Alles wat u moet weten over de Rwandese genocide die zondag herdacht wordt
In de Rwandese hoofdstad Kigali wordt zondag de vijfentwintigste verjaardag van de genocide herdacht. Het kleine land in Centraal-Afrika maakte in de vijfentwintig jaar sinds de verwoestende genocide een grote economische sprong voorwaarts, maar de trauma’s zijn nog lang niet geheeld en heel wat vragen blijven onbeantwoord.
De Rwandese president Paul Kagame zal zondag een periode van honderd dagen nationale rouw openen door een vlam aan te steken in het Kigali Genocide Memorial. Daarna volgt een plechtigheid in het Amahoro-stadion. Die plechtigheid zal bijgewoond worden door de Belgische premier Charles Michel. De Franse president Emmanuel Macron was ook uitgenodigd, maar wordt ‘vanwege agendaproblemen’ de grote afwezige. Macron stuurt het parlementslid Hervé Berville, een Rwandese wees die door een Frans gezin werd geadopteerd. Macron hoopt dat deze beslissing getuigt van zijn wil om een nieuwe relatie met Rwanda op te bouwen.
In aanloop naar de herdenking in 2014 verweet de Rwandese president Paul Kagame Frankrijk medeplichtig te zijn aan de genocide. De Fransen stuurden daarop hun kat naar de herdenking. Ook België kreeg in 2014 een veeg uit de pan van Kagame, vanwege zijn rol in de koloniale periode.
In 2014 zakte toenmalig premier Di Rupo niet af naar Kigali, maar twee van zijn regeringsleden deden dat wel. Onder de honderdduizenden Rwandese slachtoffers waren immers ook een twintigtal Belgische slachtoffers. De bekendsten zijn natuurlijk de tien blauwhelmen van de Verenigde Naties die instonden voor de bescherming van de Rwandese premier Agathe Uwilingiyimana die een radiotoespraak moest houden om de bevolking op te roepen tot kalmte. Zij werden op 7 april, de dag na de crash van het vliegtuig van president Juvénal Habyarimana, in koelen bloede vermoord. Tijdens de genocide kwamen nog twaalf andere Belgen om. Michel zal op maandag in Camp Kigali, waar de para’s vermoord werden, eer betuigen aan alle Belgische slachtoffers. België had 480 blauwhelmen gestuurd om deel te nemen aan de VN-missie UNAMIR, die over de vrede en de toepassing van de akkoorden van Arusha moesten waken. De Belgische para’s stonden in voor hoofdstad Kigali, de gevoeligste regio.
Het was de afgelopen 25 jaar nodig alle Rwandezen te doen begrijpen dat we hetzelfde land delen, dezelfde rechten.
Thema van de plechtigheid wordt dit jaar ‘herinneren, eenheid en vernieuwing’. De klemtoon zal er liggen op de jeugd: die heeft de genocide niet meegemaakt, maar krijgt nog altijd te maken met de gevolgen.
‘Tijdens de 25 voorbije jaren was de grote zorg of de grote uitdaging van Rwanda het herstel van de nationale eenheid’, aldus Jean-Damascène Bizimana, secretaris-generaal van de Rwandese commissie van de strijd tegen genocide. ‘Het was de afgelopen 25 jaar nodig alle Rwandezen te doen begrijpen dat we hetzelfde land delen, dezelfde rechten. De opbouw van een rechtstaat is dus een essentiële en voorname uitdaging geweest.’
In die zoektocht naar verzoening heeft het gerecht een rol gespeeld. Voor het Rwanda-tribunaal werden tientallen Hutu-verantwoordelijken van de genocide veroordeeld. Leden van de FPR, die vandaag het land leiden en wier rol in de genocide evenmin onbesproken was, moesten niet terechtstaan voor die rechtbank. In Rwanda zelf zijn zowat 2 miljoen gewone Rwandezen bericht door volksrechtbanken, zogenaamde gacaca’s. Volgens critici van het Rwandese regime is de sociale consensus die het gevolg zou zijn van die rechtbanken, slechts schijn en is die enkel een bewijs van de greep die Kigali heeft op de hele Rwandese samenleving.
Geschiedenis
De crash van een vliegtuig met aan boord zowel de Rwandese president Juvénal Habyarimana als zijn Burundese ambtgenoot Cyprien Ntaryamira, 6 april 1994 rond 20.30 uur, wordt algemeen beschouwd als de gebeurtenis die de Rwandese genocide echt in gang zette. 25 jaar later is echter nog altijd niet duidelijk wie het vliegtuig liet neerschieten. Evenmin is duidelijk hoeveel Rwandezen in de weken en maanden na de crash van het Rwandese presidentiële vliegtuig zijn omgekomen: de cijfers die de ronde doen, variëren tussen de 500.000 en 1 miljoen Rwandezen.
Al maanden voor de genocide op de Tutsi’s in april 1994 begon, stonden alle signalen in het land op rood. Toch schoot de internationale gemeenschap nooit echt in actie om een grote ramp te vermijden. In oktober 1990 werd voor het eerst duidelijk dat het in Rwanda grondig scheef zat. Toen viel het Rwandan Patriotic Front (RPF) vanuit Oeganda en met steun van toenmalig (en huidig) president Yoweri Museveni het noorden van Rwanda binnen, met de bedoeling het regime van Habyarimana omver te werpen. Na 17 jaar aan de macht was er sowieso wat sleet gekomen op het leiderschap van eenheidspartij MRND: er kwamen berichten over onder meer corruptie en mensenrechtenschendingen waarvan vooral Tutsi’s het slachotffer werden.
Het RPF bestond uit Tutsi’s die jaren eerder Rwanda ontvlucht waren en de macht weer in handen wilden nemen. In de maanden na die inval kwam het tot een guerilla-oorlog tussen het Rwandese regeringsleger en het RPF, vooral in het onherbergzame noorden van het land.
Al maanden voor de genocide op de Tutsi’s in april 1994 begon, stonden alle signalen in het land op rood.
Parallel met de eerste invallen, en onder zware internationale druk, werd Habyarimana gedwongen af te stappen van het door eenheidspartij MRNC geleide regime. Vanaf midden 1991 werden tientallen grote en kleinere partijen opgericht, en in het voorjaar van 1992 volgde een nieuwe toegeving: de oppositie kreeg enkele sleutelposten in de regering.
De oppositie zorgde ervoor dat enkele maanden later onderhandelingen met FPR opgestart werden, in het Tanzaniaanse Arusha. Tegen de achtergrond van de vredesgesprekken in Arusha raakte in Rwanda zelf het discours overvleugeld door extremistische stemmen. Aan de Hutu-kant gebeurde dat door aanhangers van wat later ‘Hutu Power’ ging heten, die hun boodschap kwijt konden bij haatzender Radio Télévision Libre des Mille Collines. Presentatoren van Mille Collines omschreven Tutsi’s als kakkerlakken die gedood moesten worden. Onder invloed van die propaganda, en mee aangspoord door de guerilla-oorlog, werden honderden Tutsi’s omgebracht door hun Hutu-buren.
Aan de vredesgesprekken namen ook vertegenwoordigers van die extremistische stemmen deel, net als de rebellen van het RPF. Ook Habyarimina en de gematigde oppositie waren in Arusha vertegenwoordigd. Begin 1993 werd een akkoord getekend over een machtsdeling waarvan de extremistische Hutu’s echter werden uitgesloten. De extremisten reageerden razend, en de aankondiging van de machtsdeling leidde tot nieuwe slachtpartijen die honderden Tutsi-levens eisten. In een reactie daarop maakte RPF-leider Kagame een einde aan de wapenstilstand, en startte een offensief richting Kigali. Dat bracht een grote vluchtelingenstroom op gang, en vele vluchtelingen kwamen terecht in kampen rond Kigali.
In de maanden daarop raakten de gemoederen verder verhit, met begin 1993 ook het ontstaan van de Interahamwe-milities. Die milities bestonden uit jongeren uit de Hutu Power-rangen van verschillende partijen. Deze door het Rwandese leger opgeleide milities voerden nieuwe moorden uit, opnieuw voornamelijk op de Tutsi-bevolking. Toch gingen de onderhandelingen in Arusha al die tijd, zij het moeizaam, verder. Op 4 augustus 1993 werden de Arusha-akkoorden uiteindelijk ondertekend.
Er werd een VN-troepenmacht opgericht, UNAMIR, die over de vrede en de toepassing van het akkoord moest waken. Rond de tijd dat UNAMIR in Rwanda werd ontplooid, in oktober 1993, werd in buurland Burundi de gematigde Hutu-president Melchior Ndadaye vermoord door extremistische Tutsi-generaals. Voor Habyarimana en zijn extremistische entourage was die moord een signaal dat een machtsdeling met Tutsi’s nooit zou werken. Volgens waarnemers werden na die moord de plannen om over te gaan tot een ‘eindoplossing’, het uitmoorden van de Tutsi-bevolking, concreter.
In de volgende maanden bleef het onrustig, tot 6 april 1994, toen het Rwandese presidentiële vliegtuig neergeschoten werd. Hiermee barstte het conflict helemaal los. Wie het vliegtuig heeft neergeschoten, blijft nog altijd een mysterie. Volgens het huidige regime gebeurde dat door Hutu-extremisten, die vonden dat Habyarimana te veel toegevingen had gedaan. Anderen beweren dat het RPF achter de aanval zit.
Zeker is dat de crash de genocide in gang zette. Het leger nam de controle over, en in de eerste uren na de crash werd premier Agathe Uwilingiyimana, eerste in lijn om Habyarimana op te volgen, vermoord. De tien Belgische blauwhelmen die instonden voor haar beveiliging werden ook omgebracht. De interimregering, gecontroleerd door het leger, maakte een genocide mogelijk die op een honderdtal dagen honderdduizenden mensenlevens eiste. De tellingen variëren tussen de 500.000 en 1 miljoen, en het VN-cijfer van 800.000 doden is het meest genoemde cijfer. Niemand werd gespaard: in het hele land werden mannen, vrouwen en kinderen gedood, en behalve Tutsi’s werden ook gematigde Hutu’s omgebracht.
Bij de laatste presidentsverkiezingen, in 2017, haalde Kagame net geen 99 procent van de stemmen.
Samen met het begin van de genocide, startte het RPF een nieuw offensief op vanuit het noorden. De VN-troepenmacht was onmachtig om noch de genocide noch het oprukkende RPF aan te pakken omdat het VN-mandaat te beperkt was. Enkele dagen na de moorden op de Belgische blauwhelmen besliste ons land zich terug te trekken, waardoor de missie feitelijk onthoofd was.
Kort na de verovering van Kigali, begin juli, door het RPF kwam er een regering met aan het hoofd Pasteur Bizimungu, maar die regering werd de facto gecontroleerd door Paul Kagame, vicepresident en minister van Defensie. In 2000 werd Kagame ook echt de onbetwiste president, en dat is hij in 2019 nog altijd. Bij de laatste presidentsverkiezingen, in 2017, haalde hij net geen 99 procent van de stemmen.
’25 jaar later blijf ik met dezelfde vragen zitten’
‘We zijn intussen 25 jaar na de vreselijke genocide, maar zitten nog ver van de waarheid over wat er tussen 1990 en 1994 is gebeurd.’ Dat stelt Johan Swinnen, in diezelfde periode Belgische ambassadeur in Rwanda, vast enkele dagen voor die genocide herdacht wordt. Bijna vier jaar lang woonde en werkte Swinnen in Rwanda, vanaf de zomer van 1990 tot april 1994. Enkele dagen na het losbarsten van de genocide, op 12 april ’94, verplichtte Buitenlandse Zaken de ambassadeur om het land te verlaten, omdat hij een doelwit was voor de genocidairs. ‘Hoe komt dat er zoveel Rwandezen in de val zijn getrapt van de radicalisering, wie had daar baat bij, wie zat achter de crash van het vliegtuig van Habyarimana…? Daarover is nog altijd geen uitsluitsel, en dat maakt mij boos. De waarheid is namelijk een onontbeerlijk ingrediënt van rechtvaardigheid en ontwikkeling.’
Ook over de lange duur van de genocide heeft Swinnen vragen. ‘Als ik vraag waarom die genocide zo lang heeft geduurd, worden ze boos in Kigali’, klinkt het. ‘Het regeringsleger van toen was een zootje. Als huidig president Paul Kagame toch gevierd wordt als de man die een einde gemaakt heeft aan de genocide, waarom heeft hij dat niet vroeger gedaan? En waarom stond hij zo weigerachtig tegenover handhaving, of terugkeer, van vreemde troepen, ook van de VN-troepen, zoals generaal Dallaire (Roméo Dallaire, de commandant van de VN-missie in Rwanda ten tijde van de Rwandese genocide, nvdr.) schrijft?’
Ook over de tientallen politieke moorden die in de jaren voor de genocide gebeurden, bestaat nog altijd geen duidelijkheid. ‘En over de moord op Habyarimana, door het neerschieten van zijn vliegtuig, zijn wel Rwandese en Franse onderzoeken geweest, maar nog altijd geen internationaal gemandateerd onderzoek. Waarom is dat zo? Daarover ben ik nog altijd verontwaardigd.’
Voor Swinnen is het beantwoorden van die vragen essentieel. ‘Elke mens heeft een geheugen, een rechtvaardigheidsgevoel, een historisch besef… Je moet daar rekening mee houden. Daarom moet er eerlijk gezocht worden naar de waarheid. Zelfs als men die waarheid niet definitief kan vinden, moet er zeker een nederige inspanning gedaan worden. Ik durf geen voorstel te doen, maar misschien hebben de Zuid-Afrikanen dat met de Waarheids- en Verzoeningscommissie goed aangepakt.’
Ik vind het onrechtvaardig om te zien hoe sommige mensen, die het goed voor hebben met het land en daarom bepaalde vragen stellen, worden aangepakt.
De huidige aanpak van het regime in Kigali, waarbij elke hang naar waarheid onderdrukt en tegengewerkt wordt, is volgens Swinnen ‘verkeerd en vertrouwenondermijnend’. ‘Op zijn minst moet er toch respect en verdraagzaamheid zijn voor wie op een eerlijke manier naar de waarheid op zoek gaat. Dat moet toch kunnen?’
De oud-ambassadeur noemt het verder ook stuitend dat iemand die het genuanceerde verhaal probeert te vertellen over wat zich in 1994, en de jaren voordien, in Rwanda afspeelde, al snel wordt weggezet als een revisionist of negationist. ‘Ik vind het onrechtvaardig om te zien hoe sommige mensen, die het goed voor hebben met het land en daarom bepaalde vragen stellen, worden aangepakt.’ ‘Iemand die zegt dat ook Hutu’s mogen rouwen, wordt onmiddellijk in een bepaalde hoek gezet. Ik vrees dat die houding hen zuur kan opbreken.’
‘Het mag ook gezegd dat door de invallen van de rebellen van het FPR, het Rwandees Patriottisch Front van Paul Kagame, een zevende van de bevolking ontheemd werd. Dan ga je je misschien wel afvragen: er waren misschien wel redenen waarom het land radicaliseerde. Dit waren teeltbodems voor extremisme. En nogmaals: daarmee wil ik dat extremisme niet goedpraten.’
Swinnen moet vaststellen dat wie die nuance brengt of vragen stelt, te maken krijgt met onrechtvaardige kritiek. ‘Het zal me misschien kwalijk genomen worden, maar het lijkt alsof zij, om zichzelf te legitimeren, nood hebben aan een zelf uitgeroepen vijand. Het idee lijkt te zijn: dat is een tegenstander, misschien zelfs een vijand, dus die moeten we bekritiseren want dat is een revisionist of zelfs een genocidair. Ik wil toch oproepen om op te letten met zo tekeergaan tegen andere Rwandezen, anders zal hen dat zuur opbreken.’
Swinnen geeft het voorbeeld van oppositiepolitica Victoire Ingabire. Zij wilde het in 2010 opnemen tegen Kagame, maar werd kort na haar terugkeer uit Nederland onder huisarrest geplaatst en vervolgens opgesloten. In september vorig jaar kwam ze vrij. ‘Zij werd verdacht van banden met de vanuit Congo opererende Rwandese militaire oppositie had gezegd dat ook Hutu’s mogen rouwen, en werd meteen beschuldigd van revisionisme’, zegt Swinnen. ‘Maar waarom zouden de Hutu’s van toen, en a fortiori de Hutu’s die sindsdien geboren zijn of nog geboren moeten worden, niet mogen rouwen?’
Swinnen heeft de Rwandese ambassadeur in Brussel om een ontmoeting met president Kagame gevraagd. ‘Als die er komt, zou ik Kagame twee vragen willen stellen: een over de duurzaamheid van zijn ontwikkelingsmodel, en een over de mensenrechten’, zegt Swinnen.
Net als vele andere waarnemers stelt Swinnen vast dat het land er de afgelopen 25 jaar spectaculair op vooruitgegaan is. ‘Maar de vraag die ik hem wil stellen, respectvol en niet verwijtend, is: denkt u dat uw model duurzaam is? Ik lees verslagen over de prachtige buildings in Kigali, dat die vanbinnen niet zo mooi zijn als vanbuiten, ik lees over de armoede op de heuvels. Tegelijk zie ik de ‘agitprop’ over het Rwandese model. Wat mij betreft wordt duurzaamheid ook gevoed door de burger te betrekken. Is de Rwandees wel voldoende mee, enthousiast, geëngageerd, om die ontwikkeling duurzaam te blijven schragen?’
Swinnens tweede vraag gaat hier verder op door. Hij brengt in herinnering dat de Belgische kritiek op het mensenrechtenpalmares van de vermoorde president Juvénal Habyarimana altijd gewaardeerd werd door Kagames FPR. ‘Er werd ons gezegd verder te blijven aandringen op democratisering, op respect voor mensenrechten’, zegt de oud-ambassadeur. ’25 jaar later kunt u, mijnheer de president, ons toch niet verwijten als we vragen stellen over de mensenrechtensituatie in het Rwanda dat u leidt?’
Wie een beetje aan die oppervlakte krabt, zal zien dat het probleem er nog altijd is.
‘Oppervlakkige verzoening’
Vijfentwintig jaar na de genocide in Rwanda maakt het regime in Kigali zich sterk dat Hutu’s en Tutsi’s zich met elkaar verzoend hebben. Volgens een eigen barometer van het regime zit de bevolking op 92 procent verzoening. Laurien Ntezimana, een theoloog die met zijn organisatie AMI (Association Modeste et Innocent) net rond die verzoening werkt in Rwanda, stelt echter vast dat het gaat om een ‘oppervlakkige verzoening’. ‘Wij weten dat deze kwestie absoluut niet opgelost is. Wie een beetje aan die oppervlakte krabt, zal zien dat het probleem er nog altijd is.’
‘De regering heeft zich tevreden gesteld met de fysieke reconstructie van het land: het materiële, de infrastructuur, goede wegen, water, elektriciteit…’, stelt Ntezimana. ‘En daarin slagen ze echt, maar dat is slechts de hardware, het externe niveau. Het is ook niet de rol van de regering om op het interne niveau, het bewustzijn, te werken. Er zijn andere instellingen die daarrond kunnen werken, zoals de Kerk, het ministerie van onderwijs. Maar hebben zij daarvoor de juiste instrumenten? En gaan zij diep genoeg?’
Na de genocide werd Ntezimana hier en daar een nationale held genoemd omdat hij als Hutu Tutsi’s had beschermd voor de genocidairs. Maar al in 1994 schreef hij een artikel waarin hij de nieuwe machthebbers wees op het klimaat van angst die zij in het land verspreidden. In 2000 richtte hij AMI op, maar twee jaar later werd zijn organisatie verboden en werd hij een maand opgesloten omdat hij een bedreiging zou vormen voor de staatsveiligheid. Intussen kan hij zonder obstructies werken, al zegt hij wel te weten dat hij in het oog gehouden wordt. AMI is een partnerorganisatie van de Belgische ngo’s 11.11.11 en Broederlijk Delen. Ook in de Canvas-reeks ‘Terug naar Rwanda’ duikt Ntezimana nog op.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier