De Croo en Lahbib naar Peking: hoe afhankelijk zijn wij geworden van China?
Nu België tijdelijk voorzitter van de EU is, worden premier Alexander De Croo en minister van Buitenlandse Zaken Hadja Lahbib ontvangen in Peking. Hoe afhankelijk zijn wij geworden van China?
In 2019 stelde het ministerie van Buitenlandse Zaken een interne werkstrategie voor China op. ‘Openheid is een troef, naïviteit is een zwakte’, suggereerde het. België zou zich inzetten om China over te halen de zogenoemde universele vrijheden te respecteren, internationale organisaties te verstevigen en te bouwen aan evenwichtige economische relaties. Vier jaar later blijkt dat beleid over de hele lijn weinig opgeleverd te hebben.
Over de eerste twee doelstellingen kunnen we beknopt zijn. De voorbije vier jaar vermorzelde Peking de vrijheden in Hongkong en verdwenen duizenden dissidenten. In de autonome regio Xinjiang belandden honderdduizenden mensen in heropvoedingskampen. Over het hele land wordt de bevolking via gezichtsherkenning en artificiële intelligentie voortdurend in de gaten gehouden.
President Xi Jinping heeft herhaaldelijk benadrukt dat de Communistische Partij moet strijden tegen ‘verwestering’. Het Westen is volgens hem aan het ‘aftakelen’. Meer dan ooit biedt China weerwerk tegen de verwestering in de rest van de wereld en stelt het zijn eigen model voor als alternatief. Xi stuurt daarbij aan op een verenigd front tussen Chinezen thuis en in het buitenland om zo ‘de nationale wederopstanding’ mogelijk te maken en de veiligheid en de belangen van het land te verdedigen.
In grote organisaties als de Verenigde Naties heeft China meer landgenoten op sleutelposities en probeert het veelal met de meerderheid van ontwikkelingslanden front te vormen tegen de minderheid van westerse landen. Verder toont het zich eerder terughoudend en bouwt het vooral op regionaal vlak aan organisaties waarbinnen het een dominante stem heeft. Het doet dat, bijvoorbeeld, met de Centraal-Aziatische landen in de SCO, maar ook met de Afrikaanse landen in FOCAC.
In de Wereldhandelsorganisatie profiteert China van open handel in goederen. Maar het blijft terughoudend ten aanzien van de vrijmaking van overheidsaanbestedingen en de dienstensector. Terwijl het andere landen overspoelt met goederen kan het zelf in veel sectoren de deur dichthouden. De Europees-Chinese kamer van koophandel was vorig jaar duidelijk: ‘Enkel bedrijven die Chinese beleidsdoelen rechtstreeks dienen, kunnen nog profiteren.’
Luik en Zeebrugge
Dat brengt ons bij de derde doelstelling: meer evenwichtige handel tussen België en China. Eerlijke concurrentie is voor ons land cruciaal, want de Belgische industrie staat onder druk. De afhankelijkheid van China is licht gegroeid. Rond 2014 was het aandeel van China in de invoer van buiten de Europese Unie 8 procent; de laatste jaren schommelde dat rond de 10 procent. De doorvoerhandel is uit deze cijfers gefilterd.
Tezelfdertijd is het handelstekort fenomenaal gestegen: van ongeveer 1 miljard euro rond 2014 tot 5 miljard in 2021, 9 miljard in 2022 en wellicht 8 miljard in 2023. We hadden dat kunnen zien aankomen: elk Chinees beleidsdocument van de afgelopen jaren benadrukte industrie en uitvoer. De Belgische uitvoer naar China is in die tien jaar amper gegroeid, terwijl de invoer uit China vooral toenam in geavanceerde sectoren als elektronica, machines en voertuigen.
Nergens is dat zo zichtbaar als op de luchthaven in Luik, waar de pakjestsunami onverminderd doorgaat. Rond 2014 voerden we via onze luchthavens jaarlijks voor een dikke 2 miljard euro uit naar China en 1,5 miljard in. De laatste jaren bedraagt de uitvoer ongeveer 2,5 miljard en de invoer 4,4 miljard. Buurlanden en de Europese instellingen blijven zich ook zorgen maken over de controlecapaciteit van de douane in Luik.
Eén uitweg
Nog een plaats waar de onevenwichtige handel tastbaar wordt, is Zeebrugge. Daar arriveert ongeveer een kwart van de containers uit China en worden onophoudelijk Chinese auto’s gelost. In 2014 voerden we nog voor een klein miljard euro auto’s uit naar China; de afgelopen jaren voor amper 40 miljoen euro, terwijl er voor 5 miljard euro auto’s binnenkomen, weliswaar bestemd voor de hele Noord-Europese markt.
Terwijl zowel federaal premier Alexander De Croo (Open VLD) als Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) onze openheid verdedigt, keren Chinese staatsbanken ongeziene hoeveelheden kredieten uit aan de maakindustrie. En door de zwakke Chinese consumptiemarkt is er voor die industrie maar één uitweg: de buitenlandse markt. Voorlopig levert dat het voordeel van goedkope invoer op. Maar de concurrentievervalsing voor onze industrie en het risico op strategische afhankelijkheid worden steeds groter.