Brussels-Syrische schilder: ‘Ik neem wraak op politici door hen in de huid van hun slachtoffers te doen kruipen’
Amerikaans president Donald Trump als vluchteling met vermoeide, roemloze blik, slaapmatje op de rug en dochter op de arm. Russisch president Vladimir Poetin die bedelt om kleingeld. Het zijn maar twee van de schilderijen uit The Vulnerability Series van de Brusselse Syriër Abdalla Al Omari. Partijvoorzitter Bart De Wever (N-VA) en staatssecretaris Theo Francken (N-VA) komen binnenkort aan de beurt.
De terrassen zitten vol op het Sint-Goriksplein, hartje Brussel. Zomerse animo overstemt de radio in Al Omari’s bescheiden appartementje op de derde verdieping.
‘Aanvankelijk hield ik van dat lawaai; het deed me aan Damascus denken. Ondertussen begin ik het al wat vervelender te vinden.’ Hij lacht. ‘Ik ben duidelijk aan het inburgeren.’
Geen loze woorden, op de deur hangt de Syrische zanger Omar Souleyman broederlijk naast een affiche van de Belgian Pride (Belgisch coming-out evenement voor holebi’s, nvdr.) en een poster van La Fille d’O.
Aan de muur prijken kaarten met de portretten van The Vulnerability Series. De originele schilderijen hangen in een galerie in Dubai.
Al Omari werkt momenteel in sneltempo nieuwe schetsen af. ‘Ze worden volgende maand in Hamburg tentoongesteld tijdens de G20. Fantastisch natuurlijk, veel wereldleiders die ik heb geschilderd zullen in die stad aanwezig zijn.’
In welke gemoedstoestand hebt u die portretten gemaakt?
ABDALLA AL OMARI: Ik was kwaad, aanvankelijk toch. Ik wilde wraak nemen op politici door hen in de huid van hun slachtoffers te doen kruipen.
Eerst deed ik dat enkel voor mezelf, het was mijn manier om met de Syrische burgeroorlog en mijn nieuw leven als vluchteling om te gaan. Maar naarmate het proces vorderde, ebde de woede weg.
Ik woon en werk in dit appartement. Als je maandenlang samenleeft met al-Assad en Poetin, in die kwetsbare, menselijke toestand, dan ga je automatisch empathie voor hen voelen. Niet voor de echte weliswaar, maar voor de door mij gecreëerde, ontwapende Poetin en al-Assad. Als zij zelf maandenlang naast deze portretten zouden wakker worden, zouden ze ook empathie ontwikkelen voor hun slachtoffers.
Als al-Assad maar lang genoeg met zijn spiegelbeeld als vluchteling geconfronteerd werd, zou hij zijn burgers niet langer met chemische wapens bestoken.
Abdalla Al Omari
Gelooft u dat echt?
AL OMARI: Zeker. Alle mensen zitten au fond hetzelfde in elkaar. Als al-Assad maar lang genoeg met zijn spiegelbeeld als vluchteling geconfronteerd werd, zou hij zijn burgers niet langer met chemische wapens bestoken.
Maar goed, ik zal al blij zijn als deze portretten de geesten van gewone mensen kunnen openen voor vluchtelingen. Dat ze beseffen dat zij geen terroristen zijn, maar zelf vluchten voor terreur.
Een video met uw schilderijen wordt massaal gedeeld op sociale media. Bereikt u er ook mensen mee die kritisch staan tegenover de opvang van vluchtelingen? Of blijft het toch vooral preken voor eigen kerk?
AL OMARI: Nu de beelden viraal gaan denk ik dat ze toch wel uit de bubbel van de elitaire kunstscene en de zogezegde vluchtelingenknuffelaars gebroken zijn. Ik krijg veel emails van mensen die zeggen dat ze niet noodzakelijk akkoord zijn met de boodschap die ze in mijn kunst zien, maar er wel in één adem bij vermelden dat ze appreciëren wat ik doe.
Krijgt u ook negatieve reacties?
AL OMARI: Ja, ook al is dat zelden gefundeerde kritiek. ‘Wat doe je hier, zo ver van je land? Waarom ben je niet voor je vrijheid aan het vechten in Syrië?’ is een van de meest courante.
Er zijn ook mensen die niet kunnen verdragen dat hun onaantastbaar gewaande leider zo kwetsbaar wordt afgebeeld. Vooral op mijn portret van Recep Tayyip Erdogan krijg ik veel kwade reacties. ‘Erdogan helpt veel vluchtelingen, jij ondankbare Syriër’, in die trend.
The Vulnerability Series wordt nu vooral belicht als een project over vluchtelingen, maar eigenlijk gaat het over kwetsbare mensen. Ik heb politici afgebeeld zoals een kwetsbaar persoon er in eigen land zou uitzien: David Cameron als dakloze met een gekregen restje bier, de Egyptische leider Abdul Fatah al-Sisi als boer.
Ik werkte volgens de regels van de propagandakunst. Alleen worden daarin gewoonlijk eigenschappen die de geportretteerden verheerlijken in de verf gezet, terwijl ik net hun kwetsbaarheid belicht. Het toont hoe bepalend de manier waarop je iemand afbeeldt is voor het beeld dat je krijgt van die persoon.
De kwetsbaarheid waarmee wereldleiders hier worden afgebeeld, dat is hoe de samenleving naar vluchtelingen kijkt. Nochtans waren zij ook vaak trotse, succesvolle mensen, die in eigen land een job, een huis en geld hadden.
Heeft uw vluchtelingenstatuut uw trots aangetast?
AL OMARI: Nee, dat heb ik niet toegelaten, maar evident was dat niet. Ik heb het geaccepteerd als deel van mijn identiteit; als een soort knobbel die deel is gaan uitmaken van mijn lichaam. In de wereld waarin we leven word ik nu eenmaal vluchteling genoemd.
Zeker in het begin moet je een knop omdraaien. Niet te veel nadenken over je persoonlijke voorkeuren, maar aanvaarden dat je voor lange tijd een ontvanger wordt. Een ontvanger van impressies, van een nieuwe cultuur. Ik heb me opengesteld, Belgische vrienden gemaakt en een nieuw leven opgebouwd in Brussel.
Het helpt natuurlijk dat ik sociaal aangelegd ben en Engelse literatuur gestudeerd had in Damascus. Voor vele anderen, vooral oudere mensen, is het veel minder evident om zomaar een nieuw leven op te bouwen.
U hebt zich goed aangepast. We zitten op de middag pastis te drinken tijdens de ramadan en u hebt ondertussen een halve slof sigaretten weggewerkt.
AL OMARI:(lacht) In Syrië speelde ik ook al vals. Als kind keek ik ernaar uit om te mogen vasten, maar eenmaal het zover was, was ik het de tweede dag al beu.
Ik ben geen praktiserend moslim en dat is niet zo uitzonderlijk in Damascus. Dat het een van de oudste steden ter wereld is, heeft het onder andere te danken aan de flexibiliteit van de Damascenen. De stad werd nooit helemaal verwoest omdat we bij elke invasie simpelweg de deur openzetten. ‘Kom erin! Je bent niet aan het binnenvallen hoor, je bent onze gast!’
Heel anders dan hoe Bashar al-Assad met de eerste protesten tegen zijn regime omging?
AL OMARI: In sommige andere landen was de Arabische Lente begonnen. ‘Bashar, het is jouw beurt’, schreven enkele kinderen op een schoolbord in de Zuid-Syrische stad Deraa. Ze werden opgepakt en gefolterd door de geheime dienst.
Wanneer lokale leiders opheldering gingen vragen kregen ze te horen dat ze hun kinderen niet zouden terugzien. En dat, als ze kinderen wilden, ze hen maar hun vrouwen moesten sturen. Het werkte als een rode lap op een stier. Mensen trokken woedend de straat op. De protesten sloegen over naar andere delen van het land.
Als kind keek ik ernaar uit om te mogen vasten, maar eenmaal het zover was, was ik het de tweede dag al beu.
Abdalla Al Omari
Was u zelf politiek actief?
AL OMARI: Niet voor de protesten begonnen. We leefden in een dictatuur, maar zolang je je mond hield, kon je een normaal leven leiden. Ik vond al-Assad eerlijk gezegd wel oké. Hij was een jonge president en beter dan zijn vader. Ik voelde wel aan dat er iets moest veranderen, maar wat precies, dat wist ik niet.
Toen zag ik wat er met die kinderen gebeurde en begon ik de zaken plots veel helderder te zien. Ook in Damascus waren ondertussen de protesten begonnen. Op vrijdag verzamelde iedereen in de moskee, de enige plek waar je met een grote groep mensen kon verzamelen. Dan trokken we de straat op, waar we door de politie met kogels werden begroet. We waren bang, maar de adrenaline en de hoop op echte verandering haalden het van de angst.
Eigenlijk was het allemaal heel romantisch. Voor het eerst kregen we het gevoel dat we echt deel uitmaakten van de inrichting van ons leven. Dat maakte het de moeite waard. Maar ik ken veel mensen die tijdens de protesten zijn gedood.
Ik was op dat moment nog maar een half jaar als voltijds kunstenaar aan het werk. Tijdens de protesten werd mijn werk politiek. Ik begon portretten te schilderen van kinderen die slachtoffer werden van het geweld. Het was mijn eerste grote project, Charms of War.
Op een gegeven moment belde de galeriehouder me. Agenten van de geheime dienst waren hem komen uitvragen, over mij. Onder een pseudoniem had ik ook een videokunstproject gemaakt dat kritisch was voor het regime. Het werd bekend in Damascus en andere delen van Syrië. Ik werd bang dat het regime zou achterhalen dat ik erachter zat. Telkens de bel of de telefoon ging, vreesde ik dat ze me kwamen halen en dat ik voor jaren achter de tralies zou verdwijnen. Ik vluchtte naar Georgië, waar een van mijn broers toen al woonde.
Een van uw andere broers, Mansour Al Omari, zat ondertussen al in de gevangenis.
AL OMARI: Hij werkte voor het Syrian Center for Media and Freedom of Expression, een mensenrechtenorganisatie die lijsten met politieke gevangenen bijhield. De politie viel binnen op hun kantoor en arresteerde Mansour en zijn vijftien collega’s.
In de gevangenis bleven ze hun werk verderzetten. Ze schreven de namen van de gevangenen op een stofdoek, met kippenbotjes en inkt die ze maakten van roest en hun bloed. Mansours meeval was dat er op het internationale toneel constant naar hem en zijn collega’s gevraagd werd door organisaties zoals Amnesty International. Daardoor wisten we tenminste waar hij was, veel andere families hadden dat geluk niet.
Na een jaar kwam Mansour vrij. Een kleermaker verwerkte de lijst met namen in de kraag van zijn hemd. Zo kon hij die buitensmokkelen en de families op de hoogte stellen. Hij woont nu in Stockholm. Een andere broer zit in Nederland, nog een andere in Duitsland. We zijn Europa aan het veroveren. (lacht)
Hoe bent u in Brussel beland?
AL OMARI: In Georgië werd mijn vluchtelingenstatuut niet verlengd, het land had de voorwaarden aanzienlijk verstrengd. Ik nam het vliegtuig naar Parijs om daar asiel aan te vragen. Aan de bevoegde dienst moesten we aanschuiven achter dranghekken op het trottoir. De politieagenten waren erg agressief. Ze riepen en schopten tegen de dranghekken. Kleine kinderen werden daardoor geplet en vielen op de grond.
Vergeet het, dacht ik, hier vraag ik geen asiel aan. Ik stapte uit de rij. Ik moest datzelfde moment een oplossing bedenken en trok op goed geluk naar Brussel, een stad waar ik niemand kende en waar ik helemaal niets van wist. Hier was de ontvangst wel heel humaan. Ik kwam nog voor de grote instroom aan, dat hielp misschien.
Waar ziet u uw toekomst?
AL OMARI: In Brussel. Tot een jaar geleden vroeg ik me ernstig af wat ik hier eigenlijk deed, maar langzaamaan groeide ik in mijn nieuwe leven. Ik zie het conflict in Syrië niet snel opgelost geraken. Een toekomst in Syrië met al-Assad aan de macht is sowieso ondenkbaar.
In nieuw, nog niet geëxposeerd werk beeldt u Theo Francken af. Waarom?
AL OMARI: Ook Bart De Wever en Leopold II trouwens, zij aan zij met onder andere Trump, Poetin en Mao Zedong. Ze zitten in de bioscoop en staren gebiologeerd met 3D-brilletjes naar het scherm. Ze zijn allemaal leerlingen van dezelfde populistische school. Ze proberen het volk naar hun hand te zetten, maar ze zijn zelf geïndoctrineerd door een zeker gedachtengoed. Ze zitten zo vast in hun eigen denkbeelden dat ze het perspectief van anderen niet meer zien.
Riskeer je de kloof tussen burger en politiek niet nog verder uit te diepen door politici zo in hun hemd te zetten?
AL OMARI: Helemaal niet. Ik probeer die wereldleiders net dichter bij de burger te brengen door hen weer menselijk te maken. Ik wil hen ontwapenen, tonen dat zij slechts zo machtig kunnen zijn omdat wij hen die macht toekennen. We moeten beseffen dat zij ook maar mensen zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier