De politieke moordzomer: de aanslagen op Willem van Oranje

De moord op Willem van Oranje, verbeeld op een prent van Jan Luyken © /
Marc Gevaert
Marc Gevaert journalist

Als pleitbezorger van godsdienstvrijheid trok prins Willem van Oranje ten strijde tegen de Spaanse koning Filips II. Hij bekocht dat met zijn leven met twee aanslagen op zijn persoon.

De politieke moord is een fenomeen van alle tijden – van gisteren en vandaag, en helaas ook van morgen. Want macht doet iets met een mens: als gewone politieke middelen niet meer volstaan, wordt de strijd om de macht dan ook beslist met de loop van een geweer, of het lemmet van een mes. Deze zomer blikken we terug op de meest markante politieke moorden en aanslagen uit de geschiedenis.

Het is onbegonnen werk om Willem van Oranje een bepaalde nationaliteit toe te kennen. Hij was geboren in Dillenburg uit het grafelijke geslacht van Nassau. Hij had het vorstendom Orange in Zuid-Frankrijk geërfd, bezat aanzienlijke domeinen in de Nederlanden en was door Filips II van Spanje in het begin van diens regering benoemd tot stadhouder van Holland en Zeeland.

Als pleitbezorger voor de vrijheid van godsdienst in de Nederlanden kwam Willem in conflict met de koning. In 1567 had Filips de onverbiddelijke hertog van Alva op de Nederlanden afgestuurd om er orde op zaken te stellen. Alva, zijn opvolgers en hun onderbevelhebbers moesten met lede ogen toezien hoe het noordelijke deel van de Nederlanden langzaam maar zeker de Spaanse heerschappij van zich afschudde.

Zeven jaar na het vertrek van Alva liet de hertog van Parma, de nieuwe landvoogd van de Nederlanden, op bevel van Filips een banvonnis over Oranje publiceren. Willem werd verantwoordelijk geacht voor alles wat fout liep in de Nederlanden. Het was geen anoniem gedrukte publicatie, maar een document dat uitging van een vorst die er prat op ging de verdediger te zijn van het geloof. Er werd dan ook de nodige ruchtbaarheid aan gegeven.

Oranje besefte dat hij in de ogen van Filips vogelvrij was verklaard en dat er genoeg Spaansgezinden zouden klaar staan om de daad bij het woord te voegen.

Het document van Filips hield niet alleen de verbanning van Oranje in, maar ook een duidelijke boodschap aan edelen en burgers om de koning van ‘die pest’ te verlossen. Wie Oranje aan de koning kon uitleveren of hem vermoorden zou daarvoor een forse beloning krijgen, en hij en zijn nazaten zouden in de adelstand verheven worden.

Oranje voelde zich niet langer schatplichtig aan een koning die hem op die manier behandelde. Begin 1581 bracht hij een verantwoording uit. Enkele maanden later hakten de Staten-Generaal de knoop door met de publicatie van het Plakkaat van Verlatinghe. De Nederlanden zegden voorgoed hun trouw aan de koning in Madrid op.

‘De vorst is door God gesteld tot een hoofd van zijn onderzaten, om ze te beschermen, zoals een herder zijn schapen hoedt; de onderzaten zijn er niet om de vorst, om zijn slaven te zijn; wanneer de vorst niettemin hun rechten vertrapt en hen als slaven behandelt, dan is hij geen vorst meer, maar een tiran.’

Plakkaat van Verlatinghe, 1581


Eerste pagina van het Plakkaat van Verlatinghe, de brief waarin de Staten-Generaal van de opstandige gewesten verkondigde Filips II niet meer als koning te erkennen.

Oranje besefte dat hij in de ogen van Filips vogelvrij was verklaard en dat er genoeg Spaansgezinden zouden klaar staan om de daad bij het woord te voegen. Maar de banbrief van Filips bracht ook mensen in verleiding die enkel uit waren op materieel gewin. Dat was het geval met de nog geen twintig jaar oude Bask Juan de Jaureguy. Jaureguy was als hulpboekhouder in dienst bij Gaspar de Añastro, een Antwerpse koopman van Spaanse origine. Als gevolg van een schipbreuk had Añastro forse verliezen geleden. De door Filips beloofde beloning was te aanlokkelijk om eraan voorbij te gaan. Jaureguy zou een bescheiden deel van de beloning opstrijken, mocht hij er in slagen Oranje te vermoorden.

Jaureguy kon de prins makkelijk benaderen omdat er geen scherpe grens tussen de katholieke en de protestantse gewesten liep en omdat de bescherming van hoogwaardigheidsbekleders gebreken vertoonde. Op zondag 8 maart 1582 wachtte hij Oranje ongestoord op. Hij bood de prins een verzoekschrift aan. Toen Oranje het document begon te lezen, haalde Jaureguy een ouderwets pistool tevoorschijn en opende vuur. Een kogel drong de rechterkant van de nek binnen, net onder het oor, en kwam weer naar buiten langs de linkerwang. Dankzij het snelle optreden van Oranjes vrouw Charlotte werd het bloed tot stelpen gebracht. Toch duurde het nog verscheidene maanden voor de prins er weer bovenop kwam. De prinselijke lijfwachten staken Jaureguy dood met hun hellebaarden. Uit documenten die op hem werden gevonden, bleek hoe de zaak in elkaar zat. Añastro kon ontkomen naar de Spaanse provincies, twee medeplichtigen werden terechtgesteld.

We kunnen het ons moeilijk voorstellen dat een tweede, fatale aanslag op de prins, amper twee jaar later kon plaatsvinden in vergelijkbare omstandigheden

We kunnen het ons moeilijk voorstellen dat een tweede, fatale aanslag op de prins, amper twee jaar later kon plaatsvinden in vergelijkbare omstandigheden. Balthasar Gerards, een jongeman uit Dole in de Franche-Comté, een provincie die toen deel uitmaakte van de Habsburgse bezittingen, was al op weg naar de Nederlanden om Oranje te vermoorden toen hij in Luxemburg kennis kreeg van de mislukte aanslag van Jaureguy. In de lente van 1584 hervatte Gerards zijn tocht naar Delft, gewapend met valse documenten waaruit moest blijken dat hij François Guyon heette en de zoon was van een fervente protestant die de marteldood was gestorven.

Gerards ging nauwgezet te werk en besloot toe te slaan op een ogenblik dat Oranje van zijn werkkamer in het Prinsenhof naar de eetkamer ging of omgekeerd. Op 10 juli 1584 kreeg de prins het bezoek van de burgemeester van Leeuwarden. Na een lang gesprek ging hij met zijn gast naar de eetkamer. In de gang tussen de twee kamers wachtte Gerards de prins op en vroeg hem om het paspoort dat hem eerder zou toegezegd zijn. De prins beloofde hem het nodige te doen. Na de maaltijd ging Oranje opnieuw naar zijn werkkamer. Gerards stond nog altijd op dezelfde plaats en voor iemand kon ingrijpen vuurde hij driemaal.

Oranje zeeg stervend neer, zijn laatste woorden waren: ‘Mijn God, mijn God, erbarm u over mij en over dit arme volk.’ De moordenaar werd gevat en na vreselijke pijnigingen ter dood gebracht. In de Roomse landen werd zijn daad verheerlijkt. Sommige geestelijken wilden hem zelfs zalig laten verklaren. Zijn familie kreeg de beloofde beloning en werd in de adelstand verheven.

Dit artikel verscheen eerder in Knack Historia: 150 politieke moorden en aanslagen. Hier te koop

Partner Content