140 kilometer per uur op de ijsbaan: ‘Je denkt niet aan ziekenhuizen, je zegt: “O, leuk. Sneller!”‘

© foto's Jelle Vermeersch
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Ze flitst door de ijsbaan en kan alleen met haar voeten remmen. Moet je goed gek zijn om aan skeleton te doen? ‘Eigenlijk is het heel veilig’, zegt Kim Meylemans, die hoopt zich komend weekend te plaatsen voor de Olympische Winterspelen.

‘Het begint met een explosieve sprint op het ijs. In volle ren doe ik een soort breakdancemove die me in mijn slee lanceert. Liggend op mijn buik, het hoofd vooruit, daal ik af met een snelheid tot 140 kilometer per uur. En dat op een bobsleebaan, met enkel een lycra pak en een helm als bescherming’, zo omschrijft Kim Meylemans haar sport. De hoogblonde Limburgse doet aan skeleton en kan zich binnenkort plaatsen voor de Olympische Winterspelen in het Zuid-Koreaanse Peyonchang (9-25 februari). En mocht u bovenstaande omschrijving nog niet eng genoeg vinden: skeletonrijders of skeletoni kunnen niet remmen. ‘Bij het uitbollen hakken wij onze voeten in het ijs, anders blijf je gaan. Op snellere banen is dat verraderlijk: je zit zo aan het eind van het circuit. Daar liggen matrassen, maar toch: je stopt abrupter dan aangenaam is. Skeletoni zijn vooral bang na de finish.’

Russische meisjes mogen achteruit glijden, dan winnen ze nog. Nooit zet ik nog een voet in dat land.

Uw sport ziet er bijzonder gevaarlijk uit.

Kim Meylemans: Maar dat is ze niet. Vergelijk het met skiën. Wie nooit eerder op de latten stond, breekt op de zwarte piste zijn nek, maar voor een ervaren skiër hoeft die niet gevaarlijk te zijn. Skeleton leer je stukje bij beetje. Waaghalzen die er zonder ervaring invliegen: dat kan lelijk aflopen, ja. Maar bij de profs zijn ongevallen zeldzaam, en ernstige blessures bijna onbestaande. De banen zijn zo ontworpen dat je niet uit de bocht vliegt: je glijdt door, zonder ergens tegenaan te botsen. In het slechtste geval houd je er brandwonden aan over. Wél gevaarlijk is het als er iets op het circuit ligt. Soms komt de zonwering in de bochten los, bijvoorbeeld. Daar mag je niet aan denken. Skeletonrijders sturen met de schouders en de knieën, en bij een scherpe bocht duwen we de voeten op het ijs. Weinig bewegen is de truc om snel te glijden, dus al die bijsturingen moeten zo vloeiend gaan dat een toeschouwer ze niet ziet. Eigenlijk werken wij heel hard om het te laten lijken alsof het geen moeite kost. Een scherpe chicane valt nochtans niet te onderschatten. Dan krijgen wij 4 tot 5 g op onze nek.

Dat zijn cijfers voor in de formule 1. Daar beschikken de racers wel over veiligheidsgordels en een verstevigde cockpit.

Meylemans: Wij dragen een helm en een pak uit versterkt lycra, zoals voor wielrenners. (lacht) Geen vest uit kevlar, zoals de bobsleeërs: skeletonatleten moeten soepel kunnen bewegen tijdens het glijden. Die g-kracht is een beproeving voor de nekspieren. Het is mijn zwakke plek: mijn kin schuurt regelmatig over het ijs. Om aerodynamisch te zijn, moet je je hoofd zo laag mogelijk houden. Een skeletoni kijkt bijna niet tijdens een afdaling. De baan ken ik uit mijn hoofd. Wanneer je afgaat op je ogen, reageer je te traag.

Kim Meylemans: 'Baby past mij als gegoten. Mijn slee is stijf en moeilijk te besturen, maar als je juist stuurt, gaat hij ook harder.'
Kim Meylemans: ‘Baby past mij als gegoten. Mijn slee is stijf en moeilijk te besturen, maar als je juist stuurt, gaat hij ook harder.’© foto’s Jelle Vermeersch

Hoe eng is het om dat voor het eerst te doen?

Meylemans: Ik begon ermee op mijn dertiende. Dat denk je niet aan ziekenhuizen, je zegt: ‘O, leuk. Sneller!’ (lacht) Maar ik herhaal: eigenlijk is skeleton erg veilig. In negen jaar crashte ik nog maar één keer. Fel van geschrokken, want na al die tijd vergeet je bijna dat het kan, maar ik had niks.

Bent u een durfal?

Meylemans: Integendeel. Bungeejumping, of een achtbaan in een pretpark: niks voor mij. Ik hou van controle. Skeleton is een olympische sport sinds 2002 en beleeft sportieve hoogdagen. Het materiaal is enorm verbeterd. Mijn slee heet Baby en kost zo’n 5000 euro. Dat is goedkoop: de meeste topsleeën zijn dubbel zo duur. Maar ik ben tevreden met Baby, hij past mij als gegoten. Mijn slee is stijf en moeilijk te besturen, maar als je juist stuurt, gaat hij ook harder.

Is Baby even goed als de topsleeën?

Meylemans: Het verschil wordt niet door de slee gemaakt, maar door de glij-ijzers of runners. De mensen stellen zich daar lange scherpe messen bij voor, een beetje zoals schaatsen, maar runners zijn afgerond, met achteraan een scherp gedeelte. Afhankelijk van de kwaliteit van het ijs en de bochtigheid van de baan kies je de runners: bij zacht ijs het best bredere, bij hard ijs liever scherpe, smalle. Ik volg altijd strikt de reglementen. Terwijl andere landen de achterpoortjes opzoeken.

Ze spelen vals?

Meylemans: Zo noemen ze het pas als je gepakt wordt. (lacht) De grote skeletonlanden hebben een heel wetenschappelijk team achter zich. De Duitsers laten hun sleeën afstellen door het FES (Institut für Forschung und Entwicklung von Sportgeräten, nvdr.), de Britten werken met de Royal Air Force. Zoiets heeft België natuurlijk niet. Mijn coach en ik bekijken proefondervindelijk wat werkt en wat niet.

Hoe bent u in het skeleton beland?

Meylemans: Ik ben geboren en getogen in Amberg, Beieren. Mijn ouders zijn Vlamingen die emigreerden om in Duitsland een dressuurstal te runnen. Ik bleek ernstige astma te hebben, vooral omdat ik niet tegen paardenhaar kan. Het is hun werk, mama en papa konden daar niet zomaar mee stoppen, dus ging ik op internaat in Berchtesgaden. Dat is een bijzondere school die uit twee afdelingen bestaat: één voor leerlingen met astma of mucoviscidose en één voor jonge wintersporters. De topsportcoördinator zag een atleet in mij. Voor ik het wist, deed ik een test op een skeleton. Het lag me direct: eerst de intensiteit van de sprint en daarna de ijzige kalmte van het sturen. Heerlijk. Alleen jammer dat het een wintersport is, want ik hou niet van de kou. (lacht)

Ik werd opgenomen in de Duitse nationale jeugdploegen. Eigenlijk wou ik voor België uitkomen, maar er werd mij duidelijk gemaakt dat ik zo nooit de top zou halen. Toch voelde ik mij niet goed bij dat team. Het was alle clichés over Duitsers op een hoop: een strenge, haast militaire discipline. De DDR-mentaliteit van trainen tot je erbij neervalt, en vooral nooit tegenspreken. Wie niet wint, krijgt een donderpreek. Zoals bij alle wintersporten, is skeleton in principe een gezellig gebeuren. Er zijn maar een paar tientallen profatleten, iedereen kent elkaar en wenst elkaar het beste. Behalve de Duitsers. Die zonderen zich af.

Ik had er geen plezier meer in. Van skeleton word je niet rijk, zelfs niet als je medailles wint. Als het niet leuk is, waarom doe je het dan? Ik overtuigde de Duitse bond om me vrij te geven voor België. Waarschijnlijk dachten ze dat er toch niks van mij terecht zou komen. De top haal je alleen als je meedogenloos bent en alles opoffert, menen ze. De relatie met het Duitse team is lang moeilijk geweest. Een ex-coach stond bijvoorbeeld aan de startlijn om me uit mijn concentratie te halen. De jury gaf een waarschuwing en hij heeft zich moeten verontschuldigen, maar dat heeft toch behoorlijk veel indruk gemaakt. Sinds ik vijfde werd op het WK is de situatie gekeerd: de Duitsers hebben er veel respect voor dat ik op dit niveau sta. Ik start zelfs sneller dan de beste Duitse meisjes, een prestatie die hen met verstomming slaat. Duitsers zijn doorbijters, maar ze drijven het te ver. Hun atleten kampen voortdurend met blessures. Ze trainen zich kapot.

Het Duitse team, dat is alle clichés over Duitsers op een hoop: trainen tot je erbij neervalt en vooral nooit tegenspreken.

Voor België kiezen was een risico: van de vermaarde Duitse topsportomkadering naar zelf uw boontjes doppen.

Meylemans: Mijn trainer is de Oostenrijker Martin Rettl (won zilver in het skeleton op de Spelen van 2002, nvdr), die tegelijk ook bondscoach is van Nieuw-Zeeland en Spanje. Hoe hard hij werkt, voor een bedrag waar de meeste mensen niet voor opstaan, verdient alle respect. Ik mag de hemel danken dat ik op hem gestoten ben. Financieel blijft het behelpen. Wintersport blijft bijzonder duur. Mijn grote geluk is dat ik een paar privésponsors heb. Velen klagen, maar ik vind dat wij erg goed gesteund worden door het Belgisch Olympisch Comité en door onze bond. Skeleton levert geen schatten op, maar ik schrijf geschiedenis en dat is mij ook veel waard. De eerste Belgische in de World Cup, de eerste in de top tien, hopelijk de eerste op de Olympische Spelen: een huis kun je daar niet van kopen, maar het geeft me wel voldoening.

140 kilometer per uur op de ijsbaan: 'Je denkt niet aan ziekenhuizen, je zegt:
© foto’s Jelle Vermeersch

Wat moet u doen om u te kwalificeren voor de Olympische Spelen?

Meylemans: Dat is ingewikkeld. Ik sta achtste op de wereldranglijst en er mogen twintig meisjes gaan, toch ben ik vandaag niet zeker van deelname. Slechts twee kleine skeletonlanden mogen een atleet sturen. ‘Klein land’ is relatief, want ook Oostenrijk, Zwitserland en Letland horen daarbij, en zij wonnen al olympische medailles in het skeleton. Ik sta nu aan kop bij de kleine landen, en er zijn nog maar twee wereldbekers te gaan. Als ik volgend weekend de top tien haal in Altenberg, en de Letse of Zwitserse meisjes niet plots ontzettend sterk uit de hoek komen, zou mijn kwalificatie in theorie binnen moeten zijn.

Wat voor baan is het in Pyeongchang?

Meylemans: Een heel speciale, nergens mee te vergelijken. Je moet de slee het werk laten doen: hoe meer je instuurt, hoe trager je gaat. Tegelijk is het behoorlijk technisch, dus je moet er goed je kop bij houden. Tricky, maar het ligt me. Ik heb er in het voorjaar drie weken op kunnen trainen. De tijden die ik toen gleed, zijn nog altijd niet geklopt.

Mogen we hopen op een medaille?

Meylemans: Alles kan. (lacht) Voor mij is het een interessant circuit, maar omdat het veld zo dicht op elkaar zit, kan het evengoed dat ik het beste uit mezelf haal en toch maar vijftiende word. Als mijn start goed zit, moeten ze zeker rekening met mij houden.

Russische atleten mogen niet naar de Winterspelen, tenzij ze kunnen bewijzen dat ze clean zijn. Hoe zit dat in uw sport?

Meylemans: Dat is een heel verhaal. De drie Russinnen die aan de laatste Winterspelen meededen, zijn levenslang geschorst, maar dat geldt alleen voor de Spelen. In alle andere wedstrijden staan ze vandaag nog altijd aan de start. De internationale skeletonfederatie kan hun schorsing blijkbaar juridisch niet hard maken. Elena Nikitina, tegen wie nochtans bewijzen genoeg bestaan, werd twee weken geleden Europees kampioen. Iedereen weet hoe het zit met Nikitina en de andere Russen. Hun starttijden zijn absurd, soms sneller dan die van de mannen. Die meisjes mogen achteruit glijden, dan winnen ze nog.

Hoe gaan andere atleten daarmee om?

Meylemans: De meesten slikken hun tong in en proberen er niet aan te denken. Het is zo oneerlijk. Eet ik morgen een verontreinigde mueslibar, dan word ik direct geschorst, wees maar zeker. Om mee te mogen doen onder neutrale vlag moeten Russische atleten aantonen dat ze sinds de zomer door onafhankelijke instanties werden getest. Ik weet redelijk zeker dat dat niet is gebeurd. Het zou triest zijn als er toch Russen naar Pyeongchang mogen.

Het Internationaal Olympisch Comité is al aan het terugkrabbelen.

Meylemans: De toppers uit Rusland zullen ze niet durven toelaten, neem ik aan. Die zijn te verbrand. Misschien mogen de jongere Russische atleten wel gaan, en dan kunnen we maar hopen dat die nog niet te veel spul in hun lijf hebben gehad.

Het WK in Sotsji van begin dit jaar wou ik boycotten (de wedstrijd werd uiteindelijk verplaatst naar Königssee, nvdr.) De meisjes van het bobsleeteam wilden wel naar Sotsji, een baan die hen uitstekend ligt. Ik vind dat je zoiets niet doet. Atleten hebben een voorbeeldfunctie. Als je kritiekloos meeloopt, legitimeer je de wantoestanden. ‘Dopingzondaars in Rusland krijgen geen straf, maar homoseksualiteit brengt je in de cel, ‘ zei ik toen. Ik kreeg doodsbedreigingen. ‘Homoseksualiteit is een kanker. Jij bent ziek’, postte een anonieme Rus op mijn Facebookpagina. Om misselijk van te worden. Nooit zet ik nog een voet in dat land.

Het zijn valsspelers, maar eigenlijk heb ik medelijden met de Russische atleten. Die zijn compleet gehersenspoeld. In hun ogen dopeert iedereen zich – zeker de Amerikanen en de Britten – maar zelf zijn ze zich van geen schuld bewust: ‘Allemaal westerse propaganda.’

U traint samen met de bobsleemeisjes, die sportief een diepe crisis doormaken. Wat is daar aan de hand?

Meylemans: De Belgian Bullets stonden aan de top met Spanky, indertijd de snelste bobslee ter wereld, maar nu beschikt elke ploeg over supermateriaal. Elfje Willemsen, de pilote, krijgt stilaan haar leeftijd tegen en moest blessures verwerken. Gelukkig haalt remster Sara Aerts een onverhoopt hoog niveau, anders zouden de Bullets er nog veel slechter voor staan. De Belgen maken er het beste van, maar ze halen niet het niveau dat ze zelf verwachten, zo vlak voor de Spelen. Hopelijk keert het tij in Pyeongchang.

KIM MEYLEMANS

– Geboren in Amberg (Duitsland) op 7 maart 1996.

– 2011: neemt deel aan haar eerste internationale wedstrijden.

– 2012: 5e op de Jeugd Olympische Spelen in Innsbruck (Oostenrijk).

– 2014: stapt over naar de Belgische federatie.

– 2015: debuut in het Wereldbekercircuit, met een 9e plaats in Altenberg (Duitsland).

– 2017: 5e op het WK in Königssee (Duitsland) en op de Wereldbeker van Whistler (Canada).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content