Het Amerikaanse Federale Hooggerechtshof: 5 historische uitspraken
Het Federale Hooggerechtshof heeft een geschiedenis van uitspraken met een grote politieke geladenheid. Het heeft zich dan ook al vaak moeten uitspreken over onderwerpen die politici vanwege hun gevoeligheid niet konden oplossen of voor zich uit schoven. Een overzicht.
Marbury versus Madison (1803)
In deze zaak moesten de rechters zich buigen over een benoemingskwestie in lagere federale rechtbanken. Het was een lastige zaak, waarin de geloofwaardigheid van het nog jonge Supreme Court op het spel stond. De rechters bedachten uiteindelijk een oplossing waarbij het Hooggerechtshof zelf de grote overwinnaar was. Ze verklaarden namelijk dat de wet waarop Madison zich beriep om aan te tonen dat zijn rechten geschonden waren, ongrondwettelijk was. Daarmee breidde het hof zijn invloed gevoelig uit, want de bevoegdheid om wetten op hun grondwettelijkheid te toetsen was niet opgenomen in de Amerikaanse grondwet. Sinds de zaak Marbury versus Madison is het algemeen aanvaard dat het Supreme Court zich met die toetsing bezighoudt.
Dred Scott versus Sandford (1857)
Dred Scott was een zwarte slaaf die in opdracht van zijn eigenaar een tijdlang in een slavenvrije staat verbleven had. Scott verkondigde dat hij daardoor een vrij burger was geworden. Dat was natuurlijk niet naar de zin van de eigenaar en de zaak kwam na een lange juridische weg voor het Supreme Court. Het hof sprak zich uit – zij het niet unaniem – in het nadeel van Dred Scott. De rechters argumenteerden dat Scott als zwarte geen Amerikaans staatsburger kón zijn. Bovendien was hij als slaaf iemands eigendom en de grondwet bepaalde dat eigendom niet zomaar afhandig gemaakt kon worden. De uitspraak was zo radicaal in het voordeel van de slavenhouders in de zuidelijke staten dat ze – in plaats van de kwestie te beslechten – de spanningen tussen voor- en tegenstanders van de slavernij nog verder deed oplopen.
Brown versus Board of Education (1954)
In een historische uitspraak verklaarde het Supreme Court de rassensegregatie in scholen – in die periode de norm in de meeste zuidelijke staten – ongrondwettelijk. Daarmee brak het hof met de doctrine ‘apart maar gelijk’ die ze decennialang had gehuldigd. Volgens die doctrine was rassenscheiding niet problematisch, zolang er voor elke bevolkingsgroep maar dezelfde voorzieningen werden gecreeerd. In 1954 erkende het hof dat die segregatie in de praktijk de rechten van (zwarte) schoolkinderen schond. Op korte termijn veroorzaakte de uitspraak geen aardverschuiving. De segregatie moest immers slechts ‘met weloverwogen snelheid’ worden afgebouwd, wat betekende dat in de zuidelijke staten de meeste scholen nog jaren talmden met de opheffing ervan. Maar de uitspraak was symbolisch wel erg belangrijk en gaf de federale overheid een juridische basis om de naleving van antidiscriminatiewetten in het Zuiden af te dwingen.
Obergefell versus Hodges (2015)
Een meer recente ‘historische’ uitspraak deed het Hooggerechtshof in de zaak Obergefell versus Hodges. De negen rechters moesten zich uitspreken over het homohuwelijk, meer bepaald over de vraag of staten het recht hebben om het huwelijk tussen twee partners van eenzelfde geslacht te verbieden of niet te erkennen. Het hof oordeelde dat staten een huwelijk tussen twee partners van hetzelfde geslacht niet mogen verbieden. Zo’n verbod is volgens de rechters in strijd met het veertiende amendement, dat elke staat verplicht om zijn inwoners gelijke rechten te garanderen. Met andere woorden: als heterokoppels het recht hebben om zich in de echt te verbinden, moet dat recht ook voor homokoppels gelden.
Donald Trump versus de Amerikaanse Staat (2024)
Voormalig Republikeins president Donald Trump werd vervolgd voor zijn aandeel in de bestorming van het Capitool op 6 januari 2021. Duizenden aanhangers van de verslagen president trokken toen naar Washington, nadat Trump hen had opgehitst op de soiale media en in toespraken. Honderden onder hen bestormden effectief het Capitool, en Trump zou zo goed als niets hebben ondernomen om hen tegen te houden. Vier mensen kwamen om tijdens deze bestorming, meer dan 140 politieagenten raakten gewond. Donald Trump was het echter niet eens met zijn vervolging, omdat hij vindt dat hij als president onschendbaarheid geniet. In de Amerikaanse grondwet staat niets beschreven over immuniteit van een president, dus moest het Amerikaanse Hooggerechtshof zich uitspreken over deze kwestie.
In zijn arrest maakt het Hooggerechtshof een onderscheid tussen drie soorten acties van een president : voor acties die exclusief onder de grondwettelijke bevoegdheden van de president vallen, geniet deze een absolute immuniteit. Dit om te voorkomen dat een president zich nodeloos zorgen moet maken over mogelijke schade die een beslissing van hem kan veroorzaken. Een tweede soort acties zijn de daden die de president stelt tijdens officiële gelegenheden. Hier geldt volgens het Hooggerechtshof op zijn minst een vermoeden van immuniteit. Voor zijn niet officiële handelingen en daden geniet de president volgens het Hof dan weer geen immuniteit.
Een lagere rechtbank moet nu oordelen welke aspecten van zijn gedrag voor en tijdens de bestorming onder zijn officiële hoedanigheid als president kunnen vallen. Deze uitspraak wordt niet meer vewacht voor de verkiezingen van november, en dat wordt ook niet eenvoudig, want het arrest van het Hooggerechtshof maakt toch wel wat vragen los en wordt algemeen gezien als een gedeeltelijke overwinning voor Donald Trump. Het was trouwens ook niet unaniem : zes rechters stremden voor, drie tegen.
Amerikaanse geschiedenis
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier