Brigitte Herremans
‘De strijd tegen het antisemitisme is een mijnenveld’
‘Antisemitisme in Europa wordt steeds vaker geassocieerd met het Israëlisch-Palestijns conflict. Deze verbinding is mede het gevolg van de politisering van het begrip antisemitisme. Dit maakt het steeds moeilijker om uitingen van antisemitisme correct te begrijpen en de verantwoordelijkheid van Europese regeringen te zien’, schrijft Brigitte Herremans. ‘Antisemitisme is echter nooit weg geweest uit Europa en komt in alle geledingen van de maatschappij voor. Toch leeft het besef dat Jodenhaat ons allen aanbelangt nauwelijks. Het is vooral in tijden van grote polarisering, onder meer tijdens oplaaiend geweld in Palestina en Israël, dat het antisemitisme aandacht krijgt in de media en het publieke debat. Dit zien we nu opnieuw, met de ongeziene escalatie van geweld in Israël en de Gazastrook.’
Net als bij vorige conflicten gaat de nieuwe ronde van geweld in de Palestijnse gebieden en Israël gepaard met een wereldwijde piek in antisemitische misdaden. Dit is bijzonder zorgwekkend. De vraag die Europese leiders zich moeten stellen, is hoe ze Joodse burgers het best kunnen beschermen. Als respons op de gruweldaden van Hamas op 7 oktober 2023, trokken de meeste Europese leiders initieel kritiekloos de kaart van Israël. Dit is te verklaren door de grootschaligheid van het geweld van Hamas, de bezorgdheid over de veiligheid van Israëlische burgers en de historische verantwoordelijkheid voor de Shoah. Toch doen politici er goed aan, zich niet te sterk door emoties te laten leiden en te beseffen dat hun positie ten aanzien van Israël verstrekkende gevolgen heeft. Het is cruciaal dat ze de risico’s erkennen van de politisering van antisemitisme.
Zo is scepsis nodig over de manier waarop verdedigers van het Israëlische beleid steeds vaker een verband leggen tussen kritiek op Israël en Jodenhaat. In deze context is de strijd van de International Holocaust Remembrance Association (IHRA) voor de aanvaarding van een nieuwe definitie van antisemitisme bijzonder problematisch. De IHRA maakt hierbij gebruik van twee lacunes. Ten eerste bestaat er geen sluitende definitie, ook al is er een brede consensus over antisemitisme als haat tegen Joden. Dit vertaalt zich in nationale wetten, zoals in België waar de wetgeving een definitie bevat van feiten met betrekking tot antisemitisme.
Ten tweede schieten institutionele responsen op deze haatmisdrijven tekort. Ondanks kritiek vanuit academische kringen en het middenveld, aanvaardden meer dan 25 – voornamelijk Europese – landen de IHRA definitie. Het probleem is dat die definitie en de bijhorende ambigue voorbeelden, legitieme kritiek op Israël als antisemitisme bestempelen. Met name de strijd tegen het “nieuwe antisemitisme” – vooral geassocieerd met critici van Israëls beleid – versterkte de afgelopen jaren het gebrekkige onderscheid tussen antisemitisme en kritiek op Israël.
Europa draagt een grote verantwoordelijkheid voor de situatie in Israël en de Palestijnse gebieden, door zijn geschiedenis van antisemitisme en de Shoah, zijn koloniale verleden, zijn betrokkenheid in het vredesproces in het Midden-Oosten en verregaande samenwerking met Israël in het kader van het nabuurschapsbeleid. Toch ontwikkelden de Europese Unie en haar lidstaten geen sterk beleid in de regio, omdat Europa niet kan optornen tegen de VS en het zwaar verdeeld is. Evenmin slaagde het erin, een stevige politieke respons tegen antisemitisme uit te bouwen. De politieke respons is vaak oppervlakkig en repressief (Jansen, 2021). Een goed voorbeeld is het beleid van de EU speciale gezant Katherina von Schurnbein dat kritiekloos de definitie van het IHRA overneemt, zoals ook het handboek van de Europese Commissie over antisemitisme doet (11.11.11, 2021). Concreet schrijven Europese instellingen zich hiermee in de trend van de politisering van antisemitisme in.
(Lees verder onder de preview.)
Die kwalijke trend past in Israëls ambitie om contra-narratieven over zijn versie van het conflict uit te wissen. Illustratief is de verontwaardiging over de erkenning van de “Nakba”, de catastrofe van 1948 waarbij 750.000 Palestijnen ontheemd werden. Die wordt dan weggezet als een ontkenning van het bestaansrecht van Israël en een vorm van antisemitisme. Met de inzet van het begrip antisemitisme, wil Israël volgens Israëlisch architect Eyal Weizman Europese instituties en staten onder druk zetten om een ‘intellectuele iron dome’ te vormen tegen onwelgevallige kritiek. Ook meent Weizman dat de erkenning van het bestaans- en spreekrecht van Palestijnen voor veel Europeanen een vorm van antisemitisme of ‘Israël-ontkenning’ inhoudt.
Cruciaal hierbij is het dominante herinneringsregime in Europa, en met name in Duitsland, dat multidirectionele benaderingen van de Shoah verwerpt. Een groeiend aantal wetenschappers in het domein van Holocaust- en genocideonderzoek wijst op de risico’s van de politisering van de Shoah waarbij de historische realiteit van de genocide en het Israëlische geweld tegen Palestijnen niet correct worden weergegeven. Zo leidt de strijd tegen antisemitisme steeds meer tot beperkingen van de vrijheid van meningsuiting. Bovendien vermindert deze politisering de aandacht voor andere vormen van antisemitisme.
De aanval van Hamas op 7 oktober 2023 en Israëls respons onderstrepen nogmaals hoe essentieel het is om deze politisering aan de kaak te stellen en ruimte te creëren om de perspectieven van betrokken partijen in een historische context te plaatsen. Het is weinig waarschijnlijk dat mainstream Europese politici hiertoe de nodige moed zullen opbrengen.
Toch moeten ze afzien van steekvlampolitiek als respons in de alarmerende piek in antisemitische incidenten. Sommige waarnemers maken paralellen met het Derde Rijk en pleiten voor repressie van pro-Palestijnse stemmen. Zo zien bepaalde Westerse politici een gevaar in de beweging van Boycot-Sancties-Disinvestering (BDS), associëren die met Hamas en bedreigingen voor het Joodse volk. Pro-Palestijnse betogingen worden in verschillende landen aan banden gelegd.
Zoals een groep Joodse activisten, kunstenaars en academici in Duitsland in een recente open brief betoogt, verdraait de waargenomen dreiging van dergelijke bijeenkomsten de werkelijke dreiging voor het Joodse leven in Duitsland, “waar volgens de federale politie de ‘overgrote meerderheid’ van antisemitische misdaden – ongeveer 84 procent – gepleegd wordt door de Duitse extreemrechtse beweging”.
Het gebrek aan gedeelde ervaringen tussen verschillende groepen in Europa en een bereidheid tot pluralisme, leiden tot erg slordig denken en morsig beleid. We moeten verhinderen dat de term antisemitisme niet verder wordt gepolitiseerd en uitgehold raakt. De strijd tegen antisemitisme is een mijnenveld die enkel gewonnen is bij zorgvuldigheid. Repressie en de onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting kunnen een vals gevoel van consensus creëren. Ook kunnen ze verbonden tussen gelijkgestemden scheppen, door provocatieve, vervelende stemmen te blokkeren, te criminaliseren en uit te wissen. Toch zullen ze de strijd tegen het antisemitisme geen stap vooruit brengen.
Brigitte Herremans is onderzoeker aan het mensenrechtencentrum van de UGent.
Deze tekst is een bewerkte versie van een toespraak voor een colloquium van het Hannah Arendt instituut op 26 oktober. De volledige, uitgebreide tekst wordt opgenomen in het boek Hannah Arendt ingekleurd van het Hannah Arendt instituut. Het verschijnt in januari.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier