De politieke moordzomer: het geweld op Mahatma Gandhi
Mahatma Gandhi stond voor een politiek van geweldloosheid maar stierf zelf een gewelddadige dood.
De politieke moord is een fenomeen van alle tijden – van gisteren en vandaag, en helaas ook van morgen. Want macht doet iets met een mens: als gewone politieke middelen niet meer volstaan, wordt de strijd om de macht dan ook beslist met de loop van een geweer, of het lemmet van een mes. Deze zomer blikken we terug op de meest markante politieke moorden en aanslagen uit de geschiedenis.
Het was in de Zuid-Afrikaanse provincie Natal, waar hij de belangen van de Indische bevolkingsgroep behartigde, dat advocaat Mohandas Karamchand Gandhi voor het eerst de mogelijkheden van de satyagraha, van een politiek van geweldloosheid, uittestte. In de jaren die volgden op zijn terugkeer naar Indië verdween zijn geloof in de goede wil van de Britten, maar het gebruik van geweld bleef hij afzweren. Hij slaagde erin om de kolonisator danig op de zenuwen te werken met zijn campagnes van burgerlijke ongehoorzaamheid en zijn hongerstakingen. Van zijn landgenoten kreeg hij in die tijd de bijnaam ‘Mahatma’ of grote ziel.
In de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog kwamen de Britten tot het besef dat zij Indië toch zouden moeten opgeven. De laatste onderkoning, Lord Mountbatten, had de eenheid van het land na de onafhankelijkheid willen bewaren, maar kon de meerderheid van de moslims niet overtuigen van de deugdelijkheid van die oplossing. De moslims eisten een eigen staat Pakistan, samengesteld uit de provincies waar de moslims in de meerderheid waren. De Engelse ambtenaar Sir Cyril Radcliffe kreeg de ondankbare en delicate opdracht om de twee grote provincies met een gemengde bevolking, Bengalen en Punjab, te verdelen onder hindoes en moslims. Een bijkomend probleem was dat de gewesten met een meerderheid aan moslims vijftienhonderd kilometer van elkaar verwijderd lagen.
In het land waar Gandhi nog altijd de geweldloosheid predikte, werd op een nooit gezien schaal geplunderd, verkracht en gemoord.
Het dramatische gevolg van de opdeling van Indië was dat er na 15 augustus 1947, de dag van de onafhankelijkheid, een enorme en onstuitbare vluchtelingenstroom op gang kwam. Moslims haastten zich naar Pakistan, hindoes naar India. Extremisten aan beide kanten van de nieuwe grenzen sloegen toe en het rassengeweld laaide hoog op. Tussen veertien en zestien miljoen hindoes, moslims en sikhs (die geen eigen staat hadden gekregen) verlieten in de eerste negen maanden na de onafhankelijkheid hun woningen, achternagezet door moordlustige bendes. In het land waar Gandhi nog altijd de geweldloosheid predikte, werd op een nooit gezien schaal geplunderd, verkracht en gemoord.
Voor Gandhi was de verdeling van Indië en het geweld dat erop volgde een groot persoonlijk drama. Door zijn charisma slaagde hij er toch nog in om in september 1947 een bloedbad tegen te houden tussen hindoes en moslims in Calcutta. Begin januari 1948 zag het ernaar uit dat er een nieuwe confrontatie in de maak was in Delhi. Om dat te voorkomen ging Gandhi op 13 januari voor de laatste keer in hongerstaking. In de dagen die volgden dronk hij alleen maar lauw water, aangelengd met zuiveringszout. En voor het laatst wist de Mahatma de Indiërs op het juiste pad te brengen. Tienduizenden trokken dagelijks naar zijn woning om hem in zijn actie te steunen. Toen Gandhi een akkoord bereikte met de leiders van het Congres over de behoorlijke behandeling van de in Delhi achtergebleven moslims, beëindigde Gandhi zijn hongerstaking.
Er waren echter genoeg extremistische hindoes die de verzoeningsgezinde Gandhi tot elke prijs weg wilden. De meest fervente Gandhihaters waren aanhangers van de Hindu Rashtra, een nationalistische ideologie die India als een exclusieve hindoestaat propageerde. Zeven extremisten haastten zich naar Delhi en lieten een in katoen gewikkelde bom van lichte makelij ontploffen in de tuin van Gandhi’s woning. Er vielen maar twee lichtgewonden en de hindoefanatici slaagden erin te ontkomen naar hun uitvalsbasis in Bombay (het huidige Mumbai).
Twee toonaangevende leiders – Nathuram Vinayak Godse en Narayan Dattatraya Apte – lieten zich niet ontmoedigen door deze mislukking en keerden op 29 januari terug naar Delhi. In de namiddag van de volgende dag mengden ze zich onder de vele honderden die naar dagelijkse gewoonte een bezoek kwamen brengen aan de Mahatma. Toen Godse probeerde om tot vlak bij Gandhi door te dringen, hielden de twee nichtjes van de Grote Ziel hem op een afstand met de opmerking dat Gandhi die dag nog te veel mensen te zien had. Godse trok zijn pistool en loste van dichtbij vier schoten. Gandhi stierf korte tijd later.
Tal van steden verspreid over heel India kregen urnen met as van de Mahatma om ze tentoon te stellen tijdens de rouwplechtigheden die volgden.
De twee daders werden aangehouden en samen met een medeplichtige ter dood veroordeeld en terechtgesteld. Verscheidene extremistische groeperingen werden in de dagen die volgden door de Indiase regering buiten de wet gesteld en enkele tienduizenden verdachten werden voor enige tijd opgesloten. De rouw in India over de moord op Gandhi was immens en miljoenen mensen namen deel aan de lijkverbranding. Tal van steden verspreid over heel India kregen urnen met as van de Mahatma om ze tentoon te stellen tijdens de rouwplechtigheden die volgden.
Dit artikel verscheen eerder in Knack Historia: 150 politieke moorden en aanslagen. Hier te koop
De politieke moordzomer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier