. Maar wel bezorgd over mijn werk: hoe lang zullen ze dàt nog tolereren.’
Wat Xi Jinping eigenlijk wil met dit alles? ‘Door de band wil de overheid mensen onder controle houden. Ze proberen het land af te sluiten, maar moeten tegelijk de economie in evenwicht houden. Dat gaat zomaar niet. Dus stuikt de beurs in elkaar en verliezen veel mensen veel geld en zijn ze ontevreden. Op korte termijn zal het ze wel lukken. Vroeger hadden wij hier aan de universiteit een kringetje collega’s die onderling praatten. Nu niet meer. We gaan terug naar de tijd toen de enige plek waar je vrij kon praten de keuken was, met de lopende kraan om het afluisteren moeilijker te maken. Een online keuken maken lijkt me dan weer vreselijk moeilijk.’ Hij vernam onlangs dat zijn deel van Shanghai binnenkort kan rekenen op 60.000 camera’s per vierkante kilometer.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier