Dierbaar Europa: auteur Stefan Hertmans schrijft een brief aan de prinses uit het Oosten

Europa en Zeus in de gedaante van een stier, volgens de Colombiaanse kunstenaar Fernando Botero. © .

‘Misschien is dit de ware waterscheiding,’ schrijft auteur Stefan Hertmans. ‘Er zijn mensen die zich willen openen en er zijn mensen die hun hart willen sluiten.’

Dierbaar Europa,

Laatst kwam ik je weer een keer tegen.

Dit keer was het in Medellín, een bruisende, subtropische, door modern verkeer vervuilde stad in het Zuid-Amerikaanse Colombia. Je zat pontificaal op je stier, een beetje koket zelfs, met je rechterhand achter je hoofd, alsof je voor een kaptafel zat en jezelf in een voor ons onzichtbare spiegel bewonderde. Je linkerhand rustte op de ronde kont van het beest, alsof je een onderdanig huisdier streelde. Daar gezeten in brons, net voor het museum, tussen de luidruchtige straatventers en de spelende kinderen, maakte je ronduit de indruk van een dominante matrone.

Dat kwam natuurlijk in de eerste plaats doordat het om een beeld van Medellíns beroemdste kunstenaar ging, Fernando Botero. Botero staat erom bekend dat zijn beelden er, wel ja, nogal welgedaan en goed doorvoed uitzien. Zelfs een huismus krijgt bij hem de proporties van een olifant.

Maar zo machtig en pompeus kende ik je niet uit de Griekse mythologie, waar je verhaal is ontstaan. Daar was je een mooi jong meisje, dat door de Griekse oppergod Zeus in de gedaante van een stier werd ontvoerd. Elke Europese scholier kreeg deze verhalen vroeger aangeleerd. Tegenwoordig schijnt het iets minder goed gesteld te zijn met dit soort informatie in het onderwijs. Erg jammer: je kunt veel leren uit de oerverhalen van je eigen cultuur.

Er zijn heel wat burgers die jou, wanneer je rillend uit de zee opduikt, het liefst weer kopje-onder zouden duwen of in het rubberen bootje terug meppen

Zo blijk je eigenlijk een Fenicische prinses te zijn geweest, en Phoenicië, dat lag waar tegenwoordig het Midden-Oosten begint. Dat betekent dat je eigenlijk uit Libanon afkomstig bent. Een stier uit Griekenland heeft dus een oosterse prinses met de naam Europa naar het westelijk gelegen Kreta ontvoerd en haar daar verkracht – waarna de Minoïsche beschaving uit jouw schoot schijnt te zijn ontstaan. Vervolgens raakte jouw naam via het noorden van Griekenland verspreid over het hele continent; als oosterse prinses gaf jij dus je naam aan het continent dat zichzelf kent als het Westen.

Dit verhaal geeft te denken, lieve Europa, nu zo veel mensen uit het oosten en het zuiden aan onze grenzen smeken om onderdak, om hulp, om een toevlucht, en enkele Europese landen hen zelfs botweg weigeren op te vangen, achter prikkeldraad stoppen, of laten verdrinken in de golven van de zee die ons verbond. Jouw veelgeplaagde, verscheurde land van herkomst, Libanon, biedt op het ogenblik meer vluchtelingen onderdak dan welk land ook in Europa.

Tegenwoordig worden de exotische meisjes ook niet meer door een witte stier naar het Westen gebracht; wel met gammele sloepen en lekke, overvolle bootjes, niet ten prooi aan een Griekse malafide god, maar aan kwaadwillende mensensmokkelaars die zich god wanen.

Het verhaal van vreemdelingen die aankloppen om onderdak te krijgen is nochtans al even oud als jouw eigen tragische verhaal. In onze traditionele volksverhalen is de vreemdeling vaak een figuur die zich onvoorzien aandiende. Hij of zij stond tegen de avond plots onder de twee linden bij een kleine afgelegen woning en vroeg, zichtbaar vermoeid, om logies in de schuur, een stuk brood, een slok water. Juist dat onvoorziene zorgde voor de verrassing; de boerenknechten op het erf, de pachters in het huis troepten samen rond de vreemde snuiter, eerst even argwanend, daarna, wanneer de vreemdeling ongevaarlijk bleek, werden brood, water en onderdak hem steevast aangeboden, want gastvrijheid was een oeroude plicht. De verhalen die bij een glas wijn naar boven kwamen, toonden vaak aan dat de vreemdeling een bijzonder leven had gehad, een tragisch voorval had overleefd, kortom: hij bracht een verhaal mee dat de bewoners aan het denken zette.

Maar wanneer we ons voorstellen dat er niet één welwillende vreemdeling, maar plots een hele horde onder de twee lindebomen staat – lindebomen zijn nota bene sinds de Germaanse tijd reeds een symbool voor gastvrijheid – dan verandert de situatie drastisch. De bewoners vrezen dat de groep vreemdelingen de boel zal overnemen, er komt een woordenwisseling, de vreemdelingen gaan dan maar in de schuur en in het veld liggen slapen, ook al regent het pijpenstelen, en de volgende dag vreest de boer dat ze hem naar het leven staan. Nu ontstaat er een geheel andere situatie, ook al bekend uit de Griekse mythen: die van de indringers in het paleis van Odysseus, die in zijn afwezigheid zijn gastvrijheid misbruiken en zijn echtgenote Penelope belagen. Hij maakt ze bij thuiskomst dan ook één voor één een kopje kleiner alvorens zijn vrouw liefdevol te omhelzen. De grenzen van gastvrijheid hebben blijkbaar altijd al ter discussie gestaan.

We kunnen niet anders, oosterse prinses op het Colombiaanse paard, dan onze eigen hoop vestigen op het wederopleven van het zelfrespect van het continent dat jouw naam draagt.
We kunnen niet anders, oosterse prinses op het Colombiaanse paard, dan onze eigen hoop vestigen op het wederopleven van het zelfrespect van het continent dat jouw naam draagt.

Dit voorbeeld toont ons het archetypische verschil tussen twee situaties: enerzijds de enkeling aan wie gastvrijheid wordt geboden, anderzijds de horde, de groep die als bedreiging wordt ervaren. Hun gezang en lawaai dat ’s nachts de bewoners wakker houdt, vormt een reden om hun de dag erop te smeken om zo snel mogelijk het erf of pand weer te verlaten. Voor je het weet ontstaat er geweld. Eén vreemdeling heeft de waardigheid van een leeuw, een hele horde de invasieve werking van een zwerm schadelijke insecten. En wanneer enkelen zich misdragen, moet de hele groep maar meteen verdelgd of getransporteerd worden. De zich misdragende enkeling wordt zo een excuus om massa’s mensen in nood te laten omkomen in kou en modder. Er schuilt een pijnlijke ontnuchtering in deze ondermijning van het oerverhaal over gastvrijheid. Naar de bekende uitspraak van Carl Schmitt is de vijand de verschijning van een vraag in de gestalte van een mens.

De globalisering en de daarmee gepaard gaande grootschalige migraties – die grotendeels door een arrogante, cynische geopolitiek van de VS op het Arabisch schiereiland tot stand zijn gekomen – hebben tot een moreel dieptepunt ten aanzien van relaties en gastvrijheid geleid. Juist in Europa, dat hierdoor niet alleen het rechtstreekse slachtoffer is geworden van de Amerikaanse cultureel-politieke flaters, maar zich ook geconfronteerd ziet met een crisis betreffende de universele rechten van de mens, die grote verworvenheid van de Europese verlichting. Er is geen weldenkend mens die terrorisme wil vergoelijken, maar dat er duidelijk aanwijsbare geopolitieke oorzaken zijn voor het wraakzuchtig geweld dat ons treft, staat buiten kijf.

Het blijkt nu dat globalisering niet per se universalisering met zich meebrengt, maar dat het vervagen van grenzen eerder de wil tot universalisme ondermijnt, doordat de relaties niet verlopen volgens de verwachting van de symmetrische verhouding. Dat is een paradox die het oude Europa niet had zien aankomen, en de in crisis verkerende, niet van postkoloniale reflexen gespeende bestuurders van de Europese Unie al evenmin. Omdat Europa geen beslissende rol heeft gespeeld in de naoorlogse geopolitieke poker games van de VS en meestal een volgzame rol kreeg toebedeeld, heeft het ook geen scenario bedacht voor wat zich nu bij de met prikkeldraad omgeven tuinen van zijn territorium afspeelt. Zijn burgers zijn in een welles-nietesspel verwikkeld geraakt en de morele stelregels verkeren in een pijnlijk verwarrende controverse. Europa klopt aan de deuren van het huis dat haar naam draagt en wordt opgesloten in een kamp. De ontvoering van Europa is omgeslagen in haar deportatie.

Het bewustzijn groeit dat mensen niet passief hoeven af te wachten tot ze bij de volgende verkiezing voor de zoveelste generatie onmachtige politici moeten stemmen

In de sociaaldemocratische verzorgingsstaten in West-Europa, evenals in de communistische landen in Midden- en Oost-Europa, zagen de burgers zich na de Tweede Wereldoorlog geconfronteerd met vormen van overheidsbestuur die hun systematisch het gevoel gaven dat de staat voor hen besliste in alle belangrijke aangelegenheden – communistisch Europa beleefde dit in een paranoïde, dictatoriale vorm, het Westen in de vorm van een democratisch ogend vrijemarktdenken, dat het individu al evenzeer miskende. De ene helft werd monddood gemaakt, de andere helft dood gepamperd. De burger in Midden- en Oost-Europa werd een gegijzelde, die slechts in de vorm van samizdat en ondergronds verzet het gevoel kon krijgen nog een volwaardig individu te zijn dat zelf besliste over wat hij of zij wilde denken; de westerling van na mei ’68 werd een verwend, consumerend kind dat zijn meningen ingelepeld kreeg via voorgekauwde informatie van de steeds machtiger wordende mediaconcerns. In beide systemen kreeg de burger het gevoel dat elk structureel probleem door de staat werd opgelost, en dat de burgers de staat daarin gedwongen of vrijwillig zouden volgen.

Lieve Europa, voor deze uitholling van het zelfstandig denkende, kritische individu wordt vandaag, nu het continent met jouw naam zich in een diepe crisis bevindt, een hoge prijs betaald. Het historische type van de mondige en geïnformeerde burger, zoals het bijvoorbeeld Thomas Mann, Helmut Kohl en François Mitterrand voor de geest stond, lijkt vrijwel geheel van het Europese politieke toneel verdwenen – enkele uitzonderingen als Angela Merkel niet te na gesproken. De Europese burger is verworden tot een misnoegd pruttelende massamens. Hij voelt de druk van een mondiaal, gewetenloos kapitalisme en hij is boos omdat de door hem verkozen politici blijkbaar ook niet meer weten hoe ze met de eigen waarden moeten omgaan. Het gevolg is passiviteit, en gedoemd zijn om passief af te wachten is de voorbode van een depressie. Nochtans was de wakkere, mondige burger ooit het fundament van de democratische samenleving: hij nam initiatief wanneer de situatie dat vereiste en kon, zoals de filosoof Immanuel Kant het stelde, kritisch denken op eigen kracht.

Beste prinses Europa, er zijn heel wat burgers die jou opnieuw de toegang tot het oude huis willen ontzeggen – die jou, wanneer je rillend uit de zee opduikt, het liefst weer kopje-onder zouden duwen of in het rubberen bootje terug meppen. Maar er zijn ook anderen die, beschimpt door cynische medeburgers en politici, hun hart laten spreken en proberen het leed te temperen dat zich voor hun ogen afspeelt.

Soms denk ik, lieve Europa, dat de ware verscheurdheid op jouw continent er een is tussen deze twee soorten mensen: zij die met hun hart en de culturele waardigheid van hun geschiedenis willen proberen jou te helpen wanneer je aanspoelt, en anderen die jou willen rekenen bij wat de oude Grieken ‘barbaroi’ zouden hebben genoemd: zij die alleen maar wat bar-bar-bar kunnen brabbelen, met andere woorden: zij die de bekende taal niet spreken en dus geen volwaardig mens zijn. Het gevolg is uitsluiting en miskenning van de rechten van de medemens.

Dierbaar Europa: auteur Stefan Hertmans schrijft een brief aan de prinses uit het Oosten

Toch is er hoop, lieve prinses uit Libanon. In heel wat landen van de Europese Unie is inmiddels een generatie opgestaan die het recht op initiatief volmondig terug claimt. Zowel wat betreft het ecologische, het sociale, het politieke als het economische vraagstuk blijkt het bewustzijn te groeien dat burgers niet passief hoeven af te wachten tot ze bij de volgende verkiezing voor de zoveelste generatie onmachtige politici moeten stemmen.

Steeds meer mensen willen zelf de handen uit de mouwen steken. Burgerinitiatieven schieten als paddenstoelen uit de grond; ze geven gehoor aan de oproep die eind vorige eeuw door denkers als Salman Rushdie, Jacques Derrida en Benjamin Barber werd gedaan, om ‘villes refuges’ in te richten, overal plekken open te stellen waar de hoogste menselijke nood doeltreffender en humaner kan worden gelenigd. Ze nemen hun eigen verantwoordelijkheid en laten dagelijks zien dat de burger wel degelijk een verschil kan maken. Deze burgers beseffen dat de natiestaten van weleer, vermoeid als oude tantes, zuchtend, schoorvoetend en kibbelend, alleen maar bezorgd zijn om het behoud van het oude meubilair. Het zijn blijkbaar niet langer deze naties die het voortouw nemen, maar de burgers in hun diverse gemeenschappen. Dat is hoopvol, ook al worden ze beschimpt als naïeve gutmenschen – een boertig affront dat as en dood in de mond heeft en herinnert aan gruwelijke tijden. Maar de geschiedenis heeft haar eigen geheugen. Komende generaties zullen ons afrekenen op onze morele houding, zoals wij dat nu doen met de crisis in de jaren dertig van de vorige eeuw.

We zien elke dag duidelijker, prinses Europa, dat de oude natiestaten niet meer het initiatief nemen in crisissituaties; nationalistische politici hebben geen enkel efficiënt antwoord op wat Europa nu overkomt. Ze trekken zich als de bange boer terug in hun huis en schelden vanachter hun gesloten luiken tegen de bedelaar bij de haag, de oude karabijn in de aanslag. Het lijkt erop dat nationalistische politici niet hedendaags of praktisch kunnen denken. Ze verzetten zich tegen de realiteit, maar reiken geen enkele oplossing aan. Ze minachten zelfs hun eigen gemeenschappelijke Europese instellingen – behalve wanneer ze zelf mogen komen bedelen om centen, waarmee ze zich schaamteloos van Brussel naar huis spoeden om daar te spuwen in de hand die hen voedt. Ze sluiten de hekken en grijnzen: we hebben ons eigen Europese huis weer flink beetgehad. Deze vorm van nestbevuiling getuigt van weinig inzicht in, en hoop voor, de toekomst van het continent.

Was een van de oude maximes van dit continent niet: handel zo, zoals je zelf behandeld wilt worden?

We kunnen niet anders, oosterse prinses op het Colombiaanse paard, dan onze eigen hoop vestigen op het wederopleven van het cultureel geheugen en het zelfrespect van het continent dat jouw naam draagt. Ik wil met overtuiging die naïeve hoop op me nemen, tegen het cynisme in, samen met steeds meer burgers die voelen dat het afsluiten van jouw huis de dood in de pot betekent voor de toekomst. Misschien is dit de ware waterscheiding van vandaag: er zijn mensen die zich willen openen, en er zijn mensen die hun geest en hart sluiten. Maar was een van de oude maximes van dit continent niet: handel zo, zoals je zelf behandeld wilt worden? Sluiten zij die jou willen uitsluiten juist zichzelf niet uit in de wereld van morgen, die zich alleen maar verder zal openen, wat ze er ook van mogen denken? Het Westen heeft de hele wereld de techniek voor mondiale mobiliteit bezorgd, maar er blijkbaar geen ogenblik bij stilgestaan dat dit geen eenrichtingsverkeer kon blijven. De toekomst is aan het politiek realisme, niet aan aftandse retoriek.

Ik weet waar jouw hart ligt, jij, de ontvoerde, die triomfeerde over een stier die voor jouw charmes viel. Ik heb daar in het tropische, moeilijke Colombia gezien hoe zelfverzekerd je het beest in bedwang probeert te houden. Ik heb er mensen gezien die vele malen minder hebben dan de verwende Europeaan, en die toch met een glimlach hun bezittingen deelden. Ik heb er ook de sporen van voorbije gruwel en geweld gezien – een diep geschonden samenleving die nu hoopt op vrede en verzoening. Waar ook ter wereld je op die oude stier rijdt, mensen zullen er moeten nadenken over hun eigen lot, over het soort wereld waarin ze willen leven: in een bange wereld achter hekken en prikkeldraad, het wapen in de hand, gedoemd de catastrofes van het verleden te herhalen, of in een sterke, toekomstgerichte wereld met open pleinen, waar muziek klinkt en gedanst mag worden. Ik weet wel zeker waar ik je wil ontmoeten.

Stefan Hertmans

Deze ‘Open Letter to Europe’ werd geschreven in opdracht van de Duitse Allianz Kulturstiftung en het Sloveense festival ‘Days of Poetry and Wine’ en wordt een jaarlijks terugkerend initiatief: een prominente internationale auteur richt zich tot Europa.


De brief verschijnt in meerdere Europese media. Hij was afgelopen weekend te lezen in de Frankfurter Allgemeine Zeitung en het Spaanse W Magazine, en zal worden gepubliceerd in onder meer Le Monde en de London Review of Books.


Op woensdag 23 augustus opent Stefan Hertmans met de brief een van de vooraanstaande poëziefestivals in Centraal-Europa.

www.versoteque.com

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content