De klimaatcrisis willen oplossen door de materialencrisis evenredig te vergroten kan geen duurzaam of rechtvaardig perspectief zijn, schrijft Jan Mertens. ‘We hebben er alle belang bij om nu volop in te zetten op een circulaire economie, maar we moeten die wel denken binnen planetaire grenzen.’
Er was de voorbije weken veel aandacht voor een mogelijke schaduwkant van de duurzame energietransitie. Voor onder meer onze elektrische auto’s, zonnepanelen en windmolens en ook voor een versnelde energetische renovatie van ons woningbestand hebben we heel wat grondstoffen nodig.
Een aantal daarvan is kritiek. Sommige kostbare grondstoffen worden in slechte milieu- en mensenrechtenomstandigheden gewonnen. En een groot deel van de keten wordt gecontroleerd door één land, China. Velen gaan ervan uit dat het de volgende jaren mogelijk wordt om broeikasgasemissies (alleszins binnen Europa) naar beneden te krijgen, maar dat zal dan leiden tot een stijgende materiaalvoetafdruk. De meest vervuilende of mensonterende elementen van die ketens doen zich voor aan de andere kant van de wereld.
De klimaatverandering zelf vergroot al de tegenstelling tussen rijk en arm. Onze antwoorden daarop – wanneer ze niet goed zijn ontworpen – zullen dat mogelijk ook nog eens doen. In Congo gaan kinderen in vreselijke omstandigheden diep onder de grond om de grondstoffen te zoeken die we nodig hebben voor onze smartphones. In ons land zal het mogelijk nog duurder worden om sociale woningen te bouwen door stijgende grondstoffenkosten en zal zonder aangepast beleid een energiezuinige woning onbereikbaar blijven voor wie een klein inkomen heeft.
Deze hele kwestie wordt voorgesteld als een dilemma voor de groene beweging. Cynische politici, die toevallig ook burgemeester van Antwerpen zijn, verwijten hun tegenstanders dat ze hypocriet zijn omdat de bevolking in Groenland niet zomaar staat te springen om onvoorwaardelijk nieuwe mijnen te openen voor de grondstoffen voor de energietransitie. Moeten we in een soort kritiekloze tunnelvisie vooruithollen en eenzijdig de klimaatcrisis willen oplossen met alle middelen?
Vanuit een visie van ecologische rechtvaardigheid is er in wezen geen dilemma. Het onderliggend model van een economie die streeft naar een eindeloos groeiende consumptie, is verantwoordelijk voor de zeer acute klimaaturgentie. Denken dat je dat model niet in vraag moet stellen en dat je gewoon via een andere weg verder door kunt hollen, dat is de ultieme road to nowhere. Het is ook een zoveelste variant van ‘climate delay‘, het voor je uitschuiven van de fundamentele vragen die de klimaatcrisis ons stelt over het welvaartsmodel dat we als norm beschouwen voor de middenklasse.
En fundamentele vragen stellen is wel aangewezen. Het moderne vooruitgangsideaal, verengd tot een verspillend groeimodel dat oneindige onverzadigbare materiële behoeften wil aanzwengelen, kon er alleen komen door het massaal exploiteren van allerlei ‘hulpbronnen’. Gaan we dat koloniale ‘extractivisme’ nu gewoon vervangen door een zogenaamd groen extractivisme?
De vanzelfsprekendheid waarmee mensen vinden dat ‘de continue aanvoer van grondstoffen altijd moet gegarandeerd zijn’ is schokkend. Het is alsof die grondstoffen uit het niets ontstaan, zonder enige impact naar hier kunnen stromen, en zonder dat concrete mensen die op concrete plekken wonen daar enige hinder van zullen ondervinden.
Stel je even – bij wijze van oefening – het volgende voor. Zuid-Afrika vindt dat het voor zijn eigen ontwikkeling zonder meer recht heeft op een ononderbroken stroom aan goedkope klei. Het sluit daartoe een contract met een Chinees bedrijf dat het eigendomsrecht heeft op grote stukken grond in Vlaanderen en dat via een gunstig fiscaal regime op die grond de klei wil ontginnen voor de export. Het betaalt de mensen die daar werken nauwelijks en vervuilt ook nog eens het grondwater. Laten we ervan uitgaan dat onze beleidsmakers een dergelijke vorm van gedrag onaanvaardbaar zouden vinden. Ook al zouden we onze klei willen verkopen, we zouden minstens vinden dat we daarvoor correcte commerciële, milieu- en sociale afspraken zouden moeten eisen. Vanzelfsprekend. Nochtans vinden dat we dat om een of andere reden niet vanzelfsprekend als het over anderen gaat, ergens in Afrika of in Groenland. Wie is er hier eigenlijk hypocriet?
De enige duurzame en rechtvaardige weg bestaat erin de klimaat- en grondstoffencrisis als twee symptomen van hetzelfde onderliggende model samen aan te pakken. Het zou dus normaal moeten zijn dat lokale gemeenschappen, waar ook ter wereld, het recht hebben om op een correcte manier hun natuur en hun toekomstkansen te beschermen. Het zou ten tweede normaal moeten zijn dat er scherpe en bindende regels komen die voor de hele aanvoerketen gelden en die overal garanderen dat er een volledig respect is voor mensenrechten en geldende of nog uit te werken milieu- en sociale regels.
Draai de logica om: naar een rechtvaardige welvaart binnen planetaire grenzen.
Maar dat volstaat op zich niet. We moeten niet alleen naar het aanbod kijken en doen alsof zich dat voordoet in een abstracte onbegrensde planeet. We moeten ook naar de vraagzijde kijken en ons welvaartsmodel aanpassen. Het is bij wijze van spreken mogelijk om voor de hele wereld een duurzaam en rechtvaardig mobiliteitssystem te ontwerpen. Het is niet mogelijk om binnen de planetaire grenzen ernaar te streven dat elk gezin ter wereld een SUV heeft. Een diesel-SUV vervangen door een elektrische SUV verschuift het probleem gewoon.
In plaats van ernaar te streven de planeet aan te passen aan ons ecologisch gulzig en tegelijk onrechtvaardig businessmodel, moeten we net het omgekeerde doen. We moeten de logica omdraaien. Het doel moet niet zijn ten koste van alles groei na te streven, maar wel vanuit die nieuwe logica een welvaart te ontwerpen die volledig past binnen de planetaire grenzen. En dat is perfect mogelijk.
In zo’n strategie is er een cruciale rol weggelegd voor de circulaire economie. Maar ook hier moeten we enkele vragen stellen. Want de ene circulaire economie is de andere niet. Is wat we circulaire economie noemen een zoveelste vluchtweg om enkel de competitiviteit van de bedrijven te versterken en het groeimechanisme aan de gang te houden? Of kiezen we integendeel voor een pad dat ervoor zorgt dat onze reële ecologische voetafdruk in absolute cijfers snel en drastisch naar beneden gaat? Een pad dat er ook voor zorgt dat de verantwoordelijkheid (en dus de grootste inspanning) ligt bij de rijkste landen?
Voor dat pad zal technologie alleen niet volstaan, we moeten ook vragen stellen bij het model van wat we vandaag welvaart noemen, bij het groeidenken dus. Hoe vaak de techno-optimisten het immers ook blijven herhalen, er is gewoon geen bewijs dat het mogelijk is om op een voldoende grote schaal, over de hele wereld en voor een voldoende lange termijn de impact op de planeet in absolute termen te ontkoppelen als je tegelijk wilt blijven groeien.
De logica omdraaien wil zeggen dat we naar een veel ambitieuzere vorm van circulair denken moeten gaan dan waar sommigen op rekenen. We zullen dus bv. nood hebben aan absolute grondstoffennormen (je moet het doen met zoveel metaal dit jaar, en ga daarmee maar creatief aan de slag). De manier waarop we onze gebouwen of apparaten ontwerpen zal zo moeten zijn dat we elk onderdeel ervan opnieuw kunnen gebruiken. Tegelijk moet het zo zijn dat een gebouw gemakkelijk aanpasbaar wordt aan nieuwe functies of invullingen en dat alle apparaten volledig herstelbaar zijn. Het businessmodel waarbij je producten koopt en bezit (met als gevolg dat er vaak verschillende oude telefoons in je schuif liggen) moeten we vervangen door een model waarbij je betaalt voor een dienst of waarbij je spullen deelt. Onze regelgeving en ons fiscaal systeem zouden zo moeten ontworpen zijn dat alles wat vervuilend en verspillend is, gewoon niet meer op de markt komt. Het bedenken van onder meer gebouwen zou niet alleen naar efficiëntie moeten streven maar ook naar ‘sufficiëntie’, naar een ‘genoeg’. Het waardesysteem dat de basis vormt voor dit alles – een welzijnseconomie – is dat we aan iedereen een waardig leven willen garanderen en dat we niet langer de luxe van sommigen (die er alleen maar kan bestaan door de armoede en uitzichtloosheid van anderen) willen ondersteunen.
Wereldwijd is onze economie nu nog maar voor 8,6% circulair. In Europa wordt zo’n 12% van de grondstoffen gerecycleerd. Je kunt niet zomaar naar 100% gaan, dat weet iedereen. Voor de energietransitie hebben we stoffen nodig die nu nog niet in ‘oude’ spullen zitten. Materialen in huizen zitten ook voor lange tijd vast. Maar net dat is een reden om de groeilogica om te draaien. Op Europees, federaal en Vlaams niveau zullen we de volgende jaren beslissen welke regels en instrumenten we instellen. Als je een lijstje ziet van dingen die we kunnen doen als antwoord op de grondstoffenuitdaging van de energietransitie staat een meer fundamentele wijziging van onze patronen van consumptie en productie steeds als tiende in de lijst. Het wordt tijd dat we die volgorde omdraaien. Zo kunnen we terug iets meer perspectief geven aan het jongetje dat in Congo onder de grond kruipt en het gezin dat hier op de wachtlijst voor een sociale woning staat of dat in zijn slecht onderhouden woning kreunt onder te veel hitte of verkleumt van de koude.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier