Dirk Rochtus
‘Aanslag in Turkije gooit roet in het eten van toenadering tot de Koerdische krachten’
‘De politieke situatie in Turkije zorgt weer voor een raadsel’, schrijft Dirk Rochtus na de terreuraanslag die deze week de Turkse hoofdstad Ankara opschrikte.
Het was weer een bewogen week in Turkije. Vorige zondag overleed Fethullah Gülen, die volgens de Turkse regering aan de touwtjes van de mislukte putsch van 2016 zou getrokken hebben. Zijn overlijden heeft geen politieke consequenties, maar symboliseert wel het einde van een bittere machtsstrijd.
Dinsdag lanceerde Devlet Bahçeli, de voorzitter van de ultranationalistische MHP, een oproep aan Abdullah Öcalan, de opgesloten leider van de Koerdische guerrillabeweging PKK, om het terrorisme af te zweren.
En woensdag pleegden twee terroristen, een man en een vrouw, een dodelijke aanslag op het defensiebedrijf TUSAŞ in de buurt van Ankara.
De vraag die iedereen zich nu stelt, luidt of er misschien een verband bestaat tussen de oproep van Bahçeli en de aanslag? Zolang de aanslag niet opgeëist is, kan er alleen maar gespeculeerd worden over de identiteit en de motieven van de aanslagplegers. Voor de Turkse regering lijdt het geen twijfel dat de PKK erachter zit. Turkse kampjets voerden dan ook prompt aanvallen uit op Koerdische stellingen in Irak en Syrië.
Dat zijn de feiten, maar wat zit er allemaal achter? Waarom stak Bahçeli de hand uit naar Öcalan, hij die toch bekend staat als een hardleerse nationalist? Letterlijk deed hij dat al bij de openingszitting van het Turkse parlement. Hij schudde er demonstratief de hand van de leden van de DEM, de pro-Koerdische oppositiepartij. En nu stelde hij voor dat Öcalan in een fractievergadering van de DEM in het parlement de ontbinding van de PKK zou verkondigen ‘indien zijn opsluiting in isolement zou opgeheven worden’.
Dat laatste is altijd al een eis van de achtereenvolgende pro-Koerdische partijen geweest. Bahçeli verwees naar het ‘recht op hoop’, ‘umut hakkı’ in het Turks, op grond van een arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat bepaalt dat een levenslange gevangenisstraf na 25 jaar opsluiting mag herbekeken worden.
Dat voorstel sloeg als een bom in het Turkse politieke landschap in. De reacties waren overwegend negatief. Mansur Yavaş, de burgermeester van Ankara voor de seculiere oppositiepartij CHP, vond het niet gepast ‘de terroristenleider onder het dak van ons eervol parlement te laten spreken’. Doğan Perinçek, voorzitter van de links-nationalistische Vatan-partij, veroordeelde de uitspraak van Bahçeli als een ‘plan ter verdeling van het Turkse volk’. Als zelfs seculiere en centrumlinkse politici een poging van toenadering tot Öcalan afbranden, verwondert het des te meer dat iemand als Bahçeli, pleitbezorger van een anti-Koerdische politiek, zo een uitspraak durfde te doen.
Het wordt misschien duidelijker wanneer we weten dat Recep Tayyip Erdoğan van een ‘historische kans’ sprak. De Turkse president heeft alle baat bij een toenadering tot de DEM. Na de volgende verkiezingen in 2028 mag hij geen derde ambtstermijn aanvatten. Hij wil daarom een nieuwe grondwet doen aannemen die dat wel mogelijk zou maken. Daarvoor heeft hij ook de stemmen van de DEM nodig.
De aanslag van woensdag gooit roet in het eten. Een aanslag van IS lijkt uitgesloten: islamitische fundamentalisten zetten geen vrouw in bij hun terreurdaden. Draagt de aanslag dan toch de handtekening van de PKK die zou willen verhinderen dat Öcalan in het Turkse parlement tot haar zelfontbinding zou oproepen? Of zijn het de nog altijd actieve linksextremisten van de DHKP-C die met een aanslag op een defensiebedrijf het ‘imperialistisch-kapitalistische establishment’ willen treffen? Volgens een recente opinieonderzoek van het Amerikaanse PEW Research Center zou de positieve instelling van de Turken tegenover de NAVO met 42% verdubbeld zijn tegenover 2019.
Erdoğan zelf verdedigt zijn deelname aan de top van de BRICS in Kazan (Rusland) met de woorden: ‘We wenden ons met het gezicht naar het Westen, maar dat betekent niet dat we het Oosten de rug kunnen toekeren.’
De DEM beschouwt de aanslag als een ‘provocatie’. Özgür Özul, de voorzitter van de CHP, voelt zich herinnerd aan de dagen van 2015. Een toenadering toentertijd van de regering tot de Koerden kostte de AKP, de partij van Erdoğan, de absolute meerderheid bij de parlementsverkiezingen van juni 2015. De president schreef nieuwe verkiezingen uit voor november 2015. Een reeks bloedige, niet-opgeëiste aanslagen, dreef de verloren gegane kiezers weer in zijn armen.
Maar welk nut zou Erdoğan nu ondervinden van het afspringen van de toenadering tot de pro-Koerdische krachten? Bewees de proefballon die Bahçeli met zijn goedvinden opliet niet dat een beëindiging van de spanningen met hen niet alleen zijn eigen politieke toekomst, maar ook die van zijn land zou baten?
Turkije kan bovendien best weer rust gebruiken aan het ‘Koerdische front’ nu een militaire escalatie tussen Israël en Iran het gevaar van een gewapend conflict tot dicht aan zijn grenzen zou kunnen brengen. Blijft de vraag of er een verband bestaat tussen het ‘initiatief’ van Bahçeli en de aanslag? De politieke situatie in Turkije zorgt weer voor een raadsel.
Dirk Rochtus doceert internationale politiek aan KU Leuven/Campus Antwerpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier