De laatste rit van gitarist Mark Knopfler: ‘Zodra ze met vlaggen beginnen te zwaaien, ben ik weg’
Het nieuwe album Down the Road Wherever overspant zowat de carrière van gitarist Mark Knopfler. Knack zocht hem op in zijn studio voor een confronterend gesprek over waardig ouder worden, identiteit en een broodje spek.
‘Midden jaren vijftig trok oom Jozef het niet meer in Aalst. Hij stapte de boot op, om aan de andere kant van de oceaan het geluk te zoeken. Eerst in Canada. Geen geluk. Dan in Florida. Evenmin geluk. Tegen 1958 maakte hij de doorsteek naar Las Vegas. Hij vond er een baantje in het Sands Hotel. Cue naar 1985. Oom Jozef, die zich intussen Uncle Joe laat noemen, komt voor zes weken op familiebezoek naar België. Op het eind van elke aperitiefsessie neemt hij zijn neefje terzijde, en spreekt hem ernstig toe: ” Listen, kid. Vergeet het nooit: Frank Sinatra is het grootste beest van Las Vegas.” Het neefje snapt er niets van. Jarenlang. Tot hij ontdekt wat Uncle Joe eigenlijk deed in het Sands Hotel. Timmerwerken. En telkens als Frank Sinatra en de dronken zwijnen van The Rat Pack hun suites afbraken, moest Jozef de Timmerman de boel repareren. En the kid, dat was ik.’
De folk uit het noorden is gepolitiseerd geraakt. Het is allemaal de schuld van acteur Mel Gibson, met zijn film Braveheart.
‘ No way! Mark Knopfler lacht breed. ‘Zatte Sinatra, smashing up the place. Dat had ik even nodig. Daar zit een song in. Zou je ’t erg vinden?’
‘U kunt er vast een beter liedje mee maken dan ik’, zeg ik.
Overzees geluk, op een betrokken ochtend in West-Londen. Tien jaar geleden liet Knopfler in Chiswick de British Grove Studios optrekken, een wonder van techniek en glooiend hout. De sfeer in de buurt is gemoedelijk, dorps bijna – het Engeland van tweed, stout en shepherd’s pie. De man die met Dire Straits een van de grootste bands ter wereld had, plooide de voorbije twintig jaar steeds meer terug op zijn terroir. Als zoon van een Schotse moeder en een Hongaars-Joodse vader die voor de nazi’s vluchtte, is hij verknocht aan Newcastle en omstreken. De geur van de rivier de Tyne, met haar schepen die gelukszoekers naar de Verenigde Staten brachten. De keuken van grootmoeder, ook: ‘Everything was in there/ That you’d want to see. Corned beef and onions/ And true love’, zingt hij. Je plaats vinden in de wereld: het kan even duren.
De zucht naar een vervlogen Engeland leverde intieme soloplaten op over gokkers, dichters en gitaarbouwers, met Ierse violen en low whistles. Die sfeer zit ook in het nieuwe album Down the Road Wherever, dat deze week wordt gelanceerd, al is het opvallend diverser dan zijn voorgangers.
69 is Knopfler intussen, en dat kan hij niet loochenen. De ranke man van Dire Straits beweegt traag, zijn gedachten waaien al eens weg, hij wordt snel emotioneel en – het is wel erg confronterend – lijkt chronisch te beven. Wie de meester nog eens aan het werk wil zien, kunnen we aanraden om op 22 juni naar het Antwerpse Sportpaleis af te zakken. In de controlekamer van studio 2 van British Grove begon de zwaarmoedigheid tot hem door te dringen. ‘Mijn excuses. Vertel jij me eens een goeie familiegeschiedenis. Ik heb het nodig’, zei hij. Uncle Joe to the rescue, alweer. Maar we waren het gesprek begonnen zoals alleen oude zielen gesprekken beginnen:
Moet je nu weten wie er dood is?
Mark Knopfler: Wie dan?
Peggy Sue.
Knopfler: Oh nee. (lange stilte) Geboortes, huwelijken, dood… De grote scharniermomenten, nietwaar? Ik herinner me nog zo de Buddy Holly-single en de film Peggy Sue Got Married. Buddy was belangrijk voor me, en dat is hij nog altijd. Je moet maar eens luisteren naar het nummer Rave On! Dat staat nog altijd als een huis. Een paar jaar geleden zat ik in een bar, en plots speelden ze Telegraph Road van Dire Straits. Het was een ramp. Er was zoveel werk in gekropen, en het bleek na al die jaren volstrekt levenloos. Onmiddellijk erna draaiden ze Rave On! Vier keer luider, twintig keer groter! Songs als Peggy Sue waren verraderlijk simpel. Buddy had zoveel potentieel, maar nee: een vliegtuigcrash op zijn 22e. We verliezen dezer dagen een hele generatie. Chuck Berry en Fats Domino zijn weg, en het gaat maar door.
Net zoals uw vorige album, Tracker, dwingt Down the Road Wherever ons naar de vergankelijkheid te kijken. In het nummer Basil zong u over de oude dichter Basil Bunting, die snakte naar zijn pensioen en naar ’time to think about time’. Hoe voelt het om dag na dag meer Basil te worden?
Knopfler: Nou, ik weet niet of ik stilaan Basil word, maar je moet wel aanvaarden dat de stukjes van het leven waar je van geniet één voor één wegvallen. In mijn geval zal touren wellicht het eerste slachtoffer worden. Maar wat ik hopelijk nog lang zal kunnen, is door het raam staren, songs schrijven en ze hier opnemen. Als het rondreizen ophoudt, zal ik inderdaad meer tijd maken om over de tijd na te denken. Alleen moet je erover waken dat je op zo’n moment wel blijft creëren, anders verkalk je. Alleen het optreden gooi je overboord.
U hebt ooit al op zo’n punt gestaan. Toen u murw was geslagen door de monstertournees van Dire Straits ging u gewoon met uw oude cafémaats spelen. Bel die jongens van The Notting Hillbillies toch even.
Knopfler: Een heel aantrekkelijke gedachte. Heerlijk nietsdoen met de Hillbillies, dat was indertijd het plan. Maar voor je het weet, speel je twee weken in Ronnie Scott’s Jazz Club in Londen. Dat wil ik niet meer.
U schrijft genadeloos over uw eigen verschijning. ‘Unforgiving time flays everything’, zingt u in Floating Away, de genadeloze tijd vilt alles.
Knopfler: Zo is het toch? Hoe oud ben jij? 45? Ga jij nog met gierende banden door het leven?
Ik wandel bij voorkeur in een trenchcoat langs de rivier, mijnheer. Ik heb er speciaal een hond voor gekocht.
Knopfler: Zeer goed. (doceert) Wie nooit een appel heeft gedeeld met zijn hond, kent de ware liefde niet. Maar die beestjes leven zo snel, ze hebben zo’n korte levenscyclus. En plots merk je dat je puppy groot is en dan gaat hij dood. (met tranen in de ogen) Excuseer. Het is Peggy Sue all over again.
Hoe langer je blijft leven, hoe groter de kans dat je weer hip wordt.
Knopfler: Ik zou er geen geld op inzetten.
Ik bedoel: toen gitarist Dan Auerbach u vorig jaar vroeg om samen te werken, was u plots weer cool.
Knopfler: Geen idee waarom hij me belde. (stamelt) Hij heeft net nog When It Comes to You, een song van mij, gecoverd. Dan kent de muziekgeschiedenis, moet ik zeggen. Zelfs sommige dingen van de jaren tachtig.
Ook u lijkt vrede te hebben met de nalatenschap van Dire Straits. Down the Road Wherever is bijna een album met een A-kant en een B-kant. De helft van de nummers lijkt uit de jaren vijftig te komen, maar op songs zoals Back on the Dancefloor en Trapper Man draagt u weer een hoofdband.
Knopfler: Ik voel me op dit punt in mijn leven niet verplicht om een Groot Concept uit te spreiden over een heel album. Heb ik op een dag zin in een eightiessound? Uitstekend. Morgen niet? Ook goed. Dat zal me nog heugen: om dit allemaal live te kunnen spelen, moet ik elf muzikanten meenemen op het podium. Niet noodzakelijk allemaal tegelijk, ik compartimenteer, maak de dingen klein. Neem nu Matchstick Man: dat schreef ik in mijn eentje op akoestische gitaar, en dat ga ik waarschijnlijk ook zo houden. Op andere mogen de Ierse strijkers opkomen, of de blazers.
Nu even ernstig. Als íéts uw solowerk overspant, van Golden Heart uit 1996 tot vandaag, is het wel het kruispunt van geografie en tijd, dat ons lot bepaalt.
Knopfler: (knikt nadrukkelijk) Inderdaad. Het leven van een Schotse economische vluchteling na de Tweede Wereldoorlog. Een Engelse landmeter in 1763. Of op de nieuwe plaat: het hoofdpersonage in de song My Bacon Roll: een man die zich bedreigd voelt door de samenleving van vandaag. Hij is Mister Brexit. Hij heeft het gevoel dat hij door de krachten van de moderniteit en de vooruitgang geen kant op kan. En zo zijn er véél mensen. Creditcards vinden ze onbetrouwbare nieuwlichterij, ze roken en drinken nog altijd tegen de sterren op. En ze zijn gehecht aan hun erg Engelse broodje spek. ‘Dat gaan ze ons toch ook niet afpakken, zeker?’ – die instelling. Probeer op de werkvloer zo iemand maar aan te zetten tot teamwerk, of op motiveringscursus te sturen. Dat vinden ze onbegrijpelijke bullshit. Dat heeft scherpe sociale gevolgen, want zulke mensen passen nergens meer in. In het begin laat ik de man nogal koppig zeggen: ‘I never got the elbow’, wat zoveel betekent als: ‘Ik ben nooit ontslagen, ik heb het uitgezeten, mij kun je niets maken.’ Hakken in het zand. Ik hou van zulke portretten.
En u? Waar vindt u troost in, als het al geen broodje spek is?
Knopfler: In het noorden. Ik heb over de hele wereld gewoond, maar om de zoveel tijd moet ik naar Schotland, waar ik ben geboren, en naar Northumberland, waar ik ben opgegroeid. De rivier de Tyne. Als kind lag ik in mijn bed naar de misthoorns te luisteren. Mensen zijn daar écht. Vriendelijk ook. Luister eens naar The Boy away from Home op de nieuwe plaat: een liedje over een jonge Liverpoolsupporter die na een wedstrijd door de straten van Newcastle doolt omdat hij de laatste trein heeft gemist. In z’n eentje loopt hij het clublied, You’ll Never Walk Alone, te zingen – uit eenzaamheid, of is het uit angst? Ik kan je verzekeren: zo’n jongen zou in het echt worden opgepikt door locals, een kopje thee en wat geld krijgen, en ze zouden hem nog naar het station brengen ook. Dáárom hou ik van het noordoosten.
Mark Knopfler
– 1949: geboren in Glasgow
– 1977: richt de band Dire Straits op
– 1979: breekt door met de single Sultans of Swing
– 1985: album Brothers in Arms wordt de eerste commercieel verspreide cd
– 1991: release On Every Street; laat Dire Straits uitdoven
– 1996: begin solocarrière met Golden Heart
– 2018: brengt Down the Road Wherever uit.
Uit uw portretten spreekt respect voor de werkman, voor goedgemaakt handwerk. Dichter Seamus Heaney, een fan van u trouwens, zei het al: ‘By God, the old man could handle a spade, / Just like his old man.’
Knopfler: Precies. Wat dat betreft, is My Heart Has Never Changed een uitschieter, een outtake uit Tracker. Over een oude trucker die terugkijkt op de ruigere dagen. Met zulke character songs is het altijd uitkijken. Je moet je typeringen heel precies formuleren, of het wordt snel lelijk. Ik werk momenteel aan een musicalversie van Local Hero, naar de film uit 1983. Als ik de mensen uit dat Schotse dorpje portretteer, moet ik voorzichtig zijn. Je moet mensen in hun waardigheid laten. Stereotypes zijn te makkelijk. Maar je moet mensen ook niet helemaal sparen. Kijk naar het hoofdpersonage in Money for Nothing: een verkoper in een winkel van keukentoestellen die liep af te geven op rocksterren: ‘Maybe get a blister on your little finger’, weet je nog? Met alle scheldwoorden erbovenop. Dat is letterlijk wat hij die dag uitkraamde. Als je daar te zeer de nadruk op legt, wordt het uitlachmuziek. Maar als je het eruit laat, spuit je als het ware deodorant over de werkelijkheid.
Je moet als songschrijver vooral niet te romantisch worden. Ook niet als het over afkomst gaat. Groot-Brittannië is meer dan ooit een internationale mix. Dan kun je niet anders dan globaal denken. Dat is niet iedereen gegeven.
Weten waar je vandaan komt kan rust geven, maar het moet geen identitair denken worden?
Knopfler: Zodra ze met vlaggen beginnen te zwaaien, ben ik weg. Dat leidt naar andere dingen die ik niet bepaald smakelijk vind. Ik heb het zien gebeuren met de muziek in de Schotse folkclubs, tegen de grens met Engeland aan. Vroeger gingen muzikanten van beide kanten van de grens samenzitten, ze leerden elkaar hun tradities. Dat is afgelopen sinds de nationalisten daar hun werk hebben gedaan. De muziek is gepolitiseerd geraakt. Het is allemaal de schuld van acteur Mel Gibson, met zijn film Braveheart. Plots kregen kinderen slaag op school ‘omdat ze in het verkeerde kamp zaten’.
Bent u ooit teruggegaan naar de geboorteplek van uw vader in Hongarije?
Knopfler: (snel) Nee. Ik heb natuurlijk wel opgetreden in Hongarije, en het zijn daar heel fijne mensen. Maar dat gevoel trékt niet aan me. Eerlijk, ik wil niet meer weggaan. Mijn romance met Londen blijft duren, en ik hou nog altijd van New York, ondanks alles. Maar Geordieland zal me altijd blijven roepen. (lange stilte) Mijn excuses. Vertel jij me eens een goeie familiegeschiedenis.
Kent u Jozef de Timmerman?
Down the Road Wherever p>
Vrijdag 16 november uit bij British Grove Records. p>
Beluister Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier