Ewald Pironet
‘We presteren ondermaats als we kijken naar hoeveel mensen er in België aan de slag zijn’
Onze werkgelegenheidsgraad stijgt wel, maar het verschil met de rest van Europa neemt toe. Ook de kloof tussen Vlaanderen en Wallonië groeit. Politici doen of hun neus bloedt.
De waarheid heeft haar rechten, ook als ze pijn doet: we presteren ondermaats als we kijken naar hoeveel mensen er bij ons aan de slag zijn. Het aantal Belgen tussen 20 en 65 jaar die aan het werk zijn, steeg van 68 procent in 2008 naar 69,7 procent vorig jaar. Maar elders in Europa steeg de werkgelegenheidsgraad veel meer. Een studie van Randstad toonde aan dat de Belgische werkgelegenheidsgraad tien jaar geleden 2,2 procentpunt onder het EU-gemiddelde lag, nu is dat 3,4 procentpunt. De kloof neemt dus toe. In een rangschikking naar werkgelegenheidsgraad zakte België de voorbije tien jaar van de 20e naar de 24e plaats. Alleen Griekenland, Spanje, Italië en Kroatië doen het nog slechter.
We presteren ondermaats als we kijken naar hoeveel mensen er in België aan de slag zijn.
Minister van Economie Kris Peeters (CD&V) wuifde deze vaststelling net voor de verkiezingen weg. Het ging volgens hem om verouderde cijfers. Maar in het vorige week verschenen verslag van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid worden de conclusies van het Randstadrapport bevestigd. Peeters was trouwens voorzitter van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid, maar mag zich ondertussen in het pluche van het Europees Parlement vlijen.
Het is uiterst belangrijk dat er meer mensen aan de slag gaan. Ze dragen bij aan ons socialezekerheidsstelsel, dat met de vergrijzing van de bevolking voor hoge uitgaven staat. Tegelijk zorgt werk voor sociale integratie en verkleint het de kans op armoede. Uit het verslag van de Hoge Raad blijkt ook dat de verschillen tussen de gewesten de voorbije jaren zijn toegenomen. Het verschil tussen het Brussels en het Vlaams Gewest bedroeg in 2008 bijna 11 procentpunt, nu 12,6. Wallonië en Vlaanderen scheelden 9,3 procentpunt, nu is dat 11 procentpunt.
In het verslag staat een boeiend kaartje met de evolutie van de werkgelegenheidsgraad tussen 2008 en 2018 per provincie. In West-Vlaanderen nam die toe met 4,1 procentpunt, in Oost-Vlaanderen met 1,6 procentpunt en in de aangrenzende provincie Henegouwen met slechts 0,6 procentpunt. Limburg ging 2,9 procentpunt vooruit, Luik 0,4. Vlaams-Brabant 1,9 en Waals-Brabant 0,5. Die grote verschillen tussen aangrenzende provincies zijn een pijnlijke vaststelling.
In Vlaanderen bedraagt de werkgelegenheidsgraad 74,6 procent, in Wallonië 63,7 procent. Dat betekent niet dat Vlaanderen sterk presteert, want het zit maar net boven het EU-gemiddelde en een stuk lager dan de 80 procent van Duitsland en Nederland. Maar Wallonië presteert uiterst slecht. Zoiets mag niet meer worden gezegd. Marie-Kristine Vanbockestal, hoofd van de Forem, de Waalse tegenhanger van de VDAB, zei in een verbijsterend interview met De Standaard: ‘Diegenen die voortdurend die cijfers aanhalen, hebben andere doelen voor ogen dan de situatie in Wallonië verbeteren. Het wordt gebruikt voor politieke doeleinden en om confederalisme te legitimeren.’ Het verheimelijken van de feiten kan nooit de basis zijn van een oplossing.
De linkse recepten in Wallonië hebben niet gewerkt, zoveel is duidelijk.
Ondertussen werken de PS en Ecolo in Wallonië aan een minderheidsregering, die steun zal zoeken bij individuele parlementsleden. In de aanloop naar de verkiezingen pleitte Ecolo voor een 32 urenweek met behoud van loon. En omdat het altijd nóg straffer kan, ging de PS voor een 30 urenweek. Zij mogen geloven dat ze daarmee hun abominabele werkgelegenheidscijfers kunnen opkrikken, een overgrote meerderheid van de economen en arbeidsmarktdeskundigen vindt het idee catastrofaal. Meer nog: Wallonië kampt al meer dan vijftig jaar met een structurele crisis en als één ding duidelijk werd, dan is het wel dat de linkse recepten er niet hebben gewerkt.
Onlangs deed werkgeversorganisatie VBO een opmerkelijk voorstel dat tot nu toe onder de radar bleef. Ze stelt voor ‘dat de federale sociale zekerheid de werkloosheidsuitkeringen nog voor twee jaar ten laste neemt. Daarna is het aan de regio’s om met de overgedragen middelen voor langdurige werkloosheid een eigen uitkeringsbeleid te voeren en/of die middelen op een andere manier in te zetten.’ Nu kan het VBO moeilijk worden verdacht van separatistische neigingen, maar dat krijg je als de kloof tussen Vlaanderen en Wallonië inzake arbeidsmarktprestaties almaar toeneemt. En er is geen beterschap op komst. Integendeel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier