‘Als een middeleeuwse vorst strooit premier Boris Johnson met titels voor loyale volgelingen en straft anderen door hen over te slaan’, schrijft Lia Van Bekhoven over de nieuwe benoemingen in het Britse Hogerhuis. Van de beloofde hervormingen om het overtollig vet weg te snijden bij de instelling, lijkt niet veel in huis te komen.
Het Hogerhuis naast de Big Ben is misschien wel het meest absurde van de vele absurde Britse instituten. Volgepropt met lords en ladies die hun plaats op de rode leren bankjes te danken hebben aan de premier du jour, is het met bijna 800 leden van lachwekkende omvang. Alleen het Chinese volkscongres is groter. De Amerikaanse senaat doet het met een achtste van dat aantal leden.
Door de eeuwen heen hebben politieke partijen beloofd het overbevolkte, ongekozen Upper House te hervormen. Premier Boris Johnson popelde, zei hij nog niet zo lang geleden, om het overtollig vet weg te snijden. Tot vorige week. Op een dag en tijdstip (vrijdagavond) waarop de aandacht van de natie was afgeleid en het parlement op reces was, publiceerde Downing Street een lijst met 36 namen van nieuwe leden die de premier tot senator gepromoot had.
Johnson deed niet anders dan wat zijn voorgangers gedaan hadden. Een Britse eerste minister heeft het recht mensen van zijn keuze te belonen met een plaats in ‘het asiel voor de ancien chic‘. In het verleden smokkelden regeringsleiders tussen de benoemingen van gulle partijdonoren, een paar slimme, jonge(re) Britten met bewezen kennis op hun vakgebied die wat toe te voegen hadden aan debatten. Maar Johnsons lijst beperkt zich bijna uitsluitend tot maatjes, waaronder een krantenmagnaat in wiens palazzo’s hij logeert, een gepensioneerde cricketer met de bijnaam Beefy die in Spanje woont, spekkers van de partijkas, Brexiteers, zijn broer en de echtgenoot van Theresa May. Allen worden beloond voor hun ‘bijdrage aan de samenleving’. Waaruit die bijdrage bestaat wordt niet toegelicht.
Boven het stereotiepe beeld van het House of Lords als een komische opera, hangt de reuk van verval.
Als een middeleeuwse vorst strooit Johnson met titels voor loyale volgelingen en straft anderen door hen over te slaan. Zo wil de parlementaire traditie dat een aftredende directeur van de Engelse bank en een uitgediende voorzitter van het lagerhuis vanzelfsprekend naar ‘boven’ gestuurd worden. De heren in kwestie, Mark Carney en John Bercow, verguisd in Downing Street om hun anti Brexit-retoriek, zijn overgeslagen.
De meeste opschudding, als dat niet een te groot woord is (de Britten zijn gewend aan vriendjespolitiek) betreft Evgeny Lebedev, eigenaar van de Londense krant Evening Standard en van een hond die Boris heet. Lebedev, wiens vader een kolonel in de KGB was, mag zich voor de duur van zijn leven Lord noemen. Ook al waarschuwde twee weken eerder een vaste kamercommissie voor de invloed van Russische oligarchen in Westminster en op het openbaar leven. ‘Het is net’, zegt columnist Simon Jenkins tegen de New York Times, ‘alsof Johnson zijn maten uitnodigde voor een dronken weekend in Praag en hen daarna allemaal zetels gaf in het House of Lords’.
De nieuwe senatoren mogen rekenen op een vergoeding van £162 per dag voor het bijwonen op afstand van debatten (£323 voor fysieke aanwezigheid) plus onkosten. Ze mogen gebruik maken van de excellente culinaire voorzieningen en daarna huiswaarts keren zonder ooit een bijdrage te leveren aan een debat. Ze hoeven aan niemand rekenschap af te leggen.
De Lords, zoals de senaat in de volksmond heet, heeft een reputatie voor slaapverwekkende debatten, verluchtigd met af en toe een schandaal, en voor de Games of Thrones-achtige titels van de ingezetenen (graaf van Sandwich, iemand? Lord Plant of Highfield?). De meesten doen hun best wetsvoorstellen door te pluizen, aan te passen en terug naar het lagerhuis te sturen. Hun functie als rem op de uitwassen van het roerige lagerhuis is vaak bejubeld. Maar de afgelopen decennia is er iets verschoven.
Boven het stereotiepe beeld van de Lords als een Engelse, komische opera hangt de reuk van verval. Hervorming en democratisering zijn van de baan. Het aantal leden zal toenemen. De bezetting zal steeds minder representatief zijn voor de bevolking. Onder Johnson blijft de Britse senaat een sinecure, een zorgeloos onderkomen met de beste secundaire arbeidsvoorwaarden in het land voor duistere donors die het vooral te doen is om de titel en bijbehorende status. Vorig jaar woonden 120 right honourable lords and ladies minder dan 10% bij van de stemmingen. (Saillant detail: ‘honour’ of ‘eer’ wordt door het Engels woordenboek geduid als ‘vermogen te weten en te doen wat correct is’).
Darren Hughes van de Electoral Reform Society zegt tegen de Times: ‘Door een stel oud kamerleden te benoemen, partijgetrouwen en zijn eigen broer, heeft de premier zichzelf bespottelijk gemaakt. Dat hij ermee wegkomt laat zien dat het hogerhuis niet meer is dan een herensociëteit’.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier