Lia van Bekhoven
‘De Britse mijnstaking van 1984 was de laatste slag in een slopende, ouderwetse klassenstrijd’
Lia van Bekhoven staat stil bij de grote mijnstaking van veertig jaar geleden, die het Verenigd Koninkrijk voorgoed veranderde.
Je realiseert het je niet als je er middenin zit, maar een driedelige TV-serie over de mijnstaking van veertig jaar geleden, doet je pas goed beseffen hoe die staking het VK definieerde.
De staking was bedoeld 20 mijnen die met sluiting bedreigd werden, open te houden. Toen na een jaar het doek viel waren de mijnwerkers niet alleen verslagen, maar de hele vakbeweging was bij de knieën afgezaagd. De mijnen stierven een langzame dood, andere genationaliseerde industrieën werden geprivatiseerd. Het Verenigd Koninkrijk zou noot meer hetzelfde zijn.
De staking van 1984 was de laatste slag in een slopende, ouderwetse klassenstrijd. Sinds de tweede wereldoorlog was het een politiek gegeven geweest dat zonder een akkoord met georganiseerde arbeiders het land niet bestuurd kon worden. Vakbondsleiders liepen Downing Street in en uit voor ‘tea and cake’ en voor overleg over cao’s. Ze konden regeringen maken en breken. Vooral dat laatste.
Charles Moore, de biograaf van Margaret Thatcher die in 1979 haar eerste verkiezingen won, schreef hoe de nieuwe premier tegen vertrouwelingen zei: ‘De laatste Conservatieve regering moest het afleggen tegen de mijnwerkers. Bij de volgende staking zullen wij winnen.’
In de eerste helft van de jaren zeventig hadden stakingen de Britse economie lamgelegd. Er waren driedaagse werkweken geweest. Britten hadden thuis bij kaarslicht geleefd. Vuilnis was niet opgehaald en doden niet begraven. Dat nooit meer. Om herhaling te voorkomen begon de regering reserves steenkool aan te leggen. De elektriciteitscentrales zouden een volgende keer blijven draaien.
Wat Thatcher gemeen had met haar tegenstander, de ubersocialistische mijnwerkersleider Arthur Scargill, was de overtuiging te moeten winnen. De status van Scargill had bijna even mythische proporties als die van de mannen die hij leidde in de machtige mijnwerkersvakbond NUM. De NUM (ruim 200.000 leden) was de revolutionaire garde van de arbeidersbeweging. Voor Scargill was de sluiting van een enkele mijn om economische reden, onacceptabel. Als onbetwist leider was hij de instigator van en inspiratie voor de staking.
‘Komt het allemaal neer op een enkele man?’ vroeg koningin Elizabeth halverwege de staking aan verslaggever Paul Routledge van The Times toen ze bij de redactie op bezoek was. Routledge zei niet te geloven dat een enkele man 100.000 mensen kon laten staken. Van de andere kant: ’een woord van Scargill’ had de staking, dacht Routledge, kunnen beëindigen.
Het leven in de dalen van Yorkshire en Wales, en de mijnstreken van Kent en Nottinghamshire draaide om de mijn of ‘the pit’. Alles, van bingo-avonden tot leningen, had een connectie met de werkgever; vaak de enige in de wijde omgeving. ’De mijn is onze moeder’, zei een mijnwerker eens.
Hoe hecht de gemeenschappen ook waren, bevolkt door mensen die onder de grond zowel als daarboven op elkaar waren aangewezen, er waren van meet af aan mijnwerkers die in 1984 weigerden het werk neer te leggen. De ‘scabs’, gezien als verraders, werden bedreigd en geïntimideerd. Hun weg naar de mijn werd fysiek verhinderd. Hun kinderen op weg naar school bespuugd en uitgejouwd. Hun huizen beklad en hun ruiten kapot gegooid. De verdeeldheid leidde tot veldslagen met de politie die te paard gezeten met knuppels insloeg op de massa’s. Duizenden mijnwerkers zouden dat stakingsjaar gewond raken, gearresteerd worden en in de gevangenis terecht komen.
En er kwam maar geen einde aan. Na een jaar hadden de stakers genoeg van de ontberingen. Het gezin van een mijnwerker die ik filmde terwijl hij illegaal steenkool raapte aan de rand van een bos voor de kachel thuis, had wekenlang niet veel meer dan thee en brood gegeten. In de walmende kamer zaten de kinderen in dunne jurkjes onder hun winterjassen te rillen. Het was als een scène uit een oorlogsfilm.
‘The miners united will never be defeated’, riepen ze toen ze terugliepen naar hun werk, achter de blaaskapel en de geborduurde spandoeken. Maar verslagen waren ze, de elitetroepen, wel degelijk. Ze geloofden nog steeds in de staking, maar huwelijken waren gestrand en huizen in beslag genomen. De staking was de laatste, grote industriële confrontatie van de vorige eeuw.
Voordat de nieuwe eeuw zich deed gelden waren de eerste mijnen geprivatiseerd. Werknemers zouden zich nooit meer massaal verenigen in vakbewegingen. De schachten maakten plaats voor call centres en de cao’s voor nulurencontracten.
Scargill had gelijk dat de mijnindustrie vernield zou worden. ‘De Tories haten mijnwerkers. Altijd zo geweest, zal altijd zo blijven’. Het einde van de staking was het startsein voor een ongekende privatiseringswoede. Praktisch alle Britse, genationaliseerde bedrijven gingen in de verkoop; vliegvelden, spoorwegen, posterijen en zelfs nutsbedrijven als drinkwater. Thatchers neo-liberale experiment zou het VK, sociaal en economisch, verder polariseren.
Veel mijnstreken kwamen de staking nooit te boven. Hier en daar worden mensen die veertig jaar geleden een persoonlijke keuze maakten, nog steeds gemeden. Voor de dichte schachten kwam doorgaans niet veel in de plaats. Het ontbreekt er ng steeds aan investeringen, openbaar vervoer, opleidingen voor jongeren. De lonen liggen lager, de fysieke klachten hoger.
Verrassender misschien is dat de regio’s die ooit vanzelfsprekend Labourgebied waren, een politieke transformatie ondergingen. ‘Brexit’, concludeert de historicus Robert Gildea in Backbone of the Nation, ‘werd door veel mensen in vroegere mijndorpen gezien als een antwoord op hun gevoel van machteloosheid’. De stem voor uittreding was vooral sterk in de dicht bevolkte valleien van Wales waar een eeuw eerder een kwart miljoen mijnwerkers hun brood verdienden. Zoals oorlogen landen veranderden, zo veranderde de mijnstaking van 1984-1985 het VK. Voorgoed.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier