10 jaar oorlog in Syrië: ‘We kunnen maar beter met Assad gaan praten’
Na tien jaar oorlog is Syrië nog altijd een slagveld, letterlijk en figuurlijk. De Nederlandse oud-diplomaat Koos van Dam blikt terug – en vooruit.
In de roes van de Arabische Lente gingen ook de Syriërs in 2011 massaal de straat op om te demonstreren tegen het bewind van hun president, Bashar al-Assad. Toen de manifestaties bruut uiteen werden geslagen en mensen massaal werden opgepakt, richtte de oppositie het Vrije Syrische Leger op en begon een strijd die tot op de dag van vandaag voortwoekert. De hoop dat Assad en zijn regeringsleger uiteindelijk verslagen zouden worden, is tien jaar later volledig de bodem in geslagen. Minstens 387.000 mensen kwamen om het leven, miljoenen anderen sloegen op de vlucht. De hel van Aleppo, waar de wereld in 2012 de mond vol van had; de bewoners van Homs, die door de maandenlange belegering gedwongen werden om gras te eten; de systematische martelingen in de gevangenissen; de schrijnende situaties van uiteengerukte families op de vlucht; en de gruwel van de IS in Raqqa: Syrië heeft zijn portie wel gehad, het afgelopen decennium.
Als we er ons niet mee hadden bemoeid, waren er veel minder doden gevallen.
Koos van Dam, oud-diplomaat
Het heeft weinig gescheeld, maar het bikkelharde regime van Syrië is niet gebroken. Dankzij de steun van Rusland en later ook van Iran kon Assad toch in het zadel blijven. De 55-jarige president heeft 70 procent van het land terug in handen, op verschillende plaatsen heerst een relatieve rust. Waardoor de vraag rijst – vooral bij de buurlanden en een aantal Europese beleidsmakers – of de tijd rijp is voor een terugkeer van de vluchtelingen. Sinds het begin van de oorlog zijn volgens de Noorse Vluchtelingenraad (NRC) per jaar 2,4 miljoen Syriërs uit hun huizen verjaagd. 5,6 miljoen mensen zijn het land ontvlucht, in Syrië zelf zijn 6,5 miljoen burgers van huis en haard verdreven.
Met de wederopbouw van de verwoeste woningen en infrastructuur schiet het niet op. Als er al vluchtelingen zijn die willen terugkeren, is de vraag waar ze naartoe kunnen. Niet alleen zijn veel woningen verwoest door de oorlog, heel wat ontheemden hebben hun huis moeten verkopen, onder meer om de smokkelaars te betalen die hen op weg zetten naar Europa.
‘De mensheid moet zich schamen voor het voorbije decennium’, zegt Jan Egeland, secretaris-generaal van de NRC, ‘en voor haar harteloze onverschilligheid tegenover de miljoenen Syrische kinderen, moeders en vaders die hun huis en inkomen hebben verloren. Een vernietigende aanklacht is op zijn plaats tegen de partijen van deze wrede oorlog, hun sponsors en de hele internationale gemeenschap. Als er niet dringend actie wordt ondernomen, zullen de komende tien jaren nog meer leed en ontheemding brengen voor miljoenen mensen.’
Water bij de wijn
De oorlog heeft Syrië niet alleen fysiek te gronde gericht, ook het sociaal-economische weefsel is geruïneerd. 80 procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens en de coronacrisis heeft het er niet beter op gemaakt. En toch geeft Assad te kennen dat de miljoenen vluchtelingen in het buitenland terug kunnen keren. Meent hij dat ook?
‘Nee’, zegt de voormalige Nederlandse Syriëgezant Koos van Dam. ‘Ten eerste omdat veel vluchtelingen tegenstanders zijn van het regime.’ Zij zullen pas aan terugkeren denken als er politieke hervormingen komen en de president vertrekt. Ze vertrouwen hem voor geen haar: de verhalen over teruggekeerde Syriërs die daarna spoorloos verdwenen, doen velen beseffen dat de repressie niet voorbij is. Ook de verplichte legerdienst houdt mensen tegen.
‘Ten tweede’, zegt Van Dam, ‘is het voor de wederopbouw gemakkelijker om met minder mensen te beginnen dan met een paar miljoen tegelijk. Als er dan ook nog eens geen jobs voor die mensen zijn, creëer je weer een kweekvijver voor nieuwe moeilijkheden.’
Zolang Assad aan de macht is, weigeren de Verenigde Naties, de Verenigde Staten en Europa bovendien mee te werken aan de wederopbouw. ‘Het punt is: Assad zál niet verdwijnen’, zegt Van Dam. ‘En zelfs als dat gebeurt, zal dat weinig verschil maken voor het machtsapparaat. De duizenden officieren die loyaal aan hem zijn, zullen dan óók moeten opkrassen. En dan heb je nog de tienduizenden die actief zijn bij de geheime dienst, en de vele aan Assad gelieerde milities.’ Al die groeperingen hebben hun eigen belangen en zullen niet zomaar meewerken aan een vertrek, weet de oud-diplomaat.
Hoe krijg je het land dan uit de impasse? Moet de internationale gemeenschap water bij de wijn doen, in het belang van de Syrische bevolking?
‘Als we beseffen dat Assad niet weggaat, moeten we andere, realistische oplossingen zoeken’, vindt Van Dam. ‘In het begin zei iedereen dat je met Assad niet kunt praten. Oké, maar als het alternatief oorlog is en je slaagt er niet in om die oorlog te winnen, dan kun je dat maar beter eeuwig blijven proberen. Voor een oplossing is communicatie nodig. Als je die verwerpt, houdt het op.’
Geen stap verder
En dan is er nog de aanhoudende oorlog. Assads regeringsleger wil de opstandige provincie Idlib in het noordwesten nog altijd heroveren op de rebellen van Hayat Tahrir al-Sham, de extremistische organisatie die de touwtjes in handen heeft in het grootste deel van de streek. De niet-aflatende bombardementen joegen opnieuw massa’s bewoners uit hun huizen, richting Turkse grens. Waarop Ankara besloot in te grijpen. Omdat het al bijna vier miljoen Syrische vluchtelingen herbergde, zag Turkije een nieuwe vluchtelingenstroom niet zitten. In februari 2020 zette het land een groot tegenoffensief in waarbij het leger van Assad tot stilstand werd gebracht. Voorlopig blijven de Turken in Idlib zitten, maar ooit zullen ze moeten vertrekken. Ook daar zit het land dus in een impasse.
In het noordoosten van Syrië is de situatie evenmin rooskleurig. De Koerden hebben noodgedwongen plaatsgemaakt voor de Turken, die samen met Syrische huurlingen de grensstrook hebben ingenomen – volgens Ankara dient die als bufferzone tussen Turkije en de Syrische Koerdische regio. Daarnaast hebben de Koerden geregeld te maken met aanslagen van de IS, ook al is die officieel verslagen.
Na een decennium oorlog is de conclusie duidelijk: Syrië is geen stap verder geraakt. Volgens Van Dam is er geen enkele reden tot optimisme en schuiven we de problemen alleen maar voor ons uit, Jan Egeland en vele andere analisten en experts zijn het daarmee eens. De Caesar-wet, die de VS vorige zomer in het leven riepen en die strenge sancties oplegt aan Assad en tientallen aanhangers, maakt de heropbouw er niet gemakkelijker op. Mensenrechtenorganisaties hebben begrip voor de sancties, maar wijzen erop dat ze ook de burgers treffen.
‘De grote les zou moeten zijn’, zegt Van Dam, ‘dat we ons niet moeten bemoeien met landen die ons niet bedreigen. Syrië vormde geen bedreiging. Irak en Libië ook niet, om maar een paar andere landen te noemen. Waren we ervan afgebleven, dan had je óók die vreselijke onderdrukking gehad, en twintig- tot dertigduizend doden, zoals in 1982 in Hama, maar dan was het afgelopen geweest. Bemoei je je er wel mee en breng je zo’n regime ten val, dan moet je er tien tot dertig jaar blijven. Maar dan leg je dus aan dat land op wat jij vindt, welke partijen er aan de macht moeten komen – de zogenoemde responsibility to protect. Als je voordien al weet dat een land niet gaat doen wat jij wilt, hou je er dan buiten.’
Moeten we massale mensenrechtenschendingen dan zomaar laten gebeuren? ‘Dat is een terechte vraag, maar als we er ons niet mee hadden bemoeid, waren er veel minder doden gevallen. Excuseer me dat ik de opmerking herhaal die ik bij de eerste herdenking van de Syrische Revolutie heb gemaakt: beter 10.000 doden en een dialoog met Assad dan 300.000 doden en oorlog. Intussen zijn er zelfs al veel meer mensen gestorven.’
‘We willen overal democratieën: dat is het idee. Maar misschien moeten we genoegen leren nemen met een minder democratisch systeem maar waarbij mensen tenminste meer te eten hebben.’
Nikolaos (Koos) van Dam
– 1945: geboren in Amsterdam
– Studie: Arabistiek en politieke wetenschappen (Universiteit Amsterdam)
– 1976: diplomaat, bureau Midden-Oosten
– 1980: eerste plaatsing in Libanon, gevolgd door een post in Libië
– 1988: wordt de jongste ambassadeur van Nederland. Maakt in Bagdad de Eerste Golfoorlog mee. Is achtereenvolgens ambassadeur in Egypte, Turkije en Duitsland. Sluit zijn carrière af in Indonesië
– 2014: wordt uit pensioen teruggeroepen als speciaal gezant voor Syrië
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier