De politieke moordzomer: de aanslag op Napoleon
Napoleon Bonaparte viel bijna ten prooi aan een ‘machine infernale’.
De politieke moord is een fenomeen van alle tijden – van gisteren en vandaag, en helaas ook van morgen. Want macht doet iets met een mens: als gewone politieke middelen niet meer volstaan, wordt de strijd om de macht dan ook beslist met de loop van een geweer, of het lemmet van een mes. Deze zomer blikken we terug op de meest markante politieke moorden en aanslagen uit de geschiedenis.
De gebeurtenissen bij de overgang van de 18e naar de 19e eeuw hadden generaal Napoleon Bonaparte alle macht in handen gegeven. Na de staatsgreep van 18 Brumaire (9 november 1799) werd het consulaat ingevoerd met eerste consul Bonaparte als een soort militaire dictator voor het leven. Een goed jaar later maakte de overwinning van de Franse generaal Moreau op de Oostenrijkers in Hohenlinden een einde aan de oorlog tegen de Tweede Coalitie. De eerste consul richtte zich vervolgens op zijn tegenstanders in Frankrijk. Bonaparte was het meest bevreesd voor de radicale erfgenamen van Danton en Robespierre, de jakobijnen. Zijn minister van Politie Fouché daarentegen was meer beducht voor de royalisten die vooral in de Vendée in West-Frankrijk onrust bleven stoken.
Drie weken na Hohenlinden, op kerstavond 1800, maakte Napoleon zich in het paleis van de Tuilerieën klaar om samen met een select gezelschap een opvoering bij te wonen van Die Schöpfung van Haydn in de Parijse Opera. Bonaparte voelde zich die dag vermoeid en was liever thuisgebleven, maar zijn echtgenote, Joséphine de Beauharnais, wist hem te overhalen om toch mee te gaan. Rond acht uur spoedden twee koetsen met de eerste consul en zijn gevolg zich langs de Rue Saint-Nicaise naar de opera. Ze werden begeleid door een escorte grenadiers.
Vermoedelijk heeft de snelheid waarmee het gezelschap zich verplaatste de daders van de aanslag verrast.
Vermoedelijk heeft de snelheid waarmee het gezelschap zich verplaatste de daders van de aanslag verrast. Aan het einde van de Rue Saint-Nicaise hadden ze een kar achtergelaten met daarop een grote ton gevuld met buskruit, de ‘machine infernale’ (het helletuig). De leidsels van het paard dat voor de kar was ingespannen, lagen in de handen van een vijftienjarig meisje uit de buurt, Marianne Peusol. Toen de eerste grenadiers voorbij waren gestoven, stak Pierre Robinault Saint-Régeant het vuur aan de lont. Te laat want de koets van Napoleon was al uit de buurt toen de lading buskruit tot ontploffing kwam. Kar, paard en Marianne Peusol werden verpulverd. Daarnaast vielen nog verscheidene doden en gewonden. De cijfers over het aantal slachtoffers lopen sterk uiteen, van twee doden en enkele gewonden tot tussen de twintig en de dertig doden en enkele tientallen gewonden.
Het laatste helletuig
Het helletuig dat bijna het leven kostte aan Napoleon, is genoemd naar de ‘helsche vuyrschepen’ die werden gebruikt tijdens het beleg van Antwerpen in augustus 1585. De hertog van Parma had toen een scheepsbrug gelegd over de Schelde. Zo zorgde hij voor een goede verbinding tussen zijn troepen die aan beide kanten van de rivier gelegerd waren. De Italiaanse ingenieur Frederico Giamibelli bedacht een vernuftig plan om die brug te vernielen. Bij eb liet hij vanuit het belegerde Antwerpen twee schepen volgepropt met buskruit de stroom afdrijven. Er waren lonten aangebracht die ervoor moesten zorgen dat de vaartuigen na een uur in de lucht vlogen. Een van de twee bereikte zijn doel, en er volgde een zware ontploffing. Om en bij de achthonderd Spaanse soldaten kwamen om, onder wie Caspar de Robles, een van de beste officieren van Farnese.
Het laatste helse tuig werd in 1835 ontworpen door de Italiaanse revolutionair Giuseppe Marco Fieschi, die onder Napoleon had gevochten en zich na de machtsovername door koning Lodewijk-Filips in Parijs vestigde. Fieschi was een uitgesproken tegenstander van de conservatieve politiek van de nieuwe vorst en met twee kompanen, Pierre Morey en Theodore Pépin, smeedde hij een plan om de koning en zijn gevolg te doden tijdens de viering van de vijfde verjaardag van de Julirevolutie van 1830.
Fieschi had een houten geraamte ontworpen waarop vijfentwintig geweerlopen waren gemonteerd, elk geladen met acht kogels en een hoeveelheid hagel. Dit tuig werd geïnstalleerd achter een raam op de derde verdieping van een woning aan de Boulevard du Temple. Daar kwam op het middaguur van 28 juli de stoet met de koning en de belangrijkste hoogwaardigheidsbekleders voorbij. Indien alle vijfentwintig geweren tegelijk hadden vuurgegeven, dan was een verschrikkelijke slachting onvermijdelijk geweest. Maar ‘slechts’ zeventien van de vijfentwintig functioneerden naar behoren. Hoewel er dan nog tientallen slachtoffers te betreuren vielen, liep de koning slechts een lichte schaafwonde aan het voorhoofd op. Hij zag geen reden om zijn dagprogramma aan te passen.
Het ‘helletuig’ had goed maar niet perfect gewerkt. Vier geweerlopen waren tijdens het afvuren ontploft waardoor Fieschi zware verwondingen aan het gelaat en de handen opliep. Hij kon niet vluchten en werd onmiddellijk aangehouden. Zijn twee kompanen vielen enkele dagen later in handen van de politie. Een half jaar na de aanslag werden ze terechtgesteld. Een kopie van het ‘helletuig’ staat opgesteld in het Musée de l’Histoire de France in het paleis van Versailles. Het doet denken aan de Stalinorgels die tijdens de Tweede Wereldoorlog furore maakten in het Sovjetleger.
Dit artikel verscheen eerder in Knack Historia: 150 politieke moorden en aanslagen. Hier te koop
De politieke moordzomer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier