Lia van Bekhoven
‘De rennen van Ascot zijn een ode aan het Britse sociale bestel. Iedereen is welkom, zolang je je plaats kent’
‘Gelukkig hoef je niets te weten van de sport der koningen, noch van hoeden, om je op Ascot kostelijk te vermaken’, schrijft Lia Van Bekhoven vanuit Londen.
O, de spanning. Niet sinds Eliza Doolittle een paard bij de rennen van Ascot opriep zijn luie kont in gang te zetten, is er zo uitgekeken naar Ladies Day. U weet wel, die derde donderdag in juni, waarop vrouwen in een veld in zuid Engeland met opmerkelijke hoofddeksels de voorpagina van de Times proberen te halen, zonder de paarden af te leiden. Ascot, jaarlijks terugkerend festijn van royals, rennen, klasse en kleren (o en drank) stelt nooit teleur.
En dit jaar helemaal niet omdat de kersverse hertogin van Sussex, voorheen Meghan Markle, meedoet. Met haar hoed in de hoofdrol. Sinds Markle zich zo geruisloos bij haar schoonfamilie heeft aangesloten dat ze huidkleurige panty’s is gaan dragen, vraag ik me trouwens af hoe vernieuwend ze eigenlijk is. Het heeft er, een maand na de trouwerij, alle schijn van dat het de royals zijn die Markle veranderen, in plaats van Markle de royals. Terwijl het laatste toch echt de bedoeling was. Maar dat is een ander verhaal.
Gelukkig hoef je niets te weten van de sport der koningen, noch van hoeden om je op Ascot kostelijk te vermaken.
Ik heb geen kalender nodig te weten wanneer het Ascot Week is. Op mijn station in West Londen, dat op de route naar de renbaan ligt, wemelt het van mensen, uitgedost als voor een superformele bruiloft. Mensen die, als je ze een uur of zes later bij het parcours tegenkomt, met paalhakken in de hand en uitgelopen mascara, lallend vragend of je hun hoed gezien hebt, of hun vriendin. Iedereen die ik ken gaat naar Ascot met het openbaar vervoer. Jawel, er is een parkeerplaats, maar die is zo exclusief dat de wachtlijst honderd jaar bedraagt.
Gelukkig hoef je niets te weten van de sport der koningen, noch van hoeden om je op Ascot kostelijk te vermaken. Omdat ik niets heb met paarden bel ik, niet voor het eerst, een vriend die beroepsgokker is. Zijn advies is steevast om geld te zetten op een beest met een leuke naam, ’tenzij het maar drie benen heeft’. OK. Dit kan ik aan. Hij en ik weten dat het zinloos is mij meer van de hippique sport bij te brengen. Hoeden is een andere zwakke plek. Niet gewend aan een hoofddeksel dat bijna evenveel kostte als het voorbeen van een renpaard, had ik het mijne eens in een plastic tas met het logo van een goedkope supermarkt vervoerd. ‘Je hebt gewoon geen klasse’, verzuchtte een Engelse vriendin, ogen hemelwaarts.
Ascot is een klassenstaat. Renbaan en omgeving zijn opgesplitst in omheinde gebieden met ieder hun eigen bars en restaurants, kledingcodes en entreegelden. Als iedereen uit Downton Abbey gevraagd was naar de rennen te gaan, zou de verdeling er precies zo hebben uitzien. ‘Wij handhaven een traditionele kledingcode’, zegt de website van Royal Ascot met typische understatement.
Vertaald naar 2018 betekent het dat mannen zonder sokken het risico lopen aan de poort geweigerd te worden. Om aan een uitnodiging te komen voor de koninklijke loge, het meest exclusieve deel, moet je invloed hebben bij de regering en het vaticaan en in bezit zijn van een centimeter. Nergens ter wereld, nudistenkamp uitgezonderd, zijn de kledingvoorschriften strikter. Schouderbandjes moeten hier breder zijn dan 2 en halve centimeter. Minirokken zijn verboden. Hoeden, te allen tijde gedragen, mogen van onder niet smaller zijn dan een decimeter. Op bloot middenrif en tatoeages staan de doodstraf.
De rennen zijn een ode aan het Britse sociale bestel. Iedereen is welkom, zolang je je plaats kent. Het antieke protocol is even absurd als het charmant is, de haute couture spectaculair en het snobisme lachwekkend. Ik vroeg eens een vrouw met een kristallen accent of de nieuwe tribune beter was dan de ouwe. Je kon zien dat ze er miljoenen aan besteed hadden, zei ze. ‘Maar het blijft een beetje vliegveld van Dubai-achtig, darling’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier