De helft van alle leven op aarde is verdwenen

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Het leven op aarde zal het nog hard te verduren krijgen door de klimaatopwarming. Veel soorten, op het land en in de zee, zijn er nu al erg aan toe. Toch worden de alarmkreten van wetenschappers vaak nog als ‘onzin’ afgedaan.

Sinds het begin van de menselijke beschaving is de helft van het leven op aarde verdwenen. Tot die conclusie komt een grote studie in het wetenschappelijk vakblad Proceedings of the National Academy of Sciences. Ze drukt het leven wel uit in biomassa: het ‘gewicht’ dat alle soorten samen hebben. Er werd altijd van uitgegaan dat bacteriën samen de grootste biomassa hebben, omdat ze overal voorkomen en met zo waanzinnig veel zijn, maar de studie stelt nogal verrassend dat landplanten goed zijn voor 80 procent van het totaal. Door ontbossing en andere aanpassingen van het landschap heeft de mens de vegetatie veel lager gemaakt dan vroeger en heeft de aarde de helft van zijn biomassa verloren.

De helft van alle leven op aarde is verdwenen
© Getty Images/iStockphoto

Wijzelf en ons vee scoren qua biomassa 22 keer hoger dan de rest van de zoogdieren. De biomassa van wilde landzoogdieren is in de bestudeerde periode zeven keer kleiner geworden, die van zeezoogdieren vijf keer. Het zijn hallucinante cijfers. Voor het welzijn van de aarde maken ze niet zoveel uit, maar het is tekenend voor onze dominantie dat wij de verhoudingen met de andere soorten zo sterk hebben veranderd.

Als je naar de cijfers voor afzonderlijke diergroepen kijkt, wordt het nog erger. De voorbije halve eeuw zou het aantal insecten – niet in soorten uitgedrukt, maar in individuen – in onze streken met 75 procent zijn afgenomen. Geen wonder dat insectenetende vogels als zwaluwen het zo moeilijk krijgen. De Living Planet Index van de milieuorganisatie WWF illustreert dat sinds 1970 het aantal gewervelde dieren in de wereld meer dan gehalveerd is. Volgens cijfers in New Scientist is een achtste van alle vogelsoorten in de wereld met uitsterven bedreigd. Het gaat om 1469 soorten van de ongeveer 11.000 die bekend zijn.

Liefst 1091 van die soorten zijn bedreigd als gevolg van de omzetting van hun biotoop in grootschalige landbouwgrond. Schattingen van de evolutie van het landschap wijzen uit dat er tegenwoordig zes keer meer landbouwgrond op de aarde is dan drie eeuwen geleden. Liefst 38 procent van de landmassa wordt nu gebruikt voor landbouwdoeleinden. Maar ook de rest is niet onaangetast gebleven: ongeveer driekwart van het land op de aarde is op een of andere manier door menselijke activiteit aangetast.

Leeuw wordt nachtdier

Vooral de zoogdieren zijn er erg aan toe. Na het verdwijnen van de dinosaurussen zijn mammoeten, reuzengordeldieren, reuzenapen, holenberen en manenleeuwen lang dominant geweest. Toen kwam de mens, en die had het niet zo begrepen op grote soorten. Alle grote dieren moesten – en moeten – eraan geloven. Van de grootste soorten, zoals tijgers en neushoorns, kunnen de overblijvende aantallen bijna stuk per stuk geteld worden: het zijn er niet meer dan enkele duizenden. Een studie in Science besloot dat zoogdieren goed op weg zijn om gemiddeld kleiner te worden dan ze de voorbije 45 miljoen jaar ooit zijn geweest.

Een andere studie toonde aan dat zoogdieren, geheel volgens de darwiniaanse overlevingsmechanismen, op grote schaal hun gedrag aanpassen aan de menselijke aanwezigheid. Ten tijde van de dinosaurussen waren de meeste zoogdieren niet alleen piepklein, ze waren ook vooral ’s nachts actief om aan de grootste rovers te ontsnappen. Dat beginnen ze opnieuw te doen. In natuurparken vindt slechts 17 procent van de activiteit van leeuwen ’s nachts plaats, buiten de parken is dat 80 procent – de mens is het grote roofdier geworden. Gemiddeld werden de 62 bestudeerde soorten ongeveer 20 procent actiever ’s nachts dan lang geleden. Wij hebben de dag veroverd, zij moeten het stellen met de nacht. Sommige wetenschappers gaan ervan uit dat ze dat kunnen, omdat ze nog niet alle nachtelijke overlevingsinstincten verloren hebben.

De helft van alle leven op aarde is verdwenen
© Getty Images/iStockphoto

Om bedreigde dieren en planten toch nog een kans te geven, werken mensen naarstig aan een netwerk van beschermde gebieden, zowel op het land als in de zee, die ze in het beste geval ook adequaat beheren. Maar dat verloopt evenmin zoals gehoopt, zeker nu verlichte geesten als de Amerikaanse president Donald Trump grootschalige beschermingsprojecten, bijvoorbeeld van zeearenden en wolven, op de helling zetten. Trump laat zijn regering ook aan natuurgebieden knagen om er oliepijpleidingen door te trekken. Ook in Europa komt er grote druk op natuurgebieden.

Wereldwijd heeft liefst een derde van de zogezegd beschermde natuurgebieden zwaar te lijden van menselijke activiteiten. Tot die onthutsende conclusie kwam Science. Het gaat concreet om 6 miljoen vierkante kilometer. Veel van die gebieden worden wel nog altijd beschouwd als ‘beschermd’, waardoor inspanningen om nieuwe gebieden te beschermen worden gehypothekeerd, want ‘er is al genoeg gebeurd’. De realiteit is waarschijnlijk nog erger, want critici van de studie wezen erop dat de grootschalige vernielingen aangebracht door dierlijke migranten er niet in zijn meegerekend. Een kwart van de bedreigde diersoorten zou extra te lijden hebben van door de mens geïntroduceerde uitheemse soorten.

Voor de oceanen ziet het plaatje er evenmin rooskleurig uit. Het vakblad Current Biology rekende enkele weken geleden voor dat amper 13 procent van onze zeeën niet door menselijke activiteiten is aangetast. In de zeeën tussen Europa en Noord-Amerika en tussen Afrika en Zuid-Amerika is er bijna geen ‘wildernis’ meer over. Enkel in de poolgebieden zou er nog wat biologische ongereptheid zijn, en hier en daar in de Stille Oceaan, maar de vraag is hoelang dat nog zal duren. Van de bestaande mariene wildernis is amper vijf procent door een of andere internationale maatregel beschermd.

De helft van alle leven op aarde is verdwenen
© Getty Images/iStockphoto

Het blijft moeilijk om de publieke opinie, en dus ook de regulerende autoriteiten, te sensibiliseren voor deze problematiek. Mensen hebben de neiging zichzelf los te koppelen van de natuur en te denken dat die te hunner beschikking staat – diverse religies en de opmars van de landbouw hebben daar een sturende rol in gespeeld. Hoewel de natuur heel wat zogenaamde ecosysteemdiensten levert, waar vooral land- en tuinbouwers van profiteren: de bevruchting van gewassen door bijen, de verspreiding van zaden door vogels, de recyclage van plantaardig afval door insecten, de gezondhouding van de bodem door wormen, enzovoorts.

Mcdonaldisering

Maar in deze populistische tijden worden de alarmkreten van wetenschappers en natuurbeschermers gemakkelijk als ‘onzin’ en ‘nodeloos drama’ afgedaan. Zoals New Scientist het omschreef: ze worden weggezet als ‘kwezelig gepreek van een elite die de band met de realiteit verloren is’. Onderzoek naar natuurbescherming en verlies van biodiversiteit behoort tot de eerste slachtoffers van besparingen, omdat de noodzaak ervan als beperkt wordt ervaren. Het helpt ook niet dat het in 2012 opgerichte Intergovernmental Platform on Biodiversity and Ecosystem Services (IPBES), de biodiversiteitstegenhanger van het roemruchte Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), hopeloos verdeeld is over de te volgen procedures. Vorige week bracht Nature een verslag over het compleet vastgelopen traject van het IPBES, als gevolg van blijkbaar onoverbrugbare tegenstellingen: exacte en humane wetenschappers zijn het fundamenteel oneens met elkaar, evenals vertegenwoordigers van rijke en ontwikkelingslanden. Als het Platform tot dusver iets geleerd heeft, is het dat een consensus rond de aanpak van de strijd tegen biodiversiteitsverlies niet voor de hand ligt.

De helft van alle leven op aarde is verdwenen
© Getty Images/iStockphoto

Er is ook veel aandacht voor zogenaamd dissidente stemmen, die stellen dat het met het verlies van biodiversiteit lokaal dikwijls meevalt, omdat soorten die verdwijnen vervangen worden door nieuwe. De nieuwkomers zijn vaak door de mens meegebrachte migranten, maar ook soorten die op eigen kracht nieuwe gebieden koloniseren, bijvoorbeeld omdat ze profiteren van de klimaatopwarming. De wereld is voortdurend in beweging, heet het dan, ook de natuurlijke wereld. Dat zo’n proces leidt tot wat wetenschappers de mcdonaldisering van onze natuur noemen – overal dezelfde succesvolle cultuurvolgers – wordt gemakshalve over het hoofd gezien.

Ganzen blijven doorvliegen

De klimaatopwarming lokt nu al veranderingen in het gedrag van dieren uit. Wetenschappers beschreven in Current Biology hoe brandganzen noodgedwongen hun trekgedrag aanpassen aan de opwarming van het Hoge Noorden. De vogels broeden in de arctische regio en komen bij ons overwinteren – daarvoor moeten ze telkens een afstand van 3000 kilometer overbruggen. Gewoonlijk deden ze onderweg enkele stopovers om krachten op te doen. Maar nieuwe bevindingen wijzen uit dat ze nu in de lente gewoon doorvliegen, in één ruk, omdat ze anders te laat zijn om optimale voedingscondities voor hun jongen te hebben: door de klimaatopwarming ontluikt alles in hun broedgebieden weken eerder dan vroeger. De ganzen hebben dan onderweg echter zo veel van hun krachten gevergd dat ze minder energie overhouden om hun nakomelingen groot te brengen. Dat is natuurlijk ook geen goede strategie. Het valt af te wachten hoe dat zal evolueren. In onze streken lijkt de brandgans steeds meer een resident te worden, om niet te zeggen een vogel van parkvijvers. De vraag is of het dat is wat we willen.

Wetenschappers blijven ons bombarderen met voorspellingen over hoe sterk de aarde zal opwarmen. Een half jaar geleden verscheen in Nature een goed onderbouwde analyse die las als een doembericht. Onderzoekers zijn tot de vaststelling gekomen dat de klimaatmodellen die het best voorspellen wat er nu aan het gebeuren is, ook deze zijn die voorspellen dat het later nog warmer gaat worden dan we denken – er is sprake van een gemiddelde globale temperatuurstijging van meer dan 4 °C tegen dat onze kleinkinderen oud zijn.

Dat moet effecten hebben op de biodiversiteit. Science publiceerde een analyse die aantoonde dat een opwarming van het klimaat met ongeveer 3,2 °C – dat is het cijfer dat de meeste wetenschappers vandaag als realistisch beschouwen, tenzij er snel echt drastische maatregelen zouden komen – grote effecten op de overlevingskansen van dieren en planten zal hebben. De helft van de insecten, bijna de helft van de planten en een kwart van de gewervelde dieren zou dan meer dan de helft van hun leefgebied kwijtspelen. In tropische regio’s leven veel dieren en planten al tegen hun temperatuurslimieten aan, in poolgebieden hebben koudeminnende dieren geen mogelijkheden meer om uit te wijken naar wat ze gewoon zijn. En tussenin dreigen ecosystemen ontregeld te raken, omdat veel soorten op korte termijn grote aanpassingen zullen moeten maken, bijvoorbeeld door andere oorden op te zoeken.

De helft van alle leven op aarde is verdwenen
© Getty Images/iStockphoto

Visoorlogen

De menselijke veranderingen gaan dikwijls te snel om de darwiniaanse overlevingsmechanismen de kans te geven tijdig oplossingen uit te dokteren. De eerste diersoort die is uitgestorven als gevolg van de klimaatopwarming is een feit. Het is geen diertje waar veel mensen zich druk over zullen maken: de Bramble Cay mozaïekstaartrat, een grote rat van een eiland in het noorden van het Australische Great Barrier Reef die verwant is aan een landrat, is definitief van de aardbol verdwenen door onder meer de stijging van de zeespiegel.

Het mariene ecosysteem zal uiteraard ook gevolgen ondervinden van de klimaatopwarming. Sinds 1982 is het aantal dagen met extreem warme zeetemperaturen verdubbeld, berichtte Nature onlangs. De hitteperiodes duren steeds langer en bestrijken een steeds grotere oppervlakte, ze zouden nu 21 keer verder reiken dan in de pre-industriële periode. Dat heeft grote gevolgen voor het leven in de zee, want de hogere temperaturen stuwen veel dieren naar andere plekken dan hun normale areaal. Ze veroorzaken bloei van giftige algen, grootschalig afsterven van ecologisch belangrijke koraalriffen en massale sterfte onder vissen, ook van commercieel nuttige soorten.

De helft van alle leven op aarde is verdwenen
© Getty Images/iStockphoto

Ook enkele van de recente ‘visoorlogen’ tussen landen zijn een gevolg van de klimaatopwarming, omdat visvoorraden zich op grote schaal verplaatsen naar gebieden waar ze hun gewone leefomstandigheden vinden. Zo was de ‘makreeloorlog’ die in 2007 in Europa begon, een gevolg van het feit dat veel makrelen uit internationale wateren naar de IJslandse territoriale wateren verhuisden, waardoor veel makreelvissers er niet meer bij konden.

Hoe ver het effect van menselijke beïnvloeding op mariene dieren kan gaan, bleek uit een ander opmerkelijk verslag in Science: zeezoogdieren als zeekoeien hebben een beschermende factor tegen fosfaatvergiftiging verloren. Alle zeezoogdieren stammen af van dieren die ooit op het land leefden. Daar beschikten ze over een bepaald enzym (paraoxonase 1) dat onder meer nuttig was voor hun vetmetabolisme. Maar in de zee was het blijkbaar niet nodig, en aangezien de natuur niet gemakkelijk investeert in iets wat overbodig is, verdween het enzym uit het gamma dat de dieren ter beschikking hebben. Normaal gesproken is er geen fosfaatvergiftiging in de zee, maar ondertussen spoelen er op zo veel plekken zo veel uit de landbouw afkomstige fosfaatverbindingen het zeewater in, dat de dieren er in de problemen komen. Hun aanvankelijk nuttige natuurlijke aanpassing maakt hen nu kwetsbaar voor pollutie. Het valt niet te ontkennen: de mens is een ramp voor alle andere levensvormen op aarde.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content