Amerikaanse verkiezingen: wat de peilingen (niet) vertellen
Wordt het Trump of Biden? In de wirwar van voorspellingen en prognoses rond de Amerikaanse presidentsverkiezingen probeert de Belgische politologe Ruth Dassonneville orde te scheppen. ‘We mogen er niet van uitgaan dat democratie iets is wat zomaar overleeft.’
Het voorspellen van verkiezingsuitslagen is aan de overkant van de Atlantische Oceaan niet alleen big business, het is ook een van de belangrijkste disciplines binnen de politieke wetenschap. Elke krant, elk tijdschrift en elk televisiekanaal die naam waardig heeft grof geld over om een eigen model te ontwikkelen. Maar zo’n voorspelling uitwerken is een heksentoer. Want naast de moeilijkheid om stemgedrag te voorspellen in een uitgestrekt en gefragmenteerd land, hebben de Amerikaanse presidentsverkiezingen nog eens dat vermaledijde kiescollege. Daarbij maken in bepaalde staten soms enkele duizenden stemmen het verschil tussen winst en verlies.
Het heeft de Belgische politologe Ruth Dassonneville, die sinds 2015 aan de Universiteit van Montréal werkt, niet tegengehouden om zich in dat strijdtoneel te mengen. Samen met haar collega Charles Tien selecteerde ze na een ruime rondvraag vijftien analyses van prominente politologen die in de discipline gespecialiseerd zijn. De resultaten verschijnen eerstdaags in het wetenschappelijke tijdschrift PS: Political Science & Politics. Knack kon ze al inkijken.
Wat Dassonneville en Tien verzamelden is een reeks voorspellingen die, in tegenstelling tot de peilinganalyses van Nate Silver, de bekendste Amerikaanse pollstatisticus, geen grote datasets gebruiken. Ze gaan uit van allerlei economische en politieke indicatoren. En die wijzen, zoals blijkt uit de artikelenreeks, overwegend richting een overwinning van Joe Biden.
De angst zit er bij de Democraten nog altijd in. Ze vrezen dat Trump, net als in 2016, opnieuw onderschat wordt.
In uw vergelijking voorspellen zeven analisten de uitslag in het kiescollege. Volgens vijf daarvan zal Joe Biden op 3 november winnen.
Ruth Dassonneville: Op zich is dat een verrassing. Het principe dat een zittende president in Amerika doorgaans herkozen raakt, weegt in theoretische modellen doorgaans zwaar door. Daartegenover staat dat Donald Trump weinig kans maakt bij de analisten die de economie als een belangrijke indicator gebruiken. Deze verkiezingen zullen in ieder geval een interessante test zijn voor de theoretische modellen.
U schrijft in uw inleiding dat de bestaande modellen zich zullen moeten aanpassen aan de enorme polarisering in de Verenigde Staten. Eenvoudig gesteld: Trump-aanhangers zijn zo fanatiek dat ze hem zelfs de grootste recessie niet zullen aanrekenen.
Dassonneville:Door de polarisatie hebben externe factoren een steeds kleinere invloed op het stemgedrag. Dat stelt ook Alan Abramowitz, de vader van het befaamde Time-for-Change-model. Volgens dat model wordt het resultaat van de verkiezingen bepaald door drie factoren: de vraag of een van de kandidaten een zittende president is, de staat van de economie en de job approval rating: het percentage van Amerikanen dat vindt dat de president zijn werk goed doet. Toen we Abramowitz vroegen om een voorspelling, zei hij meteen dat het dit jaar geen steek houdt om zijn model te gebruiken. ‘Behalve door de pandemie’, zo stelt hij, ‘wordt alles overhoopgehaald door diepe polarisering.’ Kiezers zijn Republikein of Democraat. De party identification is sterker dan ooit, en bepaalt het stemgedrag veel meer dan de economische toestand.
Volgens veel politologen is negative partisanship vandaag de voornaamste voorspeller in Amerikaanse verkiezingen: de kandidaat die het hardst gehaat wordt, verliest de verkiezingen.
Dassonnevile: Ik geloof daar niet in. Ik denk dat party identification nog altijd een grotere rol speelt. De Democraten kunnen er natuurlijk op hopen dat Trump zo gehaat is dat onafhankelijke kiezers massaal voor Biden zullen stemmen. Toch zullen ze volgens mij meer voordeel halen uit een eigen verhaal waarmee kiezers zich kunnen identificeren. Een positieve boodschap werkt mobiliserender en enthousiasmerender dan alleen een anti-Trumpboodschap.
U zegt dat externe factoren een kleinere rol spelen, maar geldt dat ook voor een zo overweldigende gebeurtenis als de coronacrisis?
Dassonneville: Ongetwijfeld speelt de pandemie in het voordeel van de Democraten. Vóór de coronacrisis ging het economisch goed. Trump was van plan zijn hele campagne daarop te bouwen. Dat fundament is nu volledig weg. Maar inderdaad, je kunt je afvragen of de pandemie echt zo’n groot verschil heeft gemaakt. Trumps job approval rating schommelt al vier jaar tussen de 40 en de 50 procent. Dat is bijzonder laag, als je bijvoorbeeld vergelijkt met de rating van zijn voorgangers George W. Bush en Barack Obama. Bij hen zag je die op en neer gaan, afhankelijk van wat er gebeurde. Bij Trump is hij eigenlijk vier jaar bijzonder stabiel gebleven.
Trump lag ook voor de pandemie al achter in de peilingen.
Dassonneville:Hij deed het al van bij het begin een stuk slechter dan de gemiddelde president. Vergeet ook niet dat hij in 2016 bijna drie miljoen stemmen minder heeft gekregen dan Hillary Clinton. Er zijn weinig presidenten die hem dat hebben voorgedaan. Daar komt nog eens bij dat hij nooit de moeite heeft gedaan om onafhankelijke kiezers te overtuigen, laat staan dat hij een poging ondernam om te vissen in de vijver van de Democraten. Maar zelfs dan nog had hij, met een goed draaiende economie, nog een serieuze kans gehad om opnieuw verkozen te worden. De pandemie heeft die kans een stuk kleiner gemaakt.
De rellen na de dood van George Floyd in mei boden Trump de kans om, net als Richard Nixon eind jaren zestig, de law-ander-orderkaart te spelen.
Dassonneville: Ja, maar de effecten daarvan waren, vanwege die polarisering, beperkt. De Trump-aanhangers vonden zijn aanpak uitstekend, zijn tegenstanders vonden het vreselijk. Als er al een effect was, is het nu helemaal weggeëbd.
Voor we het vergeten: twee van de door u geselecteerde analisten voorspellen een overwinning voor Trump. Een ruime overwinning zelfs.
Dassonneville:Het eerste model is dat van Helmut Norpoth, een politoloog die zijn voorspelling onder meer baseert op het feit dat Trump de zittende president is. Daarnaast hecht hij veel belang aan het criterium van eensgezindheid binnen een partij. Als er bijvoorbeeld stevige concurrentie is tijdens de voorverkiezingen, acht Norpoth de kans op een uiteindelijke overwinning kleiner. Omdat Trump als zittende president eigenlijk geen tegenstand had in de primaries, komt hij in dat model dus sterk naar voren.
Een tweede model dat een Trump- overwinning voorspelt maakt gebruik van citizen forecasting. In plaats van te vragen aan kiezers voor wie ze gaan stemmen, vraag je hun wie ze denken dat zal winnen. Dat Trump dan als winnaar uit de bus komt, wijst volgens mij op de angst die er bij de Democraten nog altijd in zit. Ze vrezen dat Trump, net als in 2016, opnieuw onderschat wordt.
In 2016 werd gezegd dat de peilingen en voorspellers de grote verliezers waren. In werkelijkheid bleven ze met hun voorspellingen ruim binnen de foutenmarges.
Dassonneville: Ze bleken vrij accuraat als het ging over de winnaar van het totale aantal uitgebrachte stemmen, ja – de popular vote. Maar voorspellen wie wint in het kiescollege is nu eenmaal een stuk moeilijker. Door het aparte kiesstelsel wegen kleinere, minder bevolkte staten proportioneel zwaarder door. Daardoor moet een Democratische kandidaat, om gerust te zijn, al een hele stevige voorsprong hebben in de popular vote. Daar is in 2016 onvoldoende over nagedacht, ook bij de voorspellers die gebruikmaken van de theoretische modellen. Als het volgens de peilingen nipt wordt in staten als Wisconsin en Pennsylvania kan een afwijking die binnen de foutenmarge ligt een heel ander resultaat opleveren.
Ik merk wel dat de analisten geleerd hebben uit 2016. In de analyses die wij hebben gebundeld, ligt de focus nu veel meer op het kiescollege. Die focus maakt het natuurlijk wel moeilijker. Je moet rekening houden met meer dan vijftig verschillende staten, die elk hun eigen electorale situatie hebben.
Klopt het dat de popular vote een steeds minder veilige graadmeter is om de uitslag van het kiescollege te voorspellen?
Dassonneville: Bij de laatste vijf verkiezingen is het twee keer voorgevallen dat de winnaar van de popular vote geen president werd. Ik vermoed dat dat veel te maken heeft met de steeds grotere breuklijn tussen de grote steden en het platteland. De plek waar je woont, bepaalt meer dan ooit je stemgedrag. Op het platteland, met zijn dunbevolkte staten, wordt in dit gepolariseerde land vooral voor de Republikeinen gekozen. Omdat die stemmen zwaarder doorwegen, is de kans groot dat een Democratische kandidaat met meer stemmen het toch moet afleggen tegen een Republikein.
Een van de opmerkelijkste fenomenen in deze campagne is het Lincoln Project, een platform van establishment-Republikeinen die campagne voeren tégen Trump. Heeft dat een impact?
Dassonneville: Dat is moeilijk te voorspellen. Dat dergelijke rasechte Republikeinen zich achter Biden scharen, is misschien wel een indicatie van wat er zal volgen. Het is ook een poging om beide partijen toch weer iets dichter bij elkaar te brengen. Als Biden wint, zorgt dat misschien voor een basis om een brede coalitie op de been te brengen. Bovendien is het goed dat er nu al Republikeinen zijn die Trump openlijk afvallen. Het geeft aan dat, als Trump de verkiezingen betwist, de Republikeinse Partij hem niet per se zal steunen.
Er is veel te doen over de shy Trump voter. Maar er is weinig bewijs dat er veel van die “stiekeme” stemmers bestaan.
Mocht Biden u om raad vragen, wat zou u hem zeggen?
Dassonneville: Op basis van theorieën zou ik zeggen: focus op de pandemie en de economische situatie. Dat zijn, denk ik, de enige externe factoren die nog een rol zullen spelen.
Wat zou u Trump aanraden?
Dassonneville: Als hij nog wil winnen, moet hij de aandacht weg van de coronacrisis krijgen.
Hebben al die voorspellingen eigenlijk zin? Op de dag van de verkiezingen draait het vaak toch nog anders uit.
Dassonneville:Ik vind het een zinvolle theoretische oefening, omdat je er iets uit leert. Natuurlijk kun je ook wachten tot de verkiezingen plaatsvinden en achteraf analyseren, maar dan kun je je theorie natuurlijk minder testen.
Is het niet opmerkelijk dat we er, in tijden van big data, niet in slagen om met vrij grote zekerheid een verkiezingsuitslag te voorspellen?
Dassonneville: Het is nu eenmaal moeilijk om te meten of te registreren wat er in het hoofd van mensen omgaat. Big data komen voort uit wat mensen online doen, maar ze bieden geen manier om te meten welke kandidaat iemand leuk vindt.
Je kunt natuurlijk in kaart brengen wat op sociale media gezegd wordt, maar daarmee komen vooral mensen in beeld die hun politieke keuze al gemaakt hebben. Biden-aanhangers zullen allerlei boodschappen liken die pro-Biden zijn, maar onafhankelijken – die in grote mate de uitslag van de verkiezing bepalen – zijn op sociale media moeilijk te peilen.
Is het probleem met veel voorspellingsmodellen niet dat bepaalde bevolkingsgroepen moeilijk te bereiken zijn?
Dassonneville:(knikt) Opiniepeilers hebben steeds grotere problemen om mensen te bereiken. Er zijn nauwelijks mensen die hun telefoon nog opnemen wanneer ze gebeld worden door een onbekend nummer. En als ze al opnemen, hangt het er vaak van af hoe geïnteresseerd ze zijn in politiek. Opiniepeilingen zijn vooral een manier om te peilen wat er bij kiezers speelt die politiek geïnteresseerd zijn.
Acht u het mogelijk dat het aantal Trump-stemmers onderschat wordt?
Dassonneville: Er is veel te doen over de zogenoemde shy Trump voter: kiezers die er in peilingen niet voor durven uit te komen dat ze voor hem zullen stemmen. Maar eigenlijk is er weinig solide bewijs dat er veel van die ‘stiekeme’ stemmers bestaan. Nogmaals: de peilingen hebben in 2016 redelijk goed voorspeld hoeveel stemmen Trump zou behalen.
Welke rol speelt de opkomst in het uiteindelijk kiesresultaat?
Dassonneville: Dat wordt een heel belangrijke factor. Je ziet nu al dat beide partijen op een andere manier mobiliseren. De Democraten promoten alternatieve manieren van stemmen, bijvoorbeeld via de post. Republikeinen promoten toch vooral ‘fysiek’ stemmen. Dat is ook logisch: de Democraten zetten zichzelf in de markt als de partij die verantwoordelijkheidszin wil uitstralen in de omgang met het coronavirus. Dan is het normaal dat je mensen aanmoedigt om van de alternatieven gebruik te maken.
Er hebben al meer dan zes miljoen Amerikanen gestemd. Waarop duidt dat?
Dassonneville:Het heeft er natuurlijk mee te maken dat de staten stemmen per post gemakkelijker hebben gemaakt. Maar het toont ook opnieuw aan hoe gepolariseerd Amerika geworden is. Republikeinen en Democraten zijn zo overtuigd van hun eigen gelijk dat ze niet eens de debatten afwachten om hun stem uit te brengen. Waarop zou je wachten, als je zo vastberaden bent om tegen Trump te stemmen?
In veel staten nemen ook kleinere partijen deel aan de verkiezingen. Zij zullen stemmen wegnemen van de twee grote partijen. Ziet u een rol voor hen weggelegd?
Dassonneville: Onze modellen kijken enkel naar de stemverdeling tussen de Democraten en de Republikeinen. We gaan ervan uit dat derde partijen al bij al weinig invloed hebben. De hele campagne wordt gedomineerd door de twee voornaamste kandidaten.
Kandidaten van derde partijen hebben toch wel degelijk een invloed? Bill Clinton en George W. Bush zijn president geworden met dank aan, respectievelijk, Ross Perot en Ralph Nader, die stemmen wegnamen van hun tegenstander.
Dassonneville: Derde partijen spelen enkel een rol als ze in alle staten deelnemen. Eigenlijk gebeurt dat pas als er binnen een partij onenigheid is over de afgevaardigde presidentskandidaat. In 2016 had je dat in zekere zin met Jill Stein, de kandidaat van de Green Party, die zogezegd kiezers wegtrok van Hillary Clinton. Maar dat had er vooral mee te maken dat veel aanhangers van Bernie Sanders sowieso niet van Clinton moesten weten, en ze nog liever op een derde partij stemden. Bij deze verkiezing zie ik geen dergelijke figuren. De Democratische Partij staat sinds de voorverkiezingen vrij eensgezind achter Biden.
Gelooft u in de horrorscenario’s van Donald Trump die zich niet neerlegt bij het resultaat?
Dassonneville:Je mag er niet van uitgaan dat democratie iets is wat zomaar overleeft. (zucht) Ik ben er niet helemaal gerust op. Trump heeft de grenzen van het fatsoen al een aantal keer overschreden. Het is verontrustend dat daar binnen de Republikeinse Partij niet tegen wordt ingegaan. Tegelijk heb ik vertrouwen in de Amerikaanse kiezer. Als Bidens overwinning ruim genoeg is, zal Trump niet anders kunnen dan de nederlaag aanvaarden.
Met hoeveel voorsprong moet Biden winnen?
Dassonneville: Zodra het om vier procentpunten gaat, is het verschil toch echt groot. In de nationale peilingen staat Biden momenteel tien procentpunten voor. Als die prognose uitkomt, zal het op verkiezingsavond al duidelijk zijn dat Trump onmogelijk kan winnen. Als de overwinning nipter is en het op de stemmen per post aankomt, zal Trump de uitslag ongetwijfeld aanvechten. Ik weet niet wat er dan zal volgen. Nee, we moeten hopen dat het verschil groot genoeg zal zijn.
Ruth Dassonneville
– 1987 geboren in Kortrijk
– Studeerde geschiedenis en politieke wetenschappen aan de KU Leuven en schreef een doctoraat over electorale volatiliteit
– Hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universiteit van Montréal, waar ze leerstoelhouder is van de Canada Research Chair in Electoral Democracy
– Doet onderzoek naar politieke participatie, kiesgedrag en politieke partijen
Alles over de Amerikaanse verkiezingen 2020
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier