De 3000 moorden van de Mossad: Israëlische topjournalist Ronen Bergman klapt uit de biecht
Hoe schrijf je een boek over een geheime dienst waarover je jarenlang niet eens mocht práten? Ronen Bergman waagt zich met Rise and Kill First aan de geschiedenis van de moordaanslagen van de Israëlische geheime dienst. ‘De Mossad werkt buiten de wet om.’
Het ene boek veroorzaakt al meer deining dan het andere. U mag ervan uitgaan dat het nieuwe van Ronen Bergman een schokgolf zal veroorzaken in het Midden-Oosten en daarbuiten. Bergman is een van de bekendste journalisten van Israël, schrijft voor ’s lands grootste krant, Yedioth Ahronoth, en is gespecialiseerd in het leger en spionage. Hij studeerde rechten, werkte voor het Israëlische Openbaar Ministerie en promoveerde in de geschiedenis aan Cambridge University met een werkstuk over de Mossad. Uitgerekend deze man heeft een vuistdik boek klaar onder de titel Rise and Kill First – The Secret History of Israel’s Targeted Assasinations. Een studie over de geheime moorden van de Israëlische geheime dienst? Historici en complotdenkers krijgen het even benauwd. Een gesprek over straffeloosheid, strategische vergissingen en censuur.
Ariel Sharon haatte Yasser arafat obsessief. Elke dag belde hij om te vragen welke acties er tegen hem werden ondernomen.
In uw boek over de Israëlische geheime inlichtingendienst beschrijft u doelgerichte moordacties over een periode van meer dan 50 jaar. Hoeveel mensen zijn er in totaal gedood?
Bergman: Alles samen moeten het er minstens 3000 zijn, en daar zaten ook veel onschuldige slachtoffers tussen, mensen die gewoon op het verkeerde moment op de verkeerde plek waren. Alleen al tijdens de tweede intifada (2000-2005) waren er dagen waarop het opperbevel vier à vijf ‘doelgerichte dodingen’ bestelde, over het algemeen tegen activisten van Hamas.
Waarom besloot Israël om politieke conflicten op zo’n bloedige en juridisch omstreden manier op te lossen?
Bergman: Onder de eerste zionisten zaten een aantal teleurgestelde revolutionairen uit Rusland. Ze kenden het concept van de politieke moord uit hun vaderland, en richtten in 1907 in Jaffa de eerste gewapende zionistische eenheid op. Een ander motief was natuurlijk de Holocaust. Daaruit hadden we geleerd dat we een eigen land nodig hadden als schuilplaats voor de Joden, en dat we dat land zouden moeten verdedigen tegen een heleboel vijanden – met álle middelen. En elk van die vijanden werd gelijkgesteld met Adolf Hitler: Gamal Abdel Nasser, Yasser Arafat, Saddam Hoessein, Mahmoud Ahmadinejad, noem maar op. Het werd als legitiem beschouwd om je in de strijd tegen zulke mensen boven alle internationale normen en wetten te stellen. En die opvatting geldt nog altijd.
Maar waarom ligt de focus op gerichte aanslagen?
Bergman: Voor David Ben-Goerion, de oprichter van de staat Israël, was oorlog het allerlaatste redmiddel. Dit kleine en jonge land kon het zich niet permitteren om voortdurend strijdkrachten te mobiliseren. Om oorlogen te voorkomen of tenminste uit te stellen, bouwde hij vanaf juni 1948 – dus minder dan een maand nadat Israël zich onafhankelijk had verklaard – een machtige inlichtingendienst op. Die moest waarschuwen voor nakende oorlogen, informatie verzamelen over vijandige legers en het risico van een open oorlog verkleinen met geheime commando-operaties ver achter de vijandige linies. Dat kon door sabotage, of zelfs door het doden van belangrijke tegenstanders. Wie Joods bloed aan zijn handen had, moest weten dat de Mossad, de buitenlandse inlichtingendienst, hem zou weten te vinden. Dat was de boodschap.
Hoe is het mogelijk dat er in een democratisch land twee parallelle rechtssystemen bestaan? Een voor het volk, waarin moord als een misdaad wordt bestraft, en een voor de geheime diensten en voor het leger, die op aangeven van de politiek beslissen over leven en dood?
Bergman: Decennialang bestonden er geen wetten die bepaalden wat de taken en de rechten van de Israëlische geheime diensten waren. Tot in de jaren zeventig was het zelfs verboden om openlijk te spréken over het bestaan van de Mossad. Sinds 2002 is de rol van de Israëlische veiligheidsdienst Sjien Beet gedefinieerd, maar de Mossad werkt nog altijd zonder wettelijk kader.
En de Israëlische bevolking vindt dat zoiets kan?
Bergman: Enkele tientallen jaren bleven alle operaties een groot staatsgeheim, nooit werd er iets toegegeven. De acties bleven onopgemerkt voor het publiek. Later accepteerden de mensen en de media de operaties, omdat ze nodig leken om de nationale veiligheid te beschermen.
De Mossad heeft internationaal de reputatie uitstekend geïnformeerd en efficiënt te zijn. In uw boek krijgt dat imago bij momenten een flinke knauw.
Bergman: Over het algemeen beschouw ik de Israëlische geheime dienst als een van de beste of zelfs de allerbeste ter wereld. Maar er zijn wel degelijk catastrofale fouten gemaakt. Het dieptepunt kwam er in de jaren negentig, toen de inlichtingendiensten de nieuwe bedreiging van landen zoals Iran en van Hamas over het hoofd hadden gezien. Maar over het algemeen waren ze bijzonder efficiënt – en dat is nu net de ware catastrofe voor Israël.
Hoezo?
Bergman: Omdat de politieke leiders gesterkt werden in hun overtuiging dat de geheime diensten alle problemen konden oplossen met geweld. Daarom beschouw ik de geschiedenis van de Mossad als een opeenvolging van kleine tactische succesjes maar als een enorme strategische fout. Als een dwaalspoor dat ons heeft weggeleid van politieke en diplomatieke oplossingen.
U noemt ook belangrijke politici die in hun jonge jaren verwikkeld waren in geheime operaties: Yitzhak Shamir, Ehud Barak, Benjamin Netanyahu…
Bergman: Dat is iets heel bijzonders in Israël: erg jonge mensen kwamen met hun respectievelijke leiders aan de eerste minister toestemming vragen voor moordmissies. En een paar van hen zaten jaren later zélf op die stoel. Ehud Barak voerde het bevel over de eenheid die in Tunesië Abu Jihad vermoordde, de nummer twee van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie PLO. Een van de betrokken agenten, Moshe Ya’alon, werd later stafchef, minister van Defensie en vicepremier. Dat laat zich natuurlijk voelen. En mede daardoor blijft de moordstrategie overeind. Het sterkt de overtuiging dat het legitieme en noodzakelijke maatregelen zijn, om de veiligheid van Israël te garanderen.
Wanneer hebben de veiligheidsdiensten volgens u stommiteiten begaan?
Bergman: In 1973 moest in het Noorse Lillehammer een leidende figuur van de terreurorganisatie Zwarte September geëlimineerd worden (een netwerk van Jordaans-Palestijnse terroristen, verantwoordelijk voor de gijzeling tijdens de Olympische Spelen van München, nvdr.). Door een persoonsverwisseling werd daarbij een onschuldige kelner vermoord. In 1997 had de mislukte gifmoordaanslag op de politieke leider van Hamas, Khaled Mashal, in Amman fatale gevolgen: de Israëlische agenten werden gearresteerd en later uitgewisseld tegen sjeik Yassin, die achter veel terreuracties van Hamas zat. En natuurlijk was er het debacle in Dubai begin 2010, toen de Mossad iemand van Hamas vermoordde in een luchthavenhotel, maar de agenten in de lobby en in de gangen gefilmd en publiekelijk belachelijk werden gemaakt.
Je zou van de Mossad meer efficiëntie verwachten. Wat ging er intern mis?
Bergman: In die gevallen speelde overmoed een rol, het gevoel onfeilbaar en onkwetsbaar te zijn. Maar alles verbleekt bij de strategische fout die werd gemaakt toen midden jaren negentig de nieuwe dreigingen over het hoofd werden gezien. Terwijl de veiligheidsdiensten nog op spoken uit het verleden zaten te jagen, riepen Hamas en Hezbollah een nieuwe terreurmethode in het leven: de zelfmoordaanslag. Het was het begin van een ongekende bedreiging, en het heeft honderden Israëli’s het leven gekost.
U verwijst in uw boek vaak naar interventies in Duitsland. De Mossad legde zich in het begin vooral toe op nazi’s, zoals Adolf Eichmann, maar ook op wetenschappers die Hitlers V2 hadden ontwikkeld en later onderzoek deden in opdracht van Egypte (zie kader). Hoe nauw waren en zijn de relaties tussen de Duitse inlichtingendienst en de Mossad?
Bergman: De banden waren meteen al nauw, en ze werden steeds nauwer. De Mossad beschouwt de Duitse inlichtingendienst als hulpvaardig en pro- Israëlisch. Zelfs als gevraagde steun officieel werd geweigerd, verleenden medewerkers van de Duitse inlichtingendienst vaak informeel hulp, dat hebben verscheidene agenten me bevestigd. Zo kwamen collega’s van de Duitse geheime dienst naar bijeenkomsten, ze legden documenten op tafel en verdwenen daarna even ‘naar het toilet’.
In 1972 kreeg de Duits-Israëlische samenwerking een flinke deuk. Palestijnse terroristen gijzelden tijdens de Olympische Spelen in München elf Israëlische atleten en verzorgers. U schrijft dat Israël een speciale eenheid wilde laten overvliegen om de gijzelaars te bevrijden, maar ze kregen van de Duitse overheid geen inreisvisum.
Bergman: Voor de Mossad en voor heel Israël was het bloedbad van München een trauma. Achteraf heeft de leider van de Mossad in verslagen en zelfs voor een commissie in de Knesset gedetailleerd beschreven hoe machteloos, en erger nog, hoe onwillig de Duitse veiligheidsdiensten stonden tegenover een radicale interventie. Veel mensen realiseren zich nog altijd niet waartoe die catastrofe geleid heeft. In zekere zin was dat Israëls 9/11. En daardoor veranderde eerste minister Golda Meir haar houding tegenover moordoperaties tegen terroristen in Europa. Ze liet haar voorzichtigheid varen.
De wereld zal gechoqueerd zijn als ooit bekend wordt hoever de samenwerking tussen Israëlische en Arabische diensten ging.
In 1976 verijdelden de Israëlische geheime diensten een aanslag op een vliegtuig van El Al in Nairobi. Daarbij werden twee Duitsers gevat, Brigitte Schulz en Thomas Reuter. Tijdens een geheime actie werden ze overgebracht naar Israël. U ontdekte dat er plannen waren om ze boven zee uit het vliegtuig te gooien. Wat hield Israël daarvan af?
Bergman: Het was intussen een andere tijd. Er zaten nieuwe mensen in topfuncties, de president van het Israëlische Hooggerechtshof, Aharon Barak, maakte ondubbelzinnig duidelijk dat moord op Duitse staatsburgers geen optie was. Hij vond dat je krankzinnig moest zijn om zoiets ook maar te overwegen.
Wie zijn de mannen en vrouwen die moorden plegen voor de Mossad?
Bergman: Het is geen bepaald type. Vaak zijn ze heel jong, nog geen 30 jaar. Degenen die in Arabische landen actief zijn, hebben een waterdichte dekmantel nodig. Het zijn Israëli’s, maar over het algemeen zijn ze niet in Israël geboren.
Hebt u weleens leden van moordcommando’s ontmoet die spijt hadden van hun daden?
Bergman: Nou, dan denk ik toch aan mijn bezoek aan Natan Rotberg, jarenlang de leider van het springstoflaboratorium van de militaire geheime dienst. Hij liet nonchalant vallen dat het zijn job was geweest ‘afspraken met God te organiseren’. Meer dan 40, zei hij met trots in zijn stem. Zeker voor West- Europese oren klinkt dat heel vreemd, bijna onverdraaglijk zelfs. Maar in Israël wordt Rotberg niet als een moordenaar of een crimineel beschouwd, hij wordt er vereerd als een held die uit diepe overtuiging Israëlische levens heeft gered.
Sommige namen op de hitlist bleven toch nog tientallen jaren leven. PLO-leider Yasser Arafat, bijvoorbeeld. U beschrijft in uw boek verschillende operaties, waaronder het plan om een huis in Frankfurt am Main te bestormen waar de Palestijnse leiders in de jaren zestig geregeld samenkwamen en ze daar allemaal te vermoorden. Heeft Arafat gewoon extreem veel geluk gehad?
Bergman: Hij was vooral extreem voorzichtig. Hij vertrouwde niemand en verspreidde actief verkeerde informatie, bijvoorbeeld over zijn reisplannen. Aan de andere kant had je ook steeds weer moedige leiders bij de Israëlische veiligheidsdiensten die weigerden om bepaalde operaties uit te voeren omdat het risico van collateral damage te groot was.
Toen Arafat in 2004 dan toch overleed, doken al snel geruchten op dat Israël er de hand in had. Weet u meer over zijn dood?
Bergman: Daar kan ik niets over zeggen, zelfs als ik meer zou weten. De Israëlische militaire censuur heeft mij verboden dat thema te behandelen. Ik kan alleen zeggen dat premier Ariel Sharon hem obsessief haatte. Zijn stafchef heeft me verteld dat Sharon élke dag belde om te vragen welke acties er tegen Arafat werden ondernomen. Het was duidelijk dat Amerika een moordaanslag zou afkeuren. President George W. Bush eiste van Sharon in april 2004 de verzekering dat er geen moordpogingen ondernomen zouden worden. Sharon antwoordde alleen: meneer de president, ik begrijp wat u bedoelt. Mocht Israël iets ondernomen hebben, dan zou het zó discreet moeten zijn gebeurd dat Amerika en de Palestijnen er niets van gemerkt hebben.
Hoewel u het manuscript van uw boek moest voorleggen aan de militaire censuur, pakt u de Israëlische regering hier en daar hard aan. Waar heeft de censor ingegrepen?
Bergman: Ik werk al 25 jaar als journalist, en al die jaren ben ik in een strijd verwikkeld met het systeem. Honderdduizenden woorden die ik heb geschreven, mochten niet verschijnen. Ik heb die beslissingen zo vaak aangeklaagd voor het gerecht – en altijd heb ik verloren. Ik denk niet dat de nationale veiligheid van Israël in gevaar komt door de vinger te leggen op mankementen of zelfs misdaden. Een land dat opgewassen is tegen de publicatie van zulke onderwerpen is een sterker, om niet te zeggen democratischer land. Het lijkt me belangrijk om te blijven schrijven over de geheime diensten, die door het parlement of andere organen niet doeltreffend gecontroleerd worden.
Anders dan in de VS lijken er in Israël nauwelijks klokkenluiders te bestaan. Hoe komt het dat jullie geen Edward Snowden hebben?
Bergman: De Israëlische samenleving is heel apart: de loyauteit tegenover de overheid en het patriottisme zijn er groot. En toch hebben veel mensen met mij gepraat en hebben ze me zelfs documenten laten zien die ze helemaal niet mochten bezitten.
U hebt tientallen jaren moorddossier uitgeplozen. U praatte met daders en slachtoffers. Wat doet dat met een mens?
Bergman: Ik ben over het algemeen veel kritischer geworden voor de inlichtingendiensten en gevoeliger voor de onschuldige slachtoffers. Het leed dat die missies hebben veroorzaakt, is ontstellend. Ik heb een familie ontmoet die de pech had om nét met de auto voorbij te komen toen in 2006 een Israëlische raket insloeg. Hun dochtertje van twee werd geraakt door een schrapnel, het is sindsdien vanaf de hals verlamd. Je kunt niet zomaar de ogen sluiten voor die morele prijs, hij is bij momenten ondraaglijk hoog. Anderzijds hebben de moord op Hamas-leider sjeik Yassin en niet veel later die op zijn opvolger ertoe geleid dat het enorme aantal zelfmoordaanslagen afnam. Dat was een klein succes.
U schrijft dat zelfs Meri Dagan, jarenlang chef van de Mossad, en premier Ariel Sharon op het eind van hun leven heel kritisch stonden tegenover de Israëlische strategie van geweld. Hoe kwam dat?
Bergman: Het is bij beiden een lang proces geweest. Dagan ging geheime samenwerkingen aan met heel wat Arabische geheime diensten, en was verrast hoeveel gemeenschappelijke belangen ze wel hadden. Ze haatten evenzeer de Syrische president Bashar Al-Assad, en ze stonden minstens zo wantrouwig tegenover Iran als de Israeli’s. Toen werd hem blijkbaar duidelijk dat samenwerking en diplomatie het land misschien meer hadden kunnen opleveren dan militaire confrontatie. Hij zag plotseling een reële kans op vrede.
Zegt u nu dat er een Israëlisch-Arabische geheime diplomatie bestond?
Bergman: De wereld zal gechoqueerd zijn als ooit bekend wordt hoever de samenwerking tussen Israëlische en Arabische diensten ging. Een groot deel van de successen die de voorbije twintig jaar werd toegeschreven aan de Mossad zijn net dáárdoor te verklaren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier