De politieke moordzomer: de bloedige jaren 30

Adolf Hitler, samen met leden van de SA in 1928 © Wikipedia
Marc Gevaert
Marc Gevaert journalist

Tijdens het interbellum kregen extreemrechtse groepen in de samenleving de wind in de zeilen. Ze schuwden geen geweld om de macht te grijpen en te behouden.

De politieke moord is een fenomeen van alle tijden – van gisteren en vandaag, en helaas ook van morgen. Want macht doet iets met een mens: als gewone politieke middelen niet meer volstaan, wordt de strijd om de macht dan ook beslist met de loop van een geweer, of het lemmet van een mes. Deze zomer blikken we terug op de meest markante politieke moorden en aanslagen uit de geschiedenis.

In de beginjaren van de Weimarrepubliek maakten vooral extreemrechtse milities de straten van de Duitse steden onveilig. De meeste milities sloten zich na verloop van tijd aaneen tot de SA (voluit Sturmabteilung), een knokploeg. De SA werd ingezet bij de straatoorlog tegen de communisten, want ‘de controle over de straat is de sleutel tot het bezit van de absolute macht’.

Met Ernst Röhm aan het roer verviervoudigde het ledenaantal van de SA in één jaar tijd: van 100.000 tot 400.000. De SA was een echt leger geworden dat kon wedijveren met het officiële Duitse leger, de Wehrmacht. Niettemin bleven de beroepssoldaten de SA’ers zien als hooligans. Het was Röhms droom om de SA en de Wehrmacht te laten fuseren tot een nieuw revolutionair leger onder zijn bevel.

Bijeenkomsten van politieke tegenstanders mochten straffeloos uit elkaar worden geslagen en wie het lef had zich te beklagen over het geweld en de intimidaties van de nazi’s kwam bij hun beulen terecht.

Na de machtsovername van Adolf Hitler begin 1933 zorgde Röhm ervoor dat de SA en de SS (de Schutzstaffel, oorspronkelijk de lijfwacht van Hitler) de manschappen leverden voor de nieuw opgerichte speciale oproerpolitie. Zo werden de kampioenen van de straatterreur verantwoordelijk voor de ordehandhaving. Bijeenkomsten van politieke tegenstanders mochten straffeloos uit elkaar worden geslagen en wie het lef had zich te beklagen over het geweld en de intimidaties van de nazi’s kwam bij hun beulen terecht.

Maar al snel deden zich problemen voor tussen Hitler en Röhm. De rijkskanselier zag Röhm steeds meer als een concurrent die zich te openlijk begon te profileren. Zo vond Röhm dat de nationaalsocialisten meer aandacht moesten besteden aan de sociale revolutie. Op 4 juni 1934 probeerde de Führer Röhm in een persoonlijk gesprek tot andere gedachten te brengen, maar zonder succes. Er was een nieuwe ontmoeting gepland voor 1 juli, maar die heeft nooit plaatsgevonden. Hermann Göring, Heinrich Himmler (chef van de SS) en Joseph Goebbels overtuigden Hitler ervan dat Röhm plannen smeedde voor een staatsgreep. Elitetroepen kregen het bevel om overal in het land zo’n 150 arrestaties te verrichten. Niet alleen de leiding van de SA werd geviseerd, maar ook tal van tegenstanders van het regime. De gebeurtenis ging de geschiedenis in als de Nacht van de Lange Messen.

Röhm kreeg het voorrecht om op een ‘eervolle’ manier te sterven. In zijn cel werd een geladen pistool gelegd.

Hitler trok in de vroege uren van 30 juni met Goebbels en een groep SS’ers naar de Beierse Alpen, waar Röhm met zijn belangrijkste medewerkers in een hotel in Bad Wiessee verbleef. De Führer was aanwezig toen Röhm van zijn bed werd gelicht. Om en bij de 80 leden van de SA-leiding en enkele tientallen anderen werden die dag en in de volgende dagen zonder vorm van proces doodgeschoten. Röhm kreeg het voorrecht om op een ‘eervolle’ manier te sterven. In zijn cel werd een geladen pistool gelegd. Toen hij het wapen twee dagen later nog altijd niet had gebruikt, werd hij zonder meer doodgeschoten. Het lijkt erop dat Röhm tot het laatste ogenblik dacht dat alles op een verschrikkelijk misverstand berustte. Zijn laatste woorden waren ‘Leve de Führer’.

Oostenrijk

Engelbert Dollfuss, de kanselier van Oostenrijk, in 1933. Hij regeerde als een soort dictator zonder parlement.
Engelbert Dollfuss, de kanselier van Oostenrijk, in 1933. Hij regeerde als een soort dictator zonder parlement.© Wikipedia

Anderhalve maand na de Nacht van de Lange Messen pakten de nazi’s in buurland Oostenrijk op hun beurt uit met een spectaculaire moord. Het slachtoffer was kanselier Engelbert Dollfuss die al enige tijd belaagd werd.

In de jaren onmiddellijk na de Eerste Wereldoorlog bestond er vooral in het westelijke deel van Oostenrijk een belangrijke stroming voor aanhechting bij Duitsland. Zo had 99 procent van de bevolking van de Länder Tirol en Salzburg zich in een referendum in de lente van 1921 uitgesproken voor een samengaan met de Weimarrepubliek.

In de jaren die volgden hielden de twee sterkste partijen elkaar in evenwicht, de sociaaldemocraten en de christendemocraten. Ze deelden meestal de regeringsverantwoordelijkheid. Van een fusie met Duitsland werd er enige tijd niet meer gesproken, ook omdat dit nooit de goedkeuring zou kunnen krijgen van de geallieerde overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog.

Bij de laatste vrije verkiezingen voor de Tweede Wereldoorlog, die van 1930, haalden de Oostenrijkse nationaalsocialisten amper 3 procent van de stemmen. Toen de nazi’s in Duitsland de macht veroverden, steeg echter ook hun aanhang in Oostenrijk spectaculair. Op basis van de uitslagen van een aantal provinciale verkiezingen wordt hun steun onder de bevolking begin 1934 geraamd op 25 tot 50 procent. Om zijn wankele regering overeind te houden had de christendemocratische kanselier Dollfuss in 1933 het parlement buitenspel gezet. Sindsdien regeerde hij met volmachten.

Wellicht geïnspireerd door de Nacht van de Lange Messen dachten de Oostenrijkse nazi’s op gelijkaardige manier met Dollfuss af te rekenen. Op 25 juli 1934 maakten twee groepen zich klaar voor een staatsgreep in Wenen. Een eerste groep bezette het radiogebouw en liet de bevolking weten dat de regering ontslag had genomen. Een tweede groep trok naar de ambtswoning van de kanselier. Daar troffen ze niet zoals verwacht de hele regering aan, maar enkel Dollfuss. De ministers hadden het pand verlaten toen het bericht van een op handen zijnde staatsgreep circuleerde. De kanselier werd in zijn bureau neergeschoten. Hoewel zwaargewond kreeg hij geen medische verzorging.

Dollfuss stierf enkele uren na de aanslag. De bezetters van het radiogebouw hadden zich inmiddels overgegeven. Later op de dag kregen de moordenaars van Dollfuss de belofte van een vrijgeleide naar Duitsland, maar toen ze zich overgaven werden ze gevangengenomen. De nazi’s haalden hun slag niet thuis. De poging tot staatsgreep werd eerst door Mussolini en later door Hitler veroordeeld. Pas vier jaar later, met de Anschluss van 1938, kon Hitler zijn geboorteland zonder slag of stoot inpalmen.

De moord op Alexander van Joegoslavië

1934 gaf een opeenvolging te zien van spectaculaire politieke moorden. Amper twee maanden na de moord op Dollfuss werd de Joegoslavische koning Alexander I bij het begin van een staatsbezoek aan Frankrijk voor de ogen van duizenden toeschouwers doodgeschoten in de drukste straat van Marseille.

De diverse vredesverdragen na de Eerste Wereldoorlog hadden ook als doel de Slavische volkeren te bevrijden van het juk van de Duitsers, de Oostenrijkers en de Russen. Dit gebeurde door de oprichting van twee onafhankelijk staten — Tjechoslowakije en Polen — en door het samenvoegen van Servië, Kroatië, Slovenië, Bosnië-Herzegovina en Montenegro tot het Koninkrijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen (het latere Koninkrijk Joegoslavië).

Koning Alexander greep de chaos die ontstond na de aanslag, aan om in januari 1929 een persoonlijke dictatuur te vestigen.

Het nieuwe koninkrijk werd geen gelukkig huwelijk. Daarvoor hadden de landsdelen te lang een eigen koers kunnen of moeten varen. Al na enkele maanden begonnen de Kroaten aan te dringen op meer zelfstandigheid. De jonge parlementaire democratie viel al snel van de ene politieke crisis in de andere. Het geweld bleef niet uit. In 1929 opende een Servische volksvertegenwoordiger tijdens de plenaire zitting van het parlement het vuur op zijn collega’s. Twee Kroaten stierven onmiddellijk, hun voorman Stjepan Radic enkele dagen later.

Koning Alexander greep de chaos die ontstond na de aanslag, aan om in januari 1929 een persoonlijke dictatuur te vestigen. Hij schafte de grondwet af, ontbond het parlement, verbood politieke partijen en wijzigde de naam van het land in Koninkrijk Joegoslavië.

De Franse minister van Buitenlandse Zaken, Louis Barthou, en koning Alexander van Joegoslavië (links) tijdens het staatsbezoek aan Marseille op 9 oktober 1934. Beiden vonden die dag de dood.
De Franse minister van Buitenlandse Zaken, Louis Barthou, en koning Alexander van Joegoslavië (links) tijdens het staatsbezoek aan Marseille op 9 oktober 1934. Beiden vonden die dag de dood.

De Kroaten voerden krachtig oppositie tegen de Servische dominantie en de koninklijke dictatuur. Vooral de op fascistische leest geschoeide Ustasa-beweging schuwde daarbij het gebruik van geweld niet. Ustasa kreeg financiële steun van Mussolini en opereerde vanuit Italië. De aankondiging van een officieel bezoek van Alexander I aan Frankrijk begin oktober 1934 leek een ideale gelegenheid om af te rekenen met de koning-dictator.

Vier terroristen waren vanuit Italië naar Zwitserland afgereisd om van daaruit Frankrijk te bereiken. Geen eenvoudige operatie want de Fransen hielden de Zwitserse en Italiaanse grens scherp in de gaten en waren op hun hoede voor de infiltratie van Ustasa-agenten. Eenmaal in Genève werden de vier opgewacht door de Kroatische terrorist Eugen Kvaternik. Twee gehuurde motorboten brachten het gezelschap naar Thononles-Bains aan de Franse oever van het meer van Genève. Daarna ging het naar Parijs waar de samenzweerders de laatste afspraken maakten. Twee terroristen gingen de koning opwachten in Marseille. Lukte die aanslag niet dan kregen hun twee in Parijs achtergebleven collega’s de kans om in actie te treden.

In de namiddag van 9 oktober meerde de kruiser Dubrovnik aan in de haven van Marseille. Alexander werd er ontvangen door de Franse minister van Buitenlandse Zaken Louis Barthou. Stormachtig toegejuicht door een volksmassa reed het gezelschap in een luxeauto van het Franse merk Delage door het stadscentrum naar de prefectuur waar een receptie was gepland. Dezelfde avond nog zouden de koning en zijn gastheer de trein nemen naar Parijs.

Vreemd genoeg liep het bij de beveiliging van het hele gebeuren behoorlijk fout. Langs het parcours stonden minder agenten opgesteld dan gepland. Nog erger was het gesteld met de veiligheid van het gebruikte voertuig. De Delage zag er impressionant uit, maar de wagen was niet gepantserd en de dakbedekking was naar achter opengeklapt.

Midden op de Canebière, de belangrijkste laan van de stad, maakte de Bulgaarse scherpschutter en Ustasa-instructeur Vlado Chernozemski zich uit de menigte los. Terwijl hij ‘Leve koning Alexander’ riep, sprong hij op de brede opstapplank van de Delage, haalde een pistool tevoorschijn en vuurde meerdere kogels af op de drie passagiers van de Delage: koning Alexander, minister Barthou en generaal George. Alles gebeurde heel snel. In de onmiddellijke chaos daarna opende de politie in paniek het vuur en verwondde zo enkele omstaanders. Het is zelfs mogelijk dat Barthou en/of George door politiekogels werden getroffen. Koning Alexander was vrijwel op slag dood, minister Barthou was enkel in de arm geraakt, maar hij stierf aan overmatig bloedverlies toen medische hulp te lang uitbleef.

Ook de dader overleefde de aanslag niet. Chernozemski werd eerst neergesabeld, dan in het hoofd geschoten en vervolgens hard aangepakt door woedende toeschouwers. De drie andere terroristen die betrokken waren bij het complot, werden opgepakt en tot levenslang veroordeeld. Organisator Eugen Kvaternik slaagde erin om naar Italië te ontkomen en werd bij verstek ter dood veroordeeld.

Dit artikel verscheen eerder in Knack Historia: 150 politieke moorden en aanslagen. Hier te koop

Partner Content