CIA’er Félix Rodriguez nam Che Guevara gevangen: ‘Hij omhelsde me en ging tegen de muur staan’
Recente beelden van massaprotesten en harde repressie op Cuba roepen zure herinneringen aan de Koude Oorlog op. Knack sprak met Félix Rodríguez, een spilfiguur bij de invasie van Cuba en de dood van Che Guevara.
Het zijn, alweer, woelige tijden in Cuba. Sinds juli 2021 wordt massaal betoogd tegen vrijheidsbeperkingen, het tekort aan voedsel en medicijnen, en de aanpak van de coronapandemie. De regering van president Miguel Diaz-Canel antwoordt volgens de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch met willekeurige arrestaties en geweld in de gevangenissen, en probeert elke publieke kritiek de kop in te drukken door journalisten op te pakken. Herkenbare taferelen in een land dat in 1959 de ene dictator door een andere verving.
Op 1 januari van dat jaar verdreven Fidel Castro en zijn kompanen dictator Fulgencio Batista uit Cuba. Vanwege zijn communistische ideologie en zijn nauwe banden met de USSR wilden de Verenigde Staten hem weg uit hun achtertuin – benauwd als ze waren dat heel Latijns-Amerika rood zou kleuren. De pogingen van de Amerikaanse inlichtingendienst CIA om via Cubaanse bannelingen Castro af te zetten, onder meer door een invasie van de Varkensbaai, zijn filmische pagina’s in de geschiedenis van de Koude Oorlog. Knack sprak met een spilfiguur: voormalig CIA-agent Félix Ismael Rodríguez Mendigutia. De man die Castro moest vermoorden, en het bevel gaf diens rechterhand Che Guevara te executeren.
Ik ben met de zoon van dictator Batista naar de CIA getrokken met de vraag of we Castro mochten vermoorden.
U bent geboren en getogen in Cuba van voor het Castrotijdperk. Hoe waren uw jeugdjaren?
Félix Ismael Rodríguez Mendigutia: Ik ben geboren in Havana, maar mijn jeugd heb ik in het dorp Sancti Spiritus doorgebracht. Mijn ouders hadden een huis en een winkel, maar dat was in de verste verte niet te vergelijken met de rijkdom van Fidel Castro, wiens vader grootgrondbezitter was. In 1952 werd mijn oom minister van Openbare Werken. Mijn moeder is toen met mij naar Havana verhuisd om hem te helpen bij het huishouden – hij was vrijgezel. Zo kwam het dat ik van 1952 tot 1954 aan de militaire academie van Havana heb gestudeerd. Ik ken nog het Cuba waar er een metro onder Havana reed, en waar we bijna net zo snel als in Amerika kleurentelevisie hadden. In die tijd leefden we in Cuba in een moderne wereld. Alleen is de tijd van toen stil blijven staan.
Toen ik veertien jaar was, bood mijn oom me aan om mijn middelbare school af te maken in de VS, aan de Perkiomen School in Pennsburg, Pennsylvania. Afscheid nemen van mijn familie en land was niet makkelijk, maar het was een kans die ik niet kon laten liggen. Elke vakantie keerde ik terug naar Cuba. In 1958 besloot mijn vader om naar Mexico te gaan. Zogezegd op vakantie, maar mijn familie is er blijven wonen. Hij moet de onrust in Cuba aangevoeld hebben.
Op 1 januari 1959 moest Fulgencio Batista Havana ontvluchten. Wat betekende dat voor u?
Rodriguez: Het huis van mijn oom werd onmiddellijk geplunderd. Het was een mirakel dat hij nog naar Florida kon vluchten. In de zomer van 1959 ben ik terug naar Mexico gegaan. In het hotel waar mijn familie logeerde, verbleef de generaal van het Legion Anticomunista del Caribe. Hij rekruteerde jongeren en militairen voor een militaire inval in Cuba. Ik was nog maar 17 jaar, maar de beelden van de executie van kolonel Jesus Sosa Blanco, op 18 februari 1959 in een stadion met 17.000 toeschouwers, stonden op mijn netvlies gebrand. Hij was een van de vele Cubanen die dat jaar op bevel van Fidel Castro en zijn aanhangers geliquideerd werden. Ik kon niet anders dan mee actievoeren. Maar omdat ik minderjarig was, moest mijn vader zijn toestemming geven om een visum voor de Dominicaanse Republiek aan te vragen, vanwaar we zouden vertrekken. Mijn vader zei dat hij me begreep, maar wilde niet tekenen. Ik antwoordde: ‘Dan vervals ik je handtekening.’ Waarop hij: ‘Dat kun je doen, maar ik ga jouw doodvonnis niet ondertekenen.’ En zo is het gegaan.
U hebt deelgenomen aan de eerste invasie van Cuba in 1959?
Rodriguez: Op de militaire basis van de Dominicaanse Republiek volgde ik samen met 300 man een training. De operatie is totaal mislukt omdat er een verrader onder ons was. Eloy Gutierrez Menoyo was door Fidel Castro naar het Legion Anticomunista del Caribe gestuurd. Hij zorgde ervoor dat Cubaanse militairen klaarstonden in Trinidad, de plaats waar wij Cuba binnenvielen. Als bij wonder heb ik die aanval overleefd. De commandant van onze brigade vond me nog te jong, en beval me om op de basis te blijven om de kompanen op te vangen als ze zouden terugkomen. Ze werden in de val gelokt. Onder hen was ook mijn vriend Roberto Martin Perez. Hij heeft 28 jaar in de gevangenis gezeten en is meermaals zwaar gefolterd, omdat hij Fidel Castro een dictator durfde te noemen wanneer hij in hoorzittingen verscheen. Internationale organisaties hebben jarenlang voor zijn vrijlating gevochten, maar Castro heeft het nooit toegestaan.
De invasie in de Varkensbaai in 1961 was een sleutelmoment tijdens de Koude Oorlog. Hoe hebt u ze beleefd?
Rodriguez: Na de mislukte aanval ben ik terug naar de VS gegaan, waar ik mijn middelbare school heb afgemaakt. Mijn vader hoopte dat ik nadien zou voortstuderen, maar ik wilde weer het verzet in. Ik ging op militaire training in de bergen van Guatemala. Op dat moment had president Dwight Eisenhower via de inlichtingendiensten vernomen dat de Sovjet-Unie plannen had om kernwapens te plaatsen op Cuba. Hij wilde Castro ten val brengen, maar zonder dat er openlijk een oorlog werd gevoerd. Dus gaf hij de CIA de opdracht om Cubaanse strijders met kennis en wapens te versterken bij hun aanval op Cuba.
De beroemde Brigade 2506.
Rodriguez: Precies. We hadden de opdracht gekregen om in Cuba te infiltreren en er een soort psychologische oorlog te voeren. We zouden naar verschillende provincies worden gestuurd, en ter plaatse zouden we andere organisaties, waaronder de Movimiento de Recuperacion Revolucionario (MRR), met wapens bevoorraden. Het plan was om te beginnen in een kleine provincie, waar we guerrillastrijders zouden kunnen ondersteunen zodat ze daar de onafhankelijkheid zouden kunnen uitroepen. Op dat moment zou de rest van Brigade 2506 naar die provincie kunnen komen om van daaruit de rest van de bevolking te overtuigen om te vechten tegen Castro.
Tenminste, dat was het concept van Eisenhower. Maar in november 1960 waren er presidentsverkiezingen, en John F. Kennedy, een Democraat, won nipt van toenmalige vicepresident Richard Nixon. Jammer genoeg stond Kennedy niet achter de plannen van Eisenhower, ook al had hij hem tijdens de campagne nog bekritiseerd om zijn softe aanpak van het communisme in Cuba. Uiteraard konden Eisenhower en Nixon op dat moment niets vertellen over onze militaire voorbereidingen in Guatemala. Eisenhower nam tijdens de transitieperiode geen belangrijke beslissingen, waardoor we met onze operatie wat aan ons lot werden overgelaten. Ik ben toen maar terug naar Miami gegaan, vanwaar er meer mogelijkheden waren om Cuba aan te vallen dan vanuit Guatemala.
Hoe zag plan B er dan uit?
Rodriguez: Ik heb toen de zoon van Fulgencio Batista ontmoet. Samen met hem ben ik naar de CIA getrokken met de vraag of we de goedkeuring zouden krijgen om Fidel Castro te vermoorden. Noem het jeugdige overmoed, maar zo gebeurde het dat ik begin 1961 een geweer in mijn handen kreeg van de CIA en op een boot met Duitsers werd gezet. Met de opdracht om Castro neer te schieten als hij voor de kust van Cuba ging snorkelen – dat deed hij in die tijd af en toe. Drie keer zijn we uitgevaren, drie keer hebben we hem niet gezien.
Daarna kreeg ik van de CIA de opdracht om vanuit de VS wapens naar Cuba te smokkelen. In het voorjaar van 1961 vroeg mijn contactpersoon in Cuba mij om mee te doen aan een belangrijk overleg in Havana. Maar de CIA beval mij om net die dag wapens op te halen aan de kust. Dat laatste zou mijn redding worden: die dag en nacht werden alle deelnemers aan het overleg en een honderdtal andere opposanten gearresteerd. Een dag later werden ze gefusilleerd. Opnieuw was Castro erin geslaagd om met zijn inlichtingendienst de oppositie te dwarsbomen.
Hij ontwikkelde er een hele methode voor.
Rodriguez: Een van Castro’s strategieën was om mensen in de gevangenis op te sluiten, te folteren, maar ze nadien weer vrij te laten. Mensen werden overal waar ze naartoe gingen geschaduwd. In alle wijken, straat per straat, controleerden zijn soldaten alle jongeren. Wie niet bij de politie, het leger of de inlichtingendienst hoorde, werd gearresteerd. Castro liet in het begin stadions bouwen waar hij tot 100.000 jongeren liet opsluiten. Zo wist hij het Cubaanse verzet compleet te ontmantelen.
Dat zorgde er ook voor dat ik me nergens kon verstoppen als ik in Cuba was. De inlichtingendienst ontmantelde al onze safehouses. Ik heb dus meegedaan aan de eerste stappen van Operatie Varkensbaai, met name de infiltratie in Cuba en de voorbereidingen. Maar nog voor de inval moest ik mezelf in veiligheid brengen door politiek asiel aan te vragen bij de ambassade van Venezuela. Daar ben ik zes maanden ondergedoken.
Bent u daarna nog teruggekeerd naar Cuba?
Rodriguez: Ik ben in augustus 1962 getrouwd met de liefde van mijn leven: een meisje dat ik op mijn veertiende in Havana had ontmoet. Ze is als politiek vluchteling naar Miami gekomen. Ze wist dat ik voor de CIA werkte en dat de bevrijding van Cuba voor mij op de eerste plaats kwam. Zelfs mijn ouders konden me niet tegenhouden. In oktober 1962 nam de CIA contact met me op. Ik kreeg te horen dat de Amerikaanse marine de volgende dag in Cuba zou aankomen, en ze hadden mij nodig om te helpen bij de radiocommunicatie. Ik moest met een parachute zien te landen in de kazerne waar de Russische kernraketten opgeslagen lagen. Daar moest ik dan een radio installeren, en maken dat ik wegkwam. Ik ben onmiddellijk vertrokken. Die nacht hield Kennedy een televisietoespraak over de blokkade van alle militaire goederen naar Cuba. Daardoor snapte mijn vrouw waarom ik niet thuis kwam. In de uren die daarop volgden kreeg ik een spoedcursus parachutespringen – ik had dat nog nooit gedaan. Uiteindelijk is de actie niet doorgegaan. Precies op de dag dat ik mijn parachute in handen kreeg, zwichtten de Russen voor de eisen van Kennedy. Mijn engagement werd beloond met een vaste baan bij de CIA, met onmiddellijke ingang.
Welke opdrachten hebt u nadien uitgevoerd als CIA-officier?
Rodriguez: Ik ben naar Costa Rica gegaan, waar de CIA – met de steun van de Nicaraguaanse president Luis Samosa en de regering van Costa Rica – samen met het Amerikaanse leger drie militaire basissen had opgericht. Ik was verantwoordelijk voor de basis op de grens tussen Nicaragua en Costa Rica, en moest er mensen opleiden in de bediening van communicatieapparatuur. Op 13 september 1964 kreeg ik het bericht binnen van een van onze boten met Cubaanse strijders dat ze de Sierra Maestra, het symbool van de Cubaanse zeemacht, in het vizier hadden. Ze vroegen me toestemming om het schip te torpederen. Ik probeerde via verschillende kanalen mijn oversten te bereiken, maar dat lukte niet. Toen ben ik in de fout gegaan: ik heb gezegd dat ze mochten schieten als ze zeker waren dat het de Sierra Maestra was. Volgens hen waren ze zeker: ze hadden de naam gezien, ze hadden Spaans gehoord, en ze zagen mannen die petten droegen zoals Che Guevara die droeg. Een uur later kreeg ik het bericht dat ze het schip hadden beschoten. Ik verstuurde onmiddellijk het bericht ‘Sierra Maestra getorpedeerd’ naar de top van de CIA. Zij antwoordde mij: ‘Op welke planeet leef jij? De Sierra Maestra is op weg naar China en is een week geleden het Panamakanaal gepasseerd.’ Bleek dat het om het Spaanse schip Sierra Aransazo ging. De CIA heeft de Spaanse president Francisco Franco miljoenen moeten betalen om die fout te vergoeden. President Lyndon B. Johnson reageerde daarop door de CIA en alle Cubanen die bezig waren met geheime operaties tegen Cuba een duidelijk signaal te geven: ‘De belofte van president Kennedy om Cuba te bevrijden is net zo dood als JFK zelf.’
Uw grootste project moet wel de operatie in Bolivia tegen Che Guevara zijn geweest.
Rodriguez: De CIA stuurde mij naar Bolivia met de opdracht het Boliviaanse leger te assisteren bij het gevangennemen van Che Guevara. Ze wilden dat ik Che levend naar Panama zou brengen, zodat ze hem konden ondervragen en zo Fidel Castro onder druk konden zetten. Toen ik in Bolivia was, kreeg ik op een dag melding dat het leger een strijder van Che had gearresteerd. Ik kon hem ondervragen, en zo kwamen we te weten waar en hoe Che Guevara zich schuilhield. Niet veel later kon het Boliviaanse leger hem pakken. Ik belde mijn oversten, en adviseerde hen om zelf contact op te nemen met de president van Bolivia. Van hem hing de beslissing af of Che gedood zou worden of niet.
Ik ben toen met een helikopter naar het dorpje La Higuera gevlogen, waar Che naartoe was gebracht. Daar trof ik hem aan, vuil en geboeid, in een klein schoolgebouw. Ik heb lang met hem gepraat. Hij vertelde me dat hij naar Bolivia was gekomen omdat hij het als zijn plicht beschouwde om het land te bevrijden. Alleen hadden de Boliviaanse Communistische Partij en Fidel Castro zijn vertrouwen geschonden. Hij was er aan zijn lot overgelaten met een kleine groep strijders. Iets vergelijkbaars was in Congo gebeurd, vertelde hij me. Toen hij daar was aangekomen, merkte hij dat Laurent-Désiré Kabila, aan wiens zijde hij vocht met de Nationale Bevrijdingsraad, meer geïnteresseerd was in geld, drank en vrouwen dan in de strijd tegen de Belgen.
Na ons gesprek nam ik foto’s van zijn dagboek, om ze naar de VS te sturen – ze liggen nu in het CIA-museum in Washington. Niet veel later kreeg ik de wens van de Boliviaanse president te horen: hij wilde dat we Che doodschoten. Ik vertelde de kolonel dat de CIA mij had gevraagd om te voorkomen dat Che zou worden vermoord, en dat we helikopters en vliegtuigen hadden om hem over te brengen naar Panama voor ondervraging. Hij antwoordde dat hij het bevel van de president niet naast zich neer kon leggen, maar dat ik als Cubaan en slachtoffer van de Cubaanse revolutie van hem mocht beslissen hoe Che aan zijn einde zou komen. Ik probeerde nog een vluchtplan te bedenken, maar als militair adviseur leek het me niet gepast om de operatie toch nog zelf in handen te nemen en de wil van de president van Bolivia te negeren.
Die dag zou de geschiedenisboeken ingaan.
Rodriguez: (stilte) Die achtste oktober 1967 voerde ik de moeilijkste opdracht in mijn leven uit: ik gaf aan een van de soldaten het bevel om Che Guevara dood te schieten. Ik ben zelf naar Che toegestapt en heb hem gezegd: ‘Luister, ik heb geprobeerd om je hier levend weg te krijgen, maar de president heeft besloten om je te doden. Daar kan ik niets tegen inbrengen.’ En Che zei: ‘Dat begrijp ik, het is de beste oplossing. Ik mag niet levend gevangengenomen worden.’ Ik vroeg hem of hij nog een boodschap aan zijn familie wilde doorgeven. Zijn antwoord was: ‘Zeg tegen Fidel dat de revolutie op een dag ook in de VS zal uitbreken. En zeg tegen mijn vrouw dat ze moet hertrouwen en gelukkig worden.’ Hij schudde mijn hand, we hebben elkaar omhelsd, en toen is hij tegen de muur gaan staan. Wachtend op het schot. Ik ben naar buiten gegaan, ik kon niet toekijken. Dat kreeg ik niet over mijn hart.
Hoe kijkt u terug op Fidel Castro?
Rodriguez: Castro heeft zijn eigen ideologie in Cuba geïntroduceerd. Geen communisme maar fidelisme, zo noemden we dat bij de CIA. Hij heeft zijn familie steenrijk gemaakt, en heeft een politiek model gecreëerd waardoor hij tot aan zijn dood aan de macht kon blijven. Castro wilde geen democratie, waar meerdere partijen zijn macht zouden kunnen intomen. Het gevolg was en is dat de overgrote meerderheid van de Cubanen een zeer bescheiden leven hebben en al blij mogen zijn als ze al eens kip kunnen eten. Jammer genoeg heeft hij ook in het buitenland zijn model weten te verkopen. Kijk naar Nicolas Maduro in Venezuela en Daniel Ortega in Nicaragua. Twee presidenten die superrijk werden en daarvoor schaamteloos hun eigen bevolking onderdrukken.
Tot slot: hoe schat u de huidige toestand in Cuba in? Brengen de protesten president Miguel Diaz-Canel aan het wankelen?
Rodriguez: Op basis van bronnen van de CIA weten we al lang dat er een strijd woedt tussen de bestaande macht en de onzichtbare macht in Cuba. Er is veel wantrouwen tussen de oude generaals en de jongere officieren. De jonge zijn opgegroeid in schaarste, terwijl de oude rijkelijk hebben geleefd. Vergeet niet dat alle belangrijke economische activiteiten op Cuba in handen zijn van militairen: banken, hotels, restaurants, noem maar op. De dag dat Raul Castro (de vorige president en broer van Fidel, nvdr) sterft, zul je grote onrust zien in het land. Diaz-Canel heeft niet genoeg steun bij het leger, en hij zal de bevolking niet zo hardvochtig kunnen onderdrukken als de Castro’s dat jarenlang hebben gedaan.
Félix Rodríguez
– 1941: geboren in Havana
– 1959: wordt naar Cuba gestuurd om de invasie van de Varkensbaai voor te bereiden
– 1960: volgt militaire training in Guatemala met de steun van de CIA, bekend als Brigade 2506
– 1967: wordt gerekruteerd door de CIA om Che Guevara op te sporen in Bolivia
– 1969: wordt Amerikaans staatsburger, in dienst bij de CIA onder de naam Max Gomez
– 1970: groeit uit tot dé helikopterpiloot van de CIA in Vietnam
– 1983-1988: nauw verbonden met vicepresident George H. Bush in het Iran-Contraschandaal
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier