Israëlische ex-gijzelaar getuigt: ‘Huilen was verboden. Ze wilden dat we gelukkig waren’
Chen Goldstein-Almog verloor haar man en haar oudste dochter tijdens de Hamas-aanval van 7 oktober in hun kibboets Kfar Aza. Daarna werd de Israëlische met haar drie jongste kinderen 51 dagen in verschillende tunnels en flats gevangen gehouden.
U bent al meer dan acht weken vrij – maar zijn uw gedachten nog bij de andere gijzelaars?
Chen Goldstein-Almog: Ja, elke dag. Ze hebben ons gevraagd om voor hen te vechten, naar demonstraties te gaan en hen niet te vergeten. Als je in Gaza bent, weet je niet wat er voor je gedaan wordt.
Doet uw land alles wat het kan?
Goldstein-Almog: Ik had verwacht dat de bevrijding van de gijzelaars de hoogste prioriteit zou hebben en dat de regering zou zeggen: ‘Eerst moeten we ze daar weghalen’. Maar ze zeggen: ‘Eerst moeten we Hamas vernietigen.’ Het was echt heel zwaar.
Na de Hamas-aanval werd u met uw drie kinderen naar Gaza gebracht.
Goldstein-Almog: Het zag er verlaten en verwaarloosd uit. We reden het erf van een privéwoning op. Daar was een tunnel, een zwart gat in de grond. Er was een ladder met een paar sporten. Beneden liepen we ongeveer tien minuten en kwamen we bij een kamer.
We voelden ons veilig, maar het was duidelijk een vals gevoel van veiligheid.
Hoe lang zat u in de tunnel?
Goldstein-Almog: Twee dagen en twee nachten. Ik zei tegen mezelf: Israël zal niet vechten. Ik besefte wel dat onze vrijlating niet snel zou gaan. Als de terroristen meteen alles zouden krijgen wat ze wilden, zouden ze steeds opnieuw mensen ontvoeren. Ik vermoedde dus dat we een bepaalde prijs moesten betalen.
Na de tunnel werd ik met de kinderen naar de flat gebracht waar we vijf weken zouden doorbrengen. We werden bewaakt door zes mannen die elkaar afwisselden. Een van de commandanten wilde me boeien omdat hij niet hield van de manier waarop ik rondliep. Maar ik zei: ‘Ik ben een moeder met kinderen, ik moet voor ze kunnen zorgen.’ Hij heeft me niet vastgebonden.
Hoe communiceerde u met uw bewakers?
Goldstein-Almog: Eentje sprak een beetje Hebreeuws, een andere sprak Engels. Hij vroeg mijn dochter soms om hem Hebreeuws te leren. En een van de mannen schreef 250 woorden op in het Arabisch, die mijn zoon ernaast schreef in het Hebreeuws. We probeerden met hen te praten. Dat waren moeilijke gesprekken. Ze zeiden dat wij in 1948 waren begonnen, dat we hun grootouders hadden vermoord en verdreven. We stopten het gesprek meestal op dat punt omdat we geen ruzie met ze wilden.
Er waren veel gesprekken, maar er was ook veel stilte. Ze zaten ons vaak gewoon aan te staren, wat erg ongemakkelijk was. Er was geen privacy. Huilen was verboden. Ze wilden dat we gelukkig waren. Maar elke dag was er wel een moment dat een van ons huilde.
Een moeder wil haar kinderen tot elke prijs beschermen. Hoe deed u dat?
Goldstein-Almog: We verzonnen spelletjes. De kinderen bouwden een toren van kussens en je moest een kussen verwijderen zonder dat de toren instortte. Er waren ook schriften in de flat, dus ze schreven en tekenden veel. Later mochten ze niet meer in het Hebreeuws schrijven. Eén bewaker dreigde zelfs om hun tekeningen in brand te steken. Toen ze geen papier meer hadden, hielden de kinderen zichzelf grotendeels bezig, op een verbazingwekkende manier. Ze moesten vaak stil zijn.
Onze bewakers zeiden: deze keer waren we met 3000 man, de volgende keer zijn we met 20.000.
En tegelijkertijd woedde de oorlog. Was u bang dat er een bom op het huis zou vallen?
Goldstein-Almog: Ja, overdag was het relatief rustig, maar ’s nachts waren er veel beschietingen van straaljagers en artillerie. We hoorden dat flats om ons heen werden geraakt. En we waren ook de hele tijd bang dat onze bewakers zich tegen ons zouden keren. Maar ze zeiden: ‘Nee, we zullen voor jullie zorgen. Wij zullen sterven, jullie niet.’ Tot ze plots ze zeiden: ‘We gaan samen dood.’
U ontmoette verschillende jonge vrouwen tijdens uw gevangenschap. Hebben ze u verteld over seksueel misbruik?
Goldstein-Almog: Er is zeer ernstig seksueel misbruik geweest. Maar ik kan daar niet over vertellen omdat de vrouwen het eerst aan hun familie willen vertellen.
Bent u nog naar uw kibboets geweest sinds uw vrijlating?
Goldstein-Almog: Twee keer. Ik weet niet of ik daar weer kan wonen. We voelden ons er veilig, maar het was duidelijk een vals gevoel van veiligheid. Onze bewakers waarschuwden ons om niet terug te gaan. Ze zeiden: ‘Deze keer waren we met 3000 man, de volgende keer zijn we met 20.000.’
En was was uw antwoord?
Goldstein-Almog: Klop de volgende keer op de deur, gooi geen granaat.