De politieke moordzomer: Jean-Paul Marat, gedood in zijn bad
De Franse politicus Jean-Paul Marat werd na de Franse Revolutie vermoord in zijn bad door de jonge adelijke vrouw, Charlotte Corday.
De politieke moord is een fenomeen van alle tijden – van gisteren en vandaag, en helaas ook van morgen. Want macht doet iets met een mens: als gewone politieke middelen niet meer volstaan, wordt de strijd om de macht dan ook beslist met de loop van een geweer, of het lemmet van een mes. Deze zomer blikken we terug op de meest markante politieke moorden en aanslagen uit de geschiedenis.
Het leek erop dat de jonge Jean-Paul Marat een veelbelovende wetenschappelijke carrière tegemoet ging. Hij had de ambitie om het zover te brengen als sir Isaac Newton, maar kreeg een bittere pil te slikken toen hij niet werd toegelaten tot de Franse Académie des Sciences. Hij gaf de aristocratie de schuld voor die mislukking.
In de maanden die volgden op de bestorming van de Bastille op 14 juli 1789 werd hij als hoofdredacteur van L’Ami du Peuple een van de voorvechters van de meest radicale ideeën van de Franse Revolutie. Vanaf de zomer van 1792 hadden de radicalen het voor het zeggen in Parijs. Begin september werden duizenden gevangenen zonder vorm van proces vermoord in hun cellen. Koning Lodewijk XVI werd ter dood veroordeeld en terechtgesteld in januari 1793. Weldra stierven ook de Girondins, die in de Conventie de gematigde fractie uitmaakten, onder de guillotine.
In sommige Franse departementen werd de radicalisering van de revolutie met lede ogen aanzien. Vooral in de westelijke regio’s Bretagne en Normandië was er een krachtige tegenbeweging. Het was in die tijd dat Charlotte Corday, een adellijke jonge vrouw opgevoed in Caen, besloot om naar Parijs te trekken en er Marat te vermoorden. Ze beschouwde deze revolutionair als de verpersoonlijking van het kwaad. Langs moederskant was Charlotte een achternicht van de grondlegger van de Franse dramaturgie Pierre Corneille. Typerend voor haar is dat zij weigerde de boeken van Voltaire en Rousseau te lezen, om haar zuiverheid van geloof te bewaren.
De vierde verjaardag van de val van de Bastille leek haar het ideale ogenblik om toe te slaan. Ze vertrok op donderdag 11 juli naar de hoofdstad, waar ze te horen kreeg dat de viering op het Marsveld was uitgesteld. Daarop besloot ze om tot actie over te gaan in de gebouwen van het revolutionaire parlement, de Conventie. Maar ook dat plan mislukte omdat Marat te bed lag.
Als naar gewoonte was Marat aan het werk in een bad, waar hij soelaas zocht voor zijn huidziekte.
Bijgevolg bleef er slechts één mogelijkheid over: Charlotte moest Marat in zijn eigen woning in de Rue des Cordeliers zien te doden. Op zaterdag 13 juli begaf ze zich ter plekke. Charlotte wist ongemerkt de conciërge van het huizenblok te omzeilen. Op de eerste verdieping werd ze evenwel tegengehouden door Cathérine Evrard, de vriendin van Marat. Het kwam tot een verhitte woordenwisseling tussen de twee vrouwen. Toen Marat hoorde dat de bezoekster een lijst bij zich leek te hebben van tegenstanders van de revolutie, gaf hij bevel om Charlotte door te laten.
Als naar gewoonte was Marat aan het werk in een bad, waar hij soelaas zocht voor zijn huidziekte. Over de breedte van het bad lag een brede plank die hem in staat stelde te schrijven. Charlotte begon de namen van de zogenaamde reactionairen voor te lezen en Marat pende die driftig neer. Charlotte maakte dankbaar gebruik van de situatie. Ze haalde een dolk te voorschijn van onder de brede sjaal die ze in weerwil van de julihitte droeg en stak die in Marats borst. De politicus was onmiddellijk dood. Charlotte werd aangehouden en stierf enkele dagen later door de guillotine.
Dit artikel verscheen eerder in Knack Historia: 150 politieke moorden en aanslagen. Hier te koop
De politieke moordzomer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier