Alexander Loengarov

‘Bestand Israël-Hamas: hoe ook de Europese diplomatie een meerwaarde kan bieden’

Alexander Loengarov Faculteit Rechtsgeleerdheid en Criminologische Wetenschappen (KU Leuven)

Alexander Loengarov staat stil bij de manier waarop het bestand tussen Israël en Hamas is ontvangen in het Midden-Oosten. ‘Voor er sprake kan zijn van een diplomatieke ‘doorbraak’ zijn nog heel veel kleine, minder spectaculaire stappen op het terrein nodig.’

Amper een paar uur na zijn eedaflegging als 47ste president van de VS en een dag na de inwerkingtreding van een akkoord tussen Israël en Hamas liet Donald Trump optekenen “er geen vertrouwen in te hebben” dat de overeenkomst volledig uitgevoerd zou worden.  Nochtans was de deal één van de verwezenlijkingen waarmee hij al voor de eedaflegging graag uitpakte.  Een aantal dagen eerder had uittredend president Joe Biden, wiens team het akkoord grotendeels had voorbereid, gesproken over een “definitief einde van de oorlog” en een betere toekomst voor het Midden-Oosten. 

Het staat inderdaad als een paal boven water dat een stopzetting van de vijandigheden absoluut nodig was, maar de tegenstellingen in de manier waarop in uiteenlopende kringen over het akkoord bericht en gediscussieerd wordt, spreken boekdelen.  Deze verschillen laten echter wel toe een aantal lessen te trekken en ten behoeve van het beleid en maatschappelijk debat wat duidelijkheid te scheppen in wat al lang een uiterst ingewikkelde en uitzichtloze kwestie lijkt.

Onze media hebben al lang – terecht – aandacht voor de humanitaire situatie in Gaza als een gevolg van het Israëlische militaire optreden.  Het recente akkoord werd dan ook in de eerste plaats gezien als een staakt-het-vuren dat tot meer humanitaire hulp moet leiden, hoewel met de vrijlating van drie Israëlische vrouwen vorige week zondag ook de kwestie van de door Hamas gemaakte gijzelaars onder de aandacht kwam.

In de meeste Israëlische media, echter, zijn berichten over de vernieling in Gaza en het lot van de bevolking niet onbestaande, maar verdwijnen ze quasi volledig in het niets bij de situatie van de gijzelaars (die overigens niet allemaal Israëlisch of Joods zijn).  Zo wordt hun aantal systematisch aan het begin van elk nieuwsbericht van de publieke omroep in herinnering gebracht, en komen ze steeds ter sprake in interviews met familieleden, deskundigen en politici, en in de berichtgeving over de aanhoudende demonstraties voor hun volledige terugkeer.  De vreugde om de vrijlating van de eerste drie vrouwen bleek echter al gauw een aanleiding om nog clichématiger dan gewoonlijk over Gaza te berichten: waar de burgerbevolking of “gewone Gazanen” doorgaans bijna niet ter sprake komen (sinds 7 oktober 2023 wordt de term “terroristen” veel vaker gebruikt dan “Palestijnen”), werd er bijna systematisch een contrast opgebouwd tussen de drie vrijgelaten gijzelaars en de “beestmensen van Hamas”. 

Uitzondering was een kort filmpje van een vrouw in Gaza die uitvliegt tegen het op straat uitdelen van Arabische zoetigheden bedoeld om de “overwinning” van Hamas te vieren.  De vrijlating van 90 Palestijnse gevangenen door Israël (in ruil voor de drie vrouwen) werd niet vergeten, maar vormde voornamelijk een gelegenheid voor tegenstanders van het akkoord (én van enige toenadering tot de Palestijnse kant) om hun stem te verheffen.

Opmerkelijk, maar niet geheel verwonderlijk, is dat aan de andere kant bijna perfect gespiegelde boodschappen te horen waren. Zo verspreidde het in de Arabische wereld wijd gevolgde Al Jazeera een verklaring waarin Hamas onder meer het “verschil” in de verf zette “tussen de waarden van het verzet [nl. tegen Israël] en het barbarisme van de bezetting”.  De boodschap bestempelde de Israëlische vrouwen als “gevangenen” die goed behandeld werden, zogezegd in tegenstelling tot de 90 door Israël vrijgelaten Palestijnen.

Dat beide zijden in een bloedig conflict het enkel eens zijn over het feit dat de andere kant de “vijand” is, hoeft niet te verwonderen, net zo min als de vaststelling dat in veel – maar niet alle – gesprekken met Israëli’s en Palestijnen eenzelfde geluid te horen is, of dat op zijn minst elke gelegenheid uitblijft om bij het verwerken van de verschrikkingen ook aandacht te hebben voor de menselijkheid van wie zich aan de andere kant bevindt.  

In een kwestie als de Israëlisch-Palestijnse heeft het echter weinig zin om in te gaan op de vraag hoeveel “onschuldigen” zich aan de andere kant bevinden (daarover zal niet snel overeenstemming zijn), het komt erop aan te beseffen dat de enige weg naar een betere toekomst via een zekere vorm van erkenning van de angst en het lijden van de andere loopt.

Een en ander is natuurlijk makkelijk(er) te zeggen en te schrijven als je je buiten de regio in kwestie bevindt.  De impact van de zowel dagdageljkse als jarenlange realiteit aan Palestijnse en Israëlische zijde mag niet worden onderschat.  Toch kunnen we aan onze kant een bepaalde nuttige rol spelen, zowel in het publieke debat, de berichtgeving als het beleid.  Wie over de ontwikkelingen binnen de Israëlisch-Palestijnse kwestie bericht of spreekt, doet er goed aan te beseffen dat – zoals het cliché wil – er twee kanten zijn aan elke zaak, en dat de twee kanten in dit geval intern al uiterst complex in elkaar zitten. 

Discussies over de vraag of de twee kanten überhaupt met elkaar vergeleken kunnen worden, lijken ook weinig zoden aan de dijk te brengen: een gedode mens is een gedode mens, en bij gebrek aan alternatieven dreigt elke partij te doen wat in haar macht ligt om verdere slachtoffers aan haar kant te vermijden. 

Aan de  beleidsmakers is het dan om, zo veel mogelijk binnen een Europese benadering, een pad uit te werken waarin aan beide zijden alternatieven voor de huidige situatie worden geboden.  Uiteindelijk zal zoiets de vorm aannemen van een diplomatieke “doorbraak”, die een politieke oplossing in een juridisch kader giet. 

Maar voor dat werkelijkheid wordt, zijn heel veel kleine, minder spectaculaire stappen op het terrein nodig.  Niet alleen moeten opnieuw – evenwichtige – economische relaties tussen Palestijnen en Israëli’s worden opgestart, ook binnen andere cruciale sectoren van het maatschappelijke leven dient het dehumaniserende discours aan beide kanten te worden aangepakt.  Daarvoor moet onder meer naar het onderwijs, het taalbeleid, de media en de herdenkingsactiviteiten worden gekeken, zoals bijvoorbeeld in (Noord-)Ierland is gedaan.  En net op deze terreinen kan Europese diplomatie een meerwaarde bieden.

Ook dit opiniestuk eindigt met de conclusie dat de weg naar een betere toekomst voor Palestijnen en Israëli’s nog lang is.  Maar hij bestaat.  En op die weg is een rol weggelegd voor externe spelers, tenminste als ze investeren in het begrijpen en het samenbrengen van de perspectieven aan elke kant.

Dr. Alexander Loengarov is verbonden aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid en Criminologische Wetenschappen  (KU Leuven) en werkte voor het Europees Economisch en Sociaal Comité van de EU. Hij schreef deze bijdrage in eigen naam.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content