Afscheid van Zong Qinghou, de Chinese Dagobert Duck
In de miljoenenstad Hangzhou overleed Zong Qinghou. De drankentycoon – lang de rijkste man van China – was letterlijk met niks begonnen.
Zong komt uit de oostelijke provincie Jiangsu. Als oudste van vijf met een ambtenaar als vader, een lerares als moeder. Met de komst van de communisten verliest zijn pa zijn job. Het ‘bourgeois’ gezin verpaupert en de jongen vindt na zijn zestien geen school. Hij sukkelt van het ene baantje in het andere en tekent bij een afgelegen visverwerkend bedrijf. In werkelijkheid blijkt dat een verkapt heropvoedingskamp. Zong moet er blijven, zit verplicht de lessen rode leer uit en mag pas na dertien jaar naar huis. Dan zit China’s culturele revolutie er op.
Gladde lorejas
Hij begint in Hangzhou als verkoper van schoolspullen voor een nooddruftig winkeltje. Dat levert ook melk voor de leerlingen. In 1987 – Zong is 42 – neemt hij het met geleend geld over. Bestellingen brengt de ondernemer met de fiets rond. Zijn personeelsbestand: twee gepensioneerde onderwijzers. Maar al snel verkoopt Zong vooral watertjes, ijs en energiedrankjes die hij zelf bedenkt. Als de lokale overheid hem een half failliete blikjesfabriek opdringt, fuseert hij de twee. Hij moet wel spitsroeden lopen bij de werknemers van de onderneming; zij vertrouwen de gladde lorejas niet. Maar zo komt de Wahaha-groep (het betekent: lachend kindergezicht) onder stoom.
Zong Qinghou bouwt een enorm, nationaal distributienet voor zijn alsmaar breder assortiment dranken. Hij houdt zich zijn verdere carrière aan simpele principes: geen leningen meer, geen duurbetaalde managers en geen imposant vastgoed. En voor hem geen Ferrari, geen casino en geen golf. Zijn horloge komt uit de supermarkt. Hij eet steevast in bedrijfskantines aan formicatafels en werkt 17 uur per dag. ‘s Avonds draait hij in zijn bottelarijen elk overbodig lampje uit.
In 1995 klopt het Franse Danone aan bij de Chinese Dagobert Duck. Wahaha is op dat moment de grootste drankenproducent van het land. De Fransen investeren gul in vijf joint ventures en krijgen 51 procent van de aandelen. Zong brengt een deel van zijn activiteiten in, controleert 49 procent maar blijft formeel de chef. Forbes prijst de deal als trendsettend.
Kolonialisten
Zong sleept fortuinen en een enorm prestige uit de deal. Hij wordt in 2002 beloond met een zitje in het parlement dat hij anderhalf decennium houdt. Maar vier jaar later ontdekt Danone dat zijn partner identieke producten via zijn eigen bedrijven op de markt brengt. Daar haalt de Chinees nog eens evenveel winst uit als uit de joint ventures. De Fransen willen nu 51 procent in alle Wahaha-entiteiten. De twee bereiken een akkoord maar dan bedenkt Zong zich.
De rel ontspoort helemaal. Danone trekt naar handelsrechters. Zong bespeelt het nationalistische orgel en laat zijn personeel betogen tegen de nieuwe kolonialisten. Na twee jaar geruzie verkopen de Fransen hun participaties voor 510 miljoen euro aan Wahaha, veel minder dan verwacht. De volgende jaren mag Zong zich met een vermogen van 7,5 miljard euro de rijkste man van China noemen. Maar de overheid knipt tegelijk de vleugels van de miljardair.
Eerst komt er ophef omdat de ondernemer een zogenaamde groene kaart in de Verenigde Staten bezit. Daar studeert overigens zijn enige dochter. Dan krijgt hij de fiscus op zijn dak en betaalt hij een fortuin aan achterstallige belastingen. De introverte Zong overleeft die stormen maar Wahaha, intussen een conglomeraat in de voeding- en kledingsector, groeit nauwelijks nog.
De autocraat probeert door massale investeringen in robotica het tij te keren. In 2021 geeft hij het stokje door aan zijn dochter Fuli, zelf goed voor 5,5 miljard euro. De vader kijkt tevreden terug. Tegen de BBC vertelt hij: ‘Ik was de goedkoopste ceo ooit omdat ik geen tijd had om geld uit te geven. Ik leefde lang van 20 dollar per dag. Met als enige hobby sigaretten roken en Liptonthee drinken’.
Ik was de goedkoopste ceo ooit.