De politieke moordzomer: de Rode Brigade, terreur in de jaren 70
De meest geruchtmakende aanslag van de jaren 70 in Italië werd georganiseerd door extreemlinks, de moord op Aldo Moro door de Rode Brigade.
De politieke moord is een fenomeen van alle tijden – van gisteren en vandaag, en helaas ook van morgen. Want macht doet iets met een mens: als gewone politieke middelen niet meer volstaan, wordt de strijd om de macht dan ook beslist met de loop van een geweer, of het lemmet van een mes. Deze zomer blikken we terug op de meest markante politieke moorden en aanslagen uit de geschiedenis.
Niet enkel Duitsland vormde het mikpunt van terroristen. Het fenomeen deed zich ook voor in Italië, en daar begon het zelfs nog wat vroeger. Zowel extreemlinks als extreemrechts probeerden het politieke systeem te ondermijnen.
Italië was grondig verdeeld uit de Tweede Wereldoorlog gekomen. De christendemocraten waren jaar in jaar uit de sterkste regeringspartij gebleven, maar de communisten hadden al die tijd een grote aanhang behouden. Vanaf het begin van de jaren 1960 moesten de twee grote families stemmen inleveren. Radicale afsplitsingen aan beide kanten van het politieke spectrum kenden succes. Aan extreemrechtse kant waren Ordine Nuovo (Nieuwe Orde), Ordine Nero (Zwarte Orde), Avanguardia Nazionale (Nationale Voorpost) en Nuclei Armati Rivoluzionari (Gewapende Revolutionaire Kernen) actief. Aan extreemlinkse kant de Lotta Continua (Permanente Strijd) en de Brigate Rosse (Rode Brigades).
Extreemrechts liet als eerste van zich horen. In december 1969 eiste een bomaanslag op een boerenleenbank in Milaan 16 mensenlevens. Bij een bomontploffing tijdens een linkse manifestatie in Brescia in mei 1974 vielen 8 doden en 13 gewonden. Vier maanden later ontplofte om halftwee ’s nachts een bom in het vijfde rijtuig van de Italicus, een nachttrein die op weg was van Rome naar München. De trein had op het ogenblik van de explosie bijna het einde bereikt van de lange tunnel van San Benedetto Val di Sambro onder de noordelijke Apennijnen. Er vielen 12 doden en 48 gewonden, maar het hadden er veel meer kunnen zijn. Gelukkig bereikte de trein op eigen kracht het einde van de tunnel. Er werden enkele arrestaties verricht maar na ettelijke processen zouden de laatste betichten achttien jaar na de aanslag vrijgesproken worden bij gebrek aan bewijzen. De gewelddadigste aanslag van extreemrechts volgde in augustus 1980 toen een zware bom explodeerde in het station van Bologna. Het dak van het gebouw zakte in elkaar boven op de bomvolle inkomhal. 85 mensen overleefden de aanslag niet, ruim 200 raakten gewond.
De meest geruchtmakende aanslag werd georganiseerd door extreemlinks. Het doelwit was Aldo Moro, de voorzitter van de christendemocraten en tussen 1963 en 1976 twee keer eerste minister van Italië. In de ochtend van 16 maart 1978 begeleidden carabinieri Moro naar het parlement in Rome gereden, waar de regering van premier Andreotti het vertrouwen moest krijgen. In de Via Fani in een noordelijke buitenwijk van Rome werden de twee wagens van Moro’s escorte klemgereden. Het onderzoek wees uit dat de begeleiders van Moro werden getroffen door zo’n honderd kogels. Twee veiligheidsagenten en drie carabinieri kwamen om. Moro zelf werd uit zijn wagen gesleurd en meegenomen.
Het lijk van Moro werd teruggevonden in de koffer van een Renault R4, die was achtergelaten in de Via Caetani, precies halfweg tussen de hoofdkwartieren van de christendemocraten en de communisten
Hoewel hij niet meer in de regering zat, was Moro nog altijd een van de prominentste politici van het ogenblik. Zijn gewelddadige ontvoering zorgde dan ook voor de nodige deining. Enkele dagen later lieten de Brigate Rosse weten verantwoordelijk te zijn. Geregeld verspreidden ze communiqués waarin de vrijlating werd geëist van alle leden van de organisatie die in Italië gevangen zaten. Er kwamen ook boodschappen van Moro zelf, die in de pers verschenen. Ze waren gericht aan zijn familie en aan prominente Italianen. Hij smeekte hen alles in het werk te stellen om zijn vrijlating te verkrijgen. De regering-Andreotti maakte van bij het begin duidelijk dat ze niet van plan was om met terroristen te onderhandelen.
Uit de berichten van de ontvoerders bleek duidelijk dat Moro tijdens zijn gevangenschap herhaaldelijk aan kruisverhoren werd onderworpen. Vermoedelijk zat hij de hele tijd vast in een appartementsblok ergens in Rome. Op 15 april lieten de ontvoerders weten dat het verhoor zo goed als beëindigd was. Enkele dagen later stuurde Moro nog enkele pathetische brieven aan een aantal politici waarin hij hen opriep om alsnog te onderhandelen met zijn ontvoerders. Tegelijk kwam er een communiqué van de familie van Moro waarin ze de leiding van de christendemocraten verweet de terdoodveroordeling van de politicus in de hand te werken. Een week later, op 9 mei, maakten de Brigate Rosse de moord op Moro bekend. Het lijk werd teruggevonden in de koffer van een Renault R4, die was achtergelaten in de Via Caetani, precies halfweg tussen de hoofdkwartieren van de christendemocraten en de communisten. Overal in het land ontstonden spontane betogingen tegen de daders van de moord.
De Brigate Rosse waren na de moord op Moro over hun hoogtepunt heen en konden nergens nog op veel sympathie rekenen. Antiterreurwetten en een speciale antiterreurbrigade zorgden ervoor dat de meeste terroristische cellen in de jaren die volgden konden worden opgedoekt. Na de eeuwwisseling lieten de Brigate Rosse nog nauwelijks van zich horen.
Dit artikel verscheen eerder in Knack Historia: 150 politieke moorden en aanslagen. Hier te koop
De politieke moordzomer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier