Lia van Bekhoven
‘Als Conservatieve parlementsleden al niet meer in de overwinning geloven, waarom zouden wij dat dan wel doen?’
‘Net zoals aan het land, zit er ook aan de regeringspartij een lucht van verval en uitputting. Trouw aan de leider is flinterdun’, schrijft Lia Van Bekhoven over het premierschap van Rishi Sunak. ‘Zijn initiatieven die kracht moeten uitstralen, benadrukken juist zwakte.’
Het begon met Rod Stewart. De rocker met het raspende stemgeluid belde kort geleden Sky News om in de rechtstreekse uitzending zijn steun aan de Conservatieve partij op te zeggen. Het was tijd, vond de man van ‘Maggie May‘, om de ‘bloody regering’ van de Tories te vervangen door Labour. Een paar dagen later, tijdens een etentje bij vrienden op het diepste Zuid-Engelse platteland, stond één van hen op om plechtig aan te kondigen bij de volgende verkiezingen op Labour te stemmen.
Nou zal ik niet zeggen dat de bekering van Barry, evenals Rod een levenslange Conservatieve stemmer, van Damasceense waarde is voor het landelijk, politieke gedachtengoed, maar het is ook niet niks. Ze is symptomatisch voor een algemeen gevoel dat het Conservatieve schip van Rishi Sunak aan het zinken is.
Een peiling is niet meer dan de stemming van de dag, twitterde gister de polls-goeroe van de tory’s, Lord Ashcroft. ‘En vandaag verkeren de Conservatieven in ademnood als ze al niet verdronken zijn’. Jammer genoeg voor de Conservatieven is dat al maandenlang de stemming van de dag. De sociaaldemocraten van Labour liggen permanent met minimaal 20 percentagepunten voor.
Nu kan Sunak nog een kleine twee jaar wachten om verkiezingen uit te schrijven, en is een week een lange tijd in de Britse politiek, maar het gevoel is zich aan het vastbijten dat er heel wat moet gebeuren om deze trend nog om te keren.
Het Britse kiesstelsel heeft een groot voordeel. Verkiezingen tussen twee grote partijen zijn even eenvoudig als ze dramatisch zijn. Of de ene partij wint ze, óf de andere. Als donderdagavond om 22u00 de stembussen sluiten en er wordt ’s nachts stevig doorgeteld, dan hebben de Britten gewoonlijk vrijdagochtend een nieuwe regeringsleider.
Maar de overgang naar een nieuwe orde begint veel eerder en is lastiger te interpreteren. De huidige begon, volgens mij, ongeveer in juli vorig jaar, nadat Boris Johnson door zijn eigen regering de wacht aan gezet werd. Sindsdien lijken Conservatieve parlementariërs, naast een tweede premier, ook de wil om te regeren te hebben verloren. Vijftien tory-kamerleden waaronder aanstormende talenten en prominente veteranen, zullen zich niet meer verkiesbaar te stellen. Anderen zijn de mediaweg ingeslagen om op kleine kanalen praatshows te beginnen.
De conclusie voor de kiezers is dezelfde. Als Conservatieve parlementsleden niet meer geloven dat ze een vijfde achtereenvolgende verkiezing kunnen winnen, waarom zouden wij dat wel doen?
Net zoals aan het land, zit er ook aan de regeringspartij een lucht van verval en uitputting. Trouw aan de leider is flinterdun. Het mandaat van een premier die niet door de kiezers maar door een paar honderdduizend partijleden gekozen is, is beperkt. Partijdiscipline wordt dagelijks verder afgebroken door diverse facties, vanaf de zijlijn opgehitst door gewezen leiders Boris Johnson en Liz Truss die werken aan comebacks en eerherstel.
Sunaks initiatieven die kracht moeten uitstralen, benadrukken juist zwakte. Is the point of no return bereikt? Sunak vierde, of beter: herdacht, vorige week honderd dagen in Downing Street te zitten. Dat is twee keer zo lang als voorganger Truss, maar niet lang genoeg om hem nu al af te schrijven.
Voor machomannen als Rod Stewart en mijn vriend Barry is de maat vol. Zij hebben besloten dat de tory’s op hun retour zijn, een indruk die de komende maanden zijn eigen momentum kan creëren. Niemand wil in het kamp van de losers zitten.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier