De belastinggeheimen van Nike, Ageas, Whirlpool en Janssen Pharmaceutica

Het kantoor van Appleby op Bermuda waar de vier bedrijven gebruikmaken van dezelfde postbus om belastingen te ontwijken. © The Asahi Shimbun/Hidefumi Nogami
Kristof Clerix
Kristof Clerix Onderzoeksjournalist

Nike, Ageas, Whirlpool en het moederbedrijf van Janssen Pharmaceutica hebben handig gebruikgemaakt van dezelfde postbus op het exotische belastingparadijs Bermuda. Daar betalen offshores nul procent belastingen op buitenlandse inkomsten. Ook Ageas-ceo Bart De Smet, Manager van het Jaar, duikt op in de Paradise Papers.

1. Nike

Liefst 50 voetbalvelden. Zo groot is de logistieke campus van Nike, die zich uitstrekt over Laakdal, Meerhout, Herentals en Ham. Vanuit de Kempen verdeelt de multinational zijn sportartikelen verder naar Europa, het Midden-Oosten en Afrika. En met succes: in Ham zijn afgelopen zomer de grondwerken gestart voor een zesde magazijn van Nikes centrale distributiecentrum.

De Nike European Logistics Campus geeft in België werk aan meer dan 3000 mensen – een zegen voor de werkgelegenheid in de streek. Toch is het geen Belgisch bedrijf, maar een bijhuis van de Nike Europe Holding (NEH) in Hilversum. Ook de opdrachten voor het distributiecentrum in de Kempen komen uit Hilversum, meer bepaald van Nike European Operations Netherlands (NEON). Daar kopen retailers uit heel Europa hun Nike-sportartikelen aan.

Het precieze belastingbedrag dat Nike in België betaalt voor zijn logistieke activiteiten staat nergens in publieke documenten vermeld, en Nike wil het ons ook niet vertellen.

Nike heeft de afgelopen jaren in België miljoenen euro’s overheidssteun gekregen: investeringssteun en subsidies voor opleidingen, groene initiatieven en mobiliteitsprojecten. Voor de uitbreiding van het logistieke centrum in Ham, bijvoorbeeld, maakte de Vlaamse regering 4,5 miljoen euro vrij. Maar hoeveel belastingen betaalt het Nike-distributiecentrum eigenlijk zelf in België?

Normaal gezien betaalt een onderneming belastingen op de winst die overblijft nadat de kosten van de inkomsten zijn afgetrokken. Bij bedrijfsgroepen die voor transacties tussen dochterbedrijven een beroep doen op de zogenoemde kostplusmethode werkt dat anders: je vertrekt van de werkelijke kosten, en neemt daar een bepaald percentage van om te komen tot het belastbare bedrag.

Voor de diensten die de Nike European Logistics Campus aan NEON levert, betaalt dat bedrijf jaarlijks een bedrag aan de NEH. In 2015, bijvoorbeeld, ging het om 230 miljoen euro, zo lezen we in de jaarrekeningen. Dat zijn de werkelijke kosten (221 miljoen euro) plus een toeslag van rond de 4 procent (9 miljoen euro). Het is die 4 procent waarop Nike in België belastingen betaalt voor de werkzaamheden van het distributiecentrum.

15 jaar geleden, toen het distributiecentrum nog zo’n 1200 werknemers telde, vermeldde Nike in zijn jaarrekeningen dat het bedrijf voor die kostplusberekenmethode een Belgische fiscale ruling (‘belastingafspraak’) had gekregen. Met andere woorden: de Belgische fiscus stemde ermee in dat Nike amper een paar procenten boven op de werkelijke kosten aangaf als belastbare basis, het bedrag dat dient om de vennootschapsbelasting te berekenen.

Door de jaren heen groeide die marge gestaag van 3 naar 4 procent. Volgens twee Belgische fiscale topexperts, die liever anoniem blijven, is dat erg laag. Gelet op het beroepsgeheim wil de Rulingcommissie niet bevestigen of Nike een ruling heeft gekregen, maar ze stelt dat rulings in de regel om de vijf jaar vernieuwd moeten worden. ‘Vooraleer we een ruling toekennen, gaat daar grondig analysewerk aan vooraf om te komen tot een marktconforme regeling in lijn met de aanbevelingen van de OESO (de club van rijke landen, nvdr). We delen geen cadeaus uit. Kostplusrulings kennen we toe voor diensten die in België maar weinig toegevoegde waarde of risico’s hebben. Recente beslissingen inzake kostplus kunnen schommelen rond de 5 tot 6 procent, afhankelijk van de Belgische functies en verantwoordelijkheden.’

Het precieze belastingbedrag dat Nike in België betaalt voor zijn logistieke activiteiten staat nergens in publieke documenten vermeld, en Nike wil het ons ook niet vertellen. Doordat het distributiecentrum een tak van de Nederlandse NEH is, hoeft het geen aparte cijfers in te dienen.

Dan maar een blik werpen op de jaarrekeningen van de NEH. Wat valt daarin op? Een enorme kostenpost voor royalty’s: 893,7 miljoen euro in 2015. Het gaat om royalty’s die het Nederlandse bedrijf moet betalen om het bekende Nike-logo – de swoosh – en andere Nike-trademarks te mogen gebruiken. Vanuit belastingtechnisch oogpunt zijn royalty’s interessant: het zijn kosten die een bedrijf in rekening kan brengen om zijn belastbare basis te verkleinen.

De bekende swoosh van Nike.
De bekende swoosh van Nike.© Reuters

Onzichtbaar voor de fiscus

Waar gaan die royalty’s uiteindelijk naartoe? Je zou verwachten dat ze doorstromen naar het Amerikaanse moederbedrijf van Nike in Oregon. Dat is niet het geval. Van 2010 tot 2012, bijvoorbeeld, betaalde NEON ze uit aan de offshore Nike International Ltd in belastingparadijs Bermuda. Het adres? Een postbus in het gebouw Canon’s Court (22 Victoria Street in hoofdstad Hamilton), waar ook dochterbedrijven van Ageas, Whirlpool, Johnson & Johnson en tal van andere multinationals op papier geregistreerd stonden.

De royalty’s die Nike aan Bermuda doorstortte, liepen op tot gigantische bedragen. In de periode 2010-2012 ging het om 3,86 miljard dollar. Aangezien Bermuda een belastingparadijs is, betaalde Nike International daar géén belasting op de binnenstromende royalty’s. Het systeem bestond van 2005 tot 2014. Probleem: een fiscale ruling van de Nederlandse overheid, die de hele setup legitimeerde, liep af in 2015.

Nike bleef niet bij de pakken neerzitten en zette een nieuwe entiteit op, die vervolgens eigenaar werd van de intellectuele eigendomsrechten voor Nike-producten buiten de Verenigde Staten. Ditmaal niet op Bermuda maar in Nederland. Het gaat om Nike Innovate, een zogenoemde commanditaire vennootschap (cv). Dat is geen bedrijf maar veeleer een partnerschapsovereenkomst.

Sinds Nike de eigendomsrechten op de swoosh en andere trademarks onderbracht bij zijn Nederlandse cv, is de berg offshorecash van Nike blijven aangroeien.

Een cv die eigendom is van partners buiten Nederland kan volledig ‘staatloos’ zijn, en blijft daardoor onbelast. Dat is waarom veel Amerikaanse multinationals buiten Nederland holdingbedrijven opzetten die overeenkomen om Nederlandse cv’s op te richten.

Dat werkt als volgt: onder Nederlandse wet worden winsten die via een cv worden gemaakt, beschouwd alsof ze door de partners zijn gemaakt. Bijgevolg zijn ze buiten Nederland gemaakt — en kunnen ze dus niet door onze noorderburen belast worden. Tezelfdertijd kijken ze elders op een andere manier naar het plaatje: andere landen beschouwen Nederlandse cv’s als het ware als gewone bedrijven; zij vinden dus dat de belastingrechten Nederland toekomen. Die verwarring wordt ook weleens de ‘hybride mismatch’ genoemd. Het Nederlandse ministerie van Financiën liet aan het Internationaal Consortium van Onderzoeksjournalisten (ICIJ) weten dat het tegen 2020 een einde zal maken aan structuren die gebruikmaken van cv’s om belastingen te ontwijken.

Het ICIJ vroeg aan Nike of de Nederlandse cv Nike Innovate ergens ter wereld belastingen betaalt, dan wel of de structuur in feite ‘staatloos’ is. Nike antwoordde daar niet op. In een verklaring stelde het bedrijf dat het volledig in orde is met alle belastingregels: ‘Nike voldoet aan de fiscale regelgeving en we waken er strikt over dat onze belastingsaangifte afgestemd is op de manier waarop we onze onderneming runnen, op de investeringen die we doen en de jobs die we creëren. Via werkgelegenheid, economische activiteit en de belastingen die we betalen, draagt Nike in belangrijke mate bij tot vele economieën over de hele wereld.’

Sinds Nike de eigendomsrechten op de swoosh en andere trademarks onderbracht bij zijn Nederlandse cv, is de berg offshorecash van Nike blijven aangroeien. Eind mei 2017 bedroeg hij 12,2 miljard dollar, een duizelingwekkend bedrag. Die opgestapelde inkomsten werden door niet-Amerikaanse belastingoverheden belast tegen minder dan 2 procent – en in de VS al helemaal niet.

2. Ageas

In 2016 verkocht de Belgische verzekeraar Ageas zijn levensverzekeringsactiviteiten in Hongkong aan een Chinese vermogensbeheerder voor liefst 1,23 miljard euro. Gelekte documenten van het Bermudaanse advocatenkantoor Appleby, die Süddeutsche Zeitung deelde met het ICIJ, werpen nu een nieuw licht op de miljardentransactie.

In het persbericht over de verkoop preciseerde Ageas, voorheen een onderdeel van bank-verzekeraar Fortis, dat hij al zijn aandelen in Ageas Asia Holding Ltd van de hand deed. Dat bedrijf, zo blijkt uit ons onderzoek, was niet opgericht in Hongkong maar in belastingparadijs Bermuda – een geliefkoosde bestemming in de verzekeringsbranche. In de groepsstructuur stond het onder het Nederlandse bedrijf Ageas Insurance International, een dochteronderneming van Ageas in België.

De belastinggeheimen van Nike, Ageas, Whirlpool en Janssen Pharmaceutica
© Belga

De Bermudaanse offshore had op zijn beurt een dochterbedrijf op de Britse Maagdeneilanden (Bright Victory International), en daaronder stond nog eens een tweede offshore op Bermuda: Ageas Insurance Company (Asia). Adres van die offshore: Canon’s Court, de beruchte postbus die zo in trek is bij multinationals. Niet toevallig is dat ook het adres van advocatenkantoor Appleby op Bermuda.

Ageas-woordvoerder Michaël Vandenbergen stipt aan dat heel de structuur al bestond toen Fortis in 2007 de levensverzekeringen in Hongkong overkocht. ‘Ageas heeft wel overwogen om het domicilie van Ageas Insurance Company (Asia) naar Hongkong te verplaatsen, en de tussenholdings daarboven naar Nederland of België. Maar dat initiatief hebben we gestaakt omdat het administratief vrij complex was. Regulatoren laten niet gemakkelijk toe om aandeelhoudersstructuren te wijzigen.’

Manager van het Jaar

Niet alleen was er de opmerkelijke structuur Nederland-Bermuda-Britse Maagdeneilanden-Bermuda om verzekeringsactiviteiten in Hongkong te beheren. Prominente Belgische toplui van Ageas bekleedden bovendien functies in de offshores. Zo was Jozef De Mey, voorzitter van de raad van bestuur van Ageas, ook voorzitter van Ageas Asia Holdings Ltd en Ageas Insurance Company Asia. Ook Ageas-ceo Bart De Smet, in januari 2017 verkozen tot Manager van het Jaar, en twee andere Belgen duiken in de gelekte documenten op als bestuurders. ‘De raden van bestuur van de dochterondernemingen moeten uiteraard bemand worden’, reageert woordvoerder Vandenbergen. ‘De mandaten waren onbezoldigd en we hebben ze steeds publiek gemaakt.’

Bovendien vloeiden door de jaren heen tussen al die dochterbedrijven ook nog eens honderden miljoenen euro’s heen en weer. Volgens Ageas zelf ging het louter om ‘dividenduitkeringen van de Hongkong-activiteit naar de Nederlandse moeder, en omgekeerd versterking van het kapitaal door de Nederlandse moeder van de Hongkong-activiteit’. Ageas stelt dat het op de activiteiten van Ageas Insurance Company (Asia) in Hongkong belastingen betaalde volgens de lokale richtlijnen. ‘Er is dus geen sprake geweest van belastingconstructies waaruit fiscaal voordeel en winsten werden verlegd naar de Britse Maagdeneilanden noch naar Bermuda.’

‘Geduldige fiscale planning’

Toen Ageas in 2016 zijn levensverzekeringsactiviteiten in Hongkong verkocht aan de Chinese vermogensbeheerder JD Capital, hoefde de verzekeraar op de meerwaarde in Nederland géén belasting te betalen. ‘In België zou Ageas 34 procent belasting hebben betaald op de verkoop van een bedrijf op Bermuda’, zegt een van de fiscale experts. ‘De Nederlandse regels zijn anders. Het is dus logisch dat er een Nederlands bedrijf is tussengeschoven, om vervolgens een aantal jaar te wachten en dan de meerwaarde belastingvrij op te strijken. Geduldige fiscale planning, heet dat.’

De belastinggeheimen van Nike, Ageas, Whirlpool en Janssen Pharmaceutica
© Whirlpool

3. Whirlpool

Witgoedkoning Whirlpool gebruikt zijn interne bank in België om honderden miljoenen euro’s door te sturen naar andere dochterondernemingen van de groep. Voor het eerst wordt duidelijk waar dat geld zoal naartoe gaat.

‘The Best Branded Consumer Products… in Every Home Around the World’, klinkt het ambitieus. Het Amerikaanse bedrijf Whirlpool Corporation is de grootste producent van huishoudapparatuur ter wereld, met een omzet van 21 miljard dollar in 2016 en 93.000 werknemers in 70 landen. Whirlpool, met hoofdkwartier in Michigan, produceert onder meer was- en droogmachines, koelkasten, afwasmachines, magnetrons, ovens, kookplaten, koffiemachines en afzuigkappen. In de portefeuille van de groep zitten bekende merken als KitchenAid en Bauknecht.

België speelt een belangrijke rol in het Whirlpool-universum, omdat de groep hier haar ‘interne bank’ heeft, het Whirlpool Europe Coordination Center. In plaats van bij externe banken geld te lenen, kunnen dochterondernemingen van Whirlpool daarvoor dus in eigen huis terecht.

‘Het idee is uiteraard dat je zo’n interne bank onderbrengt in een land met een laag fiscaal regime’, zegt een van de fiscale experts. ‘Vroeger was België daarvoor interessant, met zijn systeem van coördinatiecentra. Maar onder Europese druk zijn die afgeschaft. Ze kenden dan een nieuw leven met de notionele-interestaftrek.’

België speelt een belangrijke rol in het Whirlpool-universum, omdat de groep hier haar ‘interne bank’ heeft, het Whirlpool Europe Coordination Center.

De maatregel, die sinds 2006 bestaat, laat toe om het belastbaar inkomen te doen dalen door de aftrek van een fictieve rente toe te passen. Een van de fiscale experts: ‘Stel dat een interne bank 1 miljard euro heeft aan liquide middelen, en vervolgens geld uitleent aan andere vennootschappen uit de groep. Dan komt er interest binnen, pakweg 4 procent, zonder dat daar kosten tegenover staan. Op die 4 procent zou de interne bank dan 34 procent belastingen moeten betalen. Maar dankzij de notionele-interestaftrek mag het bedrijf bijvoorbeeld 3,75 procent aftrekken van die 4 procent. Dan blijft er 0,25 procent over: op dat resterende deel betaalt de interne bank dan de 34 procent belastingen.’

In realiteit is het tarief van de notionele-interestaftrek de voorbije jaren flink gedaald, van 4,473 procent in 2010 naar 1,63 procent in 2016. In de jaarrekeningen valt op dat het Whirlpool Europe Coordination Center vanaf 2016 véél minder geld uitleent aan bedrijven uit de Whirlpool-groep dan voorheen.

Reis rond de wereld

De vraag is: waar gaan de Whirlpool-miljoenen naartoe zodra ze de Belgische interne bank van de groep hebben verlaten? Dankzij de Appleby-documenten krijgen we daar voor het eerst een zicht op. Een gelekte discussietekst somt haarfijn alle stappen op die de Whirlpool Corporation in 2015 moest zetten om haar belangrijkste internationale cashflow tussen dochterbedrijven in tien landen te regelen.

Eén deel van de tekst focust op de terugbetaling van leningen binnen de Whirlpool-groep: 110 miljoen dollar vertrekt vanuit België en reist langs dochterondernemingen van Whirlpool in Canada, Brazilië en Luxemburg om uiteindelijk via Canada terug in België te belanden. In andere luiken van het stappenplan vloeit de cash binnen de Whirlpool-groep nu eens tussen Brazilië en de Amerikaanse staat Delaware, dan weer tussen Luxemburg, Bermuda en Delaware. Het adres van WP Finance Overseas Ltd op Bermuda is overigens dezelfde postbus in Canon’s Court. Of alle stappen uit de tekst ook zijn uitgevoerd, staat niet beschreven in de gelekte documenten.

De Whirlpool Corporation onderstreept in haar reactie dat ze een wereldleider in huishoudapparatuur is die op elk continent actief is. ‘Als beursgenoteerd bedrijf hebben we tegenover onze aandeelhouders de verantwoordelijkheid om onze wereldwijde business zo goed mogelijk te beheren, en om ervoor te zorgen dat hun investering rendeert. We evalueren voortdurend de mogelijkheden om alle aspecten van onze operaties en kapitaalstructuur te managen, en om de uiteindelijke beslissingen en acties van het bedrijf vorm te geven. Het gaat om normale fiscale en financiële planningsactiviteiten waarover we niet extern communiceren.’ Whirlpool benadrukt ten slotte dat het alle wetten en regels respecteert in de landen waar het actief is.

De belastinggeheimen van Nike, Ageas, Whirlpool en Janssen Pharmaceutica
© Belga

4. Janssen Pharmaceutica

Dankzij de octrooiaftrek en de notionele-interestaftrek heeft geneesmiddelenproducent Janssen Pharmaceutica de voorbije jaren in België een belastingkorting van bijna 5 miljard euro gekregen. Uit de Paradise Papers blijkt nu dat zijn moederbedrijf, de Amerikaanse multinational Johnson & Johnson, ook nog eens gebruikmaakte van de betwiste Double Irish-structuur om minder belastingen te betalen.

Met een omzet van 4 miljard euro is Janssen Pharmaceutica het op elf na grootste bedrijf van België. Het heeft vestigingen in Beerse, Geel en Olen, en is onder meer gekend van de medicijnen Imodium, Motilium en Daktarin. Volgens de laatste jaarrekening is het bedrijf goed voor 4638 voltijdse banen.

Janssen Pharmaceutica heeft in België volop van de octrooiaftrek geprofiteerd. Dat klinkt technisch, maar betekent gewoon dat bedrijven sinds 2008 op 80 procent van hun inkomsten uit patenten géén belastingen hoeven te betalen. De voorwaarde is wel dat ze een onderzoekscentrum in België of het buitenland hebben. Wat blijkt uit cijfers uit de jaarrekeningen? Janssen Pharmaceutica genoot in de periode 2012-2016 een octrooiaftrek van liefst 4,3 miljard euro en een notionele-intrestaftrek van 457 miljoen euro. Een ‘cadeau’ van bijna 5 miljard euro van de Belgische staat.

In die periode maakte Janssen Pharmaceutica in totaal 5,137 miljard euro winst en betaalde het bedrijf 121,4 miljoen euro belastingen. Dankzij octrooiaftrek en notionele-interestaftrek gaat het dus om een gemiddelde van 2,36 procent belasting op de winst.

De octrooiaftrek is door de regering-Michel trouwens nog verder aangepast: sinds 2016 kunnen bedrijven via de zogenoemde innovatieaftrek inkomsten uit intellectuele eigendomsrechten voor 85 procent van de vennootschapsbelasting vrijstellen.

Double Irish

Aangezien fiscaliteit een nationale bevoegdheid is, kunnen lidstaten van de Europese Unie volop hun eigen belastingregimes ontwikkelen om multinationals proberen aan te trekken. Om een verdere race to the bottom tegen te gaan, trekken de Europese Commissie en de OESO wel geregeld aan de rem. Zo riep de Europese Commissie in 2014 Ierland op om een einde te maken aan de zogenoemde Double Irish-structuur.

Aangezien fiscaliteit een nationale bevoegdheid is, kunnen lidstaten van de Europese Unie volop hun eigen belastingregimes ontwikkelen om multinationals proberen aan te trekken.

Amerikaanse bedrijven die een beroep doen op zo’n structuur, brengen hun intellectuele eigendom onder in een bedrijf geregistreerd in Ierland. Dat wordt vervolgens gecontroleerd vanuit Bermuda (of een ander belastingparadijs). ‘Het gaat dus om één bedrijf, met een formele zetel in Ierland en een zetel van werkelijke leiding op Bermuda’, zegt een van de fiscale experts. ‘Op papier worden alle royalty’s betaald aan de Ierse vennootschap. Maar de Ierse fiscus zegt: “Dat bedrijf wordt daadwerkelijk op Bermuda geleid, dus wij belasten het niet. Dat moet Bermuda maar doen.” En op Bermuda betaalt het uiteraard ook geen belasting.’

Agressieve belastingplanning

In het Appleby-lek vonden we een document over OMJ Manufacturing Ltd, een Iers bedrijf opgericht in 1998 dat net als Janssen Pharmaceutica tot de Johnson & Johnson-groep behoort. Uit het document blijkt dat OMJ ook op Bermuda stond geregistreerd, als ‘buitenlands bedrijf’. Het doel was onder meer ‘het verstrekken van licenties voor patentrechten’. Het adres van OMJ dat in Appleby-documenten vermeld staat, was opnieuw Canon’s Court.

‘Dit is een typisch voorbeeld van zo’n Double Irish-structuur’, zegt een van onze fiscale experts. ‘Bedrijven betalen aan het Ierse bedrijf royalty’s die niet in Ierland maar op Bermuda belast zijn. Al wordt ook daar geen belasting betaald. De OESO noemt dat agressieve belastingplanning.’

Sinds 2015 laat Dublin het gebruik van de Double Irish-structuur niet meer toe. Alleen bedrijven die er voor 2015 al een beroep op deden, krijgen nog tot 2020 de tijd om alternatieven te zoeken. En wat zien we in het documentenlek? Dat verschillende andere Ierse dochterbedrijven van Johnson & Johnson (met namen als Janssen Pharmaceutical of Janssen Biologics (Ireland)) nog in 2014 op Bermuda geregistreerd werden. ‘Symptomatisch’, vindt de fiscaal expert. ‘Dat doen ze om het onderste uit de kan te halen.’

Op de vraag om commentaar te geven op onze bevindingen laat Janssen Pharmaceutica weten dat het bedrijf zelf geen dochterondernemingen of andersoortige aanwezigheid heeft op Bermuda. ‘Alle inkomsten van Janssen Pharmaceutica zijn onderhevig aan belastingen in België. Het klopt dat we de octrooiaftrekincentive kunnen gebruiken, dankzij onze substantiële Belgische onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten.’

Appleby publiceerde een onlineverklaring waarin het advocatenkantoor stelt dat het vasthoudt aan zijn hoge normen. ‘We zijn een offshorekantoor dat advies geeft aan klanten over legitieme en wettelijke manieren om zaken te doen.’

Partner Content