Correspondente in Londen Lia Van Bekhoven staat stil bij de Blitz spirit in het coronatijdperk.
Je kon er de klok op gelijk zetten. De covid-19-crisis was volgens mijn berekeningen net vier dagen oud, voordat Britse bestuurders het tijd vonden te appelleren aan de ‘Blitz spirit’. Dat is de veel misbruikte term om de periode te omschrijven waarin de Britten, volgens de populaire overlevering, de nazi’s versloegen met niet veel meer dan stavast en stijve bovenlippen, stug optimisme en eensgezindheid.
Ik kan u melden dat die Blitz spirit in mijn buurt vanochtend ver te zoeken was. Het nieuwe leger thuiswerkers leek tegelijkertijd bedacht te hebben om te gaan fietsen in het plaatselijke park en om daar meteen maar alle kinderen en honden van West-Londen uit te laten. De sociale afstand neigde meer naar het a-sociale. Op het wandelpad sloeg een oude vrouw met haar wandelstok naar een jonge jogster en schreeuwde dat ze geen recht had buiten te zijn en dat ze thuis moest blijven. Waar is het motto keep calm and carry on gebleven? Zo win je geen oorlog, Britten.
Britse bejaarden mogen klagen over lege schappen, maar de oorlogsgeneratie was niet minder egoïstisch.
En zo wonnen de Britten de laatste wereldoorlog ook niet. Tenminste, niet in werkelijkheid. Maar de behoefte vast te houden aan de notie van een betere, onzelfzuchtige natie, is hardnekkig. Geen wonder dus dat Vera ‘We’ll meet again‘ Lynn opnieuw van stal gehaald is om het land aan te sporen tachtig jaar terug in de tijd te stappen ’toen we allemaal samenkwamen en voor elkaar zorgden’. Jammer, Vera, maar zo was het toch echt niet. De Blitz spirit is propaganda, destijds verkondigd door de overheid om het moreel van de bevolking op peil te houden.
In werkelijkheid gedroegen Britten zich niet anders dan anderen, geconfronteerd met voedseltekorten en luchtbombardementen. Een paar feiten: tijdens ’39 -’45 steeg de misdaad in Groot Brittannië met 57%. En dan heb ik het niet over het ongevraagd leeghalen van levensmiddelenzaken door mensen die net uit hun huizen gebombardeerd zijn, maar over zware misdrijven als roofovervallen, moorden en zedendelicten. De zwarte markt explodeerde. Gemeenschapszin was dikwijls ver te zoeken.
Britse bejaarden mogen klagen over lege schappen en gehamsterd wc-papier, maar de oorlogsgeneratie was niet minder egoistisch. ‘Als een huis platgebombardeerd was tijdens de oorlog, werd er bijna altijd een agent naast gezet om te voorkomen dat het werd leeggeroofd’, zegt Guy Walters, een historicus die van die periode zijn specialisme maakte. ‘Tijdens de Blitz werden sieraden van de lijken gestolen. Zeker, er was ook grotere sociale cohesie, maar veel is gemythologiseerd’.
Er waren goed bedoelde initiatieven om het leed eerlijker te verdelen, maar de praktijk besliste nogal eens anders. Een voorbeeld. Om Londenaren voor de Luftwaffe te beschermen, werd besloten tijdelijk anderhalf miljoen kinderen en hun moeders uit de hoofdstedelijke arbeiderswijken te evacueren naar de provincie. Het was geen succes. De behulpzaamheid van de gegoede middenklasse op het platteland en in de buitenwijken bleek op te houden bij het eigen milieu. De gewone Londenaren waren te gewoon, te anders. Ze bleken niet alleen een gevaar voor het meubilair van de betere stand, ‘maar voor de zeden van onze eigen kinderen’. Binnen drie maanden was 90% van de geëvacueerde gezinnen weer thuis.
In de hoofdstad, waar het in de oostelijke woonwijken soms dagen achtereen bommen regende, werd de bevolking verwacht de Luftwaffe onder de trap of de keukentafel het hoofd te bieden. Dakloze East-Enders konden nergens terecht. Duizenden gezinnen sliepen in parken of onder bruggen. Krantenkoppen titelden: ‘In de steek gelaten – roepen Londens daklozen’. Pas toen tussen september 1940 en mei 1941 ruim 41.000 Britten hun leven verloren, werden de metrostations open gehouden om als schuilkelder dienst te doen.
De maatschappelijke bovenlaag had een hele andere oorlog. Hotels als de Ritz hadden schuilkelders met donzen dekbedden en zijden lakens. En terwijl de rest van het land het moest doen met rantsoenen, was voor de toprestaurants, met dank aan premier Churchill, een uitzonderingsclausule van kracht. Zij die het zich konden veroorloven bleven in die jaren champagne drinken en kreeft eten.
De huidige elite sloeg vorige week massaal op de vlucht naar het platteland. Indachtig de paniek van ‘de-laatste-helikopter-uit-Saigon’ werd een aftocht geblazen naar tweede huizen of in de haast gehuurde vakantiewoningen. Het was een invasie waar kleine woongemeenschappen niet op zaten te wachten. De angst voor wat die rijke vluchtelingen onder de leden kunnen hebben, het beroep dat ze kunnen doen op de karige ziekenzorg, is hier en daar omgeslagen in boosheid. Zoals er wrevel is over prins Charles die afreisde naar Schotland waar hij getest werd (positief) op het coronavirus; een luxe waar dokters, verpleegkundigen en de meeste zieken in Engeland vergeefs om smeken. Testen op Covid-19 is het nieuwe klassenonderscheid. Het verschil tussen degenen die het al gehad hebben en zij die het nog moeten krijgen.
Tegenover iedere onzelfzuchtige daad van Britse verpleegkundigen die in tekortschietende beschermingskleding coronaviruspatienten helpen, een half miljoen vrijwilligers die zich binnen 24 uur meldden boodschappen te doen voor geïsoleerde zieken, staan verhalen van lege schappen en profiteurs ( en van twee wc-rollen voor € 10).
Net zoals elders, eigenlijk.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier