‘”Brutec”, onthou dat woord’, waarschuwt Jonathan Holslag (VUB).
Vooruitblik 2030. Twintig jaar lang probeerden voornamelijk Franse troepen te verhinderen dat terreurgroepen in de Afrikaanse Sahel voldoende organisatievermogen, bewapening en terrein bemachtigden, zodat de kleine cellen uitdijen. Frustratie, armoede en het falen van staten maakten echter dat steeds meer jonge mannen zich aansloten, en dat het geweld oversloeg naar steden zoals Tamale, Korhogo en Abudja. Tezelfdertijd blijft het geweld oplaaien in het Midden-Oosten. Alle Europese landen sturen troepen. België kan de dans niet ontspringen.
De jaren voordien kon België nog soldaten sturen zonder al te grote risico’s. Maar deze keer is het anders. Gewapende groepen worden door hun bondgenoten voorzien van goedkope maar gesofistikeerde wapens. Kleine onbemande vliegtuigen met explosieven maken dat Europese soldaten zelfs in hun bases en pantservoertuigen niet veilig zijn. Steeds slimmere explosieven vormen een bijkomende bedreiging. Helikopters kunnen geen luchtsteun meer leveren door de aanwezigheid van luchtdoelraketten. Jammers die aanvankelijk vooral op grote vrachtwagens werden ingezet, zijn nu zo klein en eenvoudig te bedienen dat ze op pick-ups worden vervoerd en de communicatie ernstig verstoren. Door drones en commerciële satellietbeelden kunnen rebellen met primitieve raketten en mortieren toch met dodelijke precisie doelen uitschakelen.
Bijna onvermijdelijk dat brute oorlogvoering en spitstechnologie steeds meer samengaan.
Fictie? Voorlopig wel, maar het wordt bijna onvermijdelijk dat de brute oorlogvoering en spitstechnologie steeds meer samengaan. Brutec. De gebieden waar Europese militairen voorlopig nog vrij kunnen opereren, zouden dan steeds ontoegankelijker worden. Zelfs een beperkte verbetering in de organisatie en de uitrusting van de talrijke gewapende groepen rondom Europa zou het voor veel Europese landen vrijwel onmogelijk maken om voldoende talrijk te opereren, wegens gebrek aan capaciteit in elektronische oorlogvoering, drones, snel transport, moderne vuurkracht en doorgedreven vorming. Tussen special forces en F-35’s hebben Europese landen nog maar weinig dat relatief intense conflicten kan doorstaan. Relatief, want we hebben het hierbij nog niet eens over een grootmachtenconflict met pakweg China of Rusland.
Er bestond een tijd dat een doorsneerebel enkel beschikte over een AK-47, een granaatwerper en een mobiele telefoon. Die tijd is voorbij. Conflicten in Oekraïne, Libië, Syrië en in de Kaukasus tonen aan hoe relatief beperkt uitgeruste en getrainde groepen met ondersteuning van grotere landen ongeziene schade kunnen berokkenen aan tanks, helikopters en zelfs supergesofistikeerde luchtdoelraketten. Onbemande vliegtuigen van enkele duizenden euro’s hebben de voorbije jaren systemen van miljoenen euro’s uitgeschakeld.
De recente conflicten in Europa’s achtertuin tonen hoe snel het slagveld evolueert.
Het traditionele informatieoverwicht van westerse landen wordt door drones, het creatieve gebruik van wat er beschikbaar is op het internet en goedkope tactische afluisterapparatuur steeds meer ondergraven. Dankzij commerciële miniatuurradars, bij ons vooral bedoeld om vogels rond vliegvelden in de gaten te houden, kunnen rebellen het luchtruim tot kilometers ver in de gaten houden. Communicatie gaat via een dynamisch netwerk van wegwerptelefoons, koeriers en heel veel commercieel beschikbare versleuteling. In de stedelijke gebieden worden steeds meer goedkope minicamera’s gebruikt. De sluipschutters van de IS maken net zoals de sluipschutters van onze special forces gebruik van krachtige nachtkijkers. Omgekeerd vinden opstandelingen hun weg naar infraread stealth. De eerste ‘mantel’ die wat bescherming biedt tegen infrarood is geen sciencefiction meer.
We gaan er vandaag van uit dat we spitstechnologie vooral nodig hebben om het machtsevenwicht te behouden met spelers als China en Rusland. Maar de toegang tot technologie en het vermogen van militairen om ermee om te gaan, zal voor een groot stuk bepalen in welke mate onze militairen in aanvankelijk ‘primitieve’ conflictgebieden kunnen opereren. Voorlopig zijn de meeste Europese landen, inclusief het onze, daar verre van op voorbereid en toe uitgerust. Maar de recente conflicten in Europa’s achtertuin tonen hoe snel het slagveld evolueert.
De bijkomende uitdaging is dat we niet eens kunnen kiezen, tussen ofwel dure vliegtuigen die Europa een stukje toelaten te opereren in een steeds onveiliger luchtruim, ofwel dure marineschepen die wat meer kans hebben tegen dodelijke raketten of mijnen, ofwel dure pantservoertuigen. Het gaat ook niet op te beweren dat we meer technologie en minder manschappen nodig hebben, of meer precisie en minder vuurkracht. We zullen al die zaken tezelfdertijd nodig hebben. En we zullen vooral voorbereid moeten zijn op de moeilijke momenten waarop we mannen en vrouwen moeten inzetten in gebieden waar ons militaire voordeel zeer klein is geworden – of zelfs compleet verdwenen is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier