François Levrau
‘We mogen niet zwichten voor de fiscale chantage die alle Leaks en Papers blootleggen’
‘Politici moeten niet zwichten voor de duistere chantagepraktijken van de ‘meest gefortuneerden’ die er vooral op uit zijn om ongelijk te willen zijn/blijven’, schrijft François Levrau. ‘Ze moeten zich veeleer laten leiden door de woede van de ‘minst gefortuneerden’ omdat die woede voortspruit uit de Verlichte gelijkheidsgedachte.’
Na de Offshoreleaks, Luxleaks, Swissleaks, Panamapapers zijn er nu de Paradise Papers waaruit opnieuw blijkt dat bepaalde bedrijven en gefortuneerde individuen zich schuldig maken aan fraude, belastingontduiking en belastingsontwijking. Dat sommigen niet zelden via allerhande vernuftige constructies hun bijdrage aan de samenleving ontlopen, is een oud zeer. Precies daarom is de vraag terecht waarom en hoe dit fiscaal onethisch handelen al die tijd uit de greep van het gerecht (en ruimer, de juridische en politieke logica) is kunnen blijven.
De redenen zijn ongetwijfeld complex, technisch en meervoudig. Ik waag het er niettemin op om één motief tot klaarheid te brengen, namelijk de mogelijkheid van fiscale chantage door de rijksten. Oxford filosoof Gerald Allen Cohen heeft een dergelijk motief in zijn kritiek op het werk van Harvard filosoof John Rawls beschreven. Ik neem hieronder eerst kort zijn analyse over en transponeer het argument naar de huidige toestand.
Een lagere belastingsvoet voor rijken?
In de jaren ’70 heeft John Rawls een erg invloedrijke theorie geconcipieerd. Eén van de ideeën die hij lanceerde was het ‘verschilprincipe’ waarbij sociaaleconomische ongelijkheid slechts dan aanvaardbaar is wanneer het in het voordeel is van iedereen en dan in het bijzonder van de ‘zwaksten’. Een ‘ongelijke samenleving’ kan dus maar een ‘rechtvaardige samenleving’ zijn wanneer de ‘zwaksten’ er net door die ongelijkheid kunnen op vooruitgaan. Dit doet denken aan het ’trickle down effect’, alleen maximaliseert Rawls dit door te stellen dat de positie van de ‘zwaksten’ door de ongelijkheid moet worden gemaximaliseerd.
‘We mogen niet zwichten voor de fiscale chantage die alle Leaks en Papers blootleggen’
Het argument is dus als volgt: als de ‘sterksten’ of ‘meest getalenteerden’ productiever worden, dan verdienen ze meer geld, en wanneer ze meer geld verdienen, kan er meer worden gedistribueerd naar de ‘zwaksten’ wiens positie daardoor wordt verbeterd. Tegen deze logica heeft Cohen zich echter heftig verweerd.
Waarom zouden de ‘sterksten’ meer moeten worden betaald om productiever te worden als ze ook zonder extra financiële prikkels productiever kunnen zijn? De ongelijkheid die mogelijk wordt door het verschilprincipe drukt volgens Cohen vooral de wil uit van de ‘sterksten’ die er een vorm van morele chantage op de samenleving mee kunnen uitoefenen. Immers, beschouwd vanuit het oogpunt van de ‘sterksten’ klinkt het verschilprincipe ongeveer als volgt: ‘Wij willen hogere inkomsten. Als u ons die niet geeft, dan zullen wij onze talenten en capaciteiten niet gebruiken. U betaalt ons dus best maar veel, want de samenleving en de zwakkeren in het bijzonder zijn in grote mate van onze productiviteit afhankelijk.’
Fiscale kidnapping
De Leaks en de Papers tonen aan dat het niet zozeer gaat om de mogelijkheid dat de ‘sterksten’ ermee dreigen om hun talenten niet meer in te zetten, maar wel dat de rijken dreigen hun kapitaal terug te trekken door niet langer te investeren in een bepaald land of door belastingen (al dan niet gedoogd) te ontduiken. Cohen zou dit vergelijken met een gijzelneming.
Stel dat een persoon een kind kidnapt en de ouders vervolgens meldt dat zij hun kind pas terugkrijgen als ze hem een flinke som betalen. Vanuit het oogpunt van de ouders is het logisch om tot de betaling over te gaan. Echter, de situatie waarin de ouders verkeren is alleen door de kidnapper gecreëerd opdat hij meer geld zou kunnen vergaren. De kidnapper mag de ouders echter geen geld vragen omdat zijn vraag niet teruggaat op een universeel moreel argument. Stel dat iedereen die geld wil bekomen kinderen begint te kidnappen… Wat voor de kidnapper geldt, gaat, mutatis mutandis, ook op voor de rijken die lagere belastingen vragen of belastingen ontduiken.
Immers, waar de kidnapper zegt: ‘Je moet betalen of je ziet je kind niet meer’, zegt de rijke: ‘Je aanvaardt de ongelijkheid of ik investeer niet langer mijn kapitaal in je land.’ Als reactie op de bedreiging door de rijken doet een samenleving er misschien goed aan om op die vraag in te gaan en/of om enigszins de belastingsontduiking door de vingers te zien, maar het punt is dat ze zich op die manier laat chanteren door iemand die over geen universeel moreel argument beschikt. De rijke kan immers meer geld bekomen omdat hij chanteert en hij kan chanteren net omdat hij al rijk is. Een argument voor ongelijkheid dat niet door/voor iedereen kan worden gebruikt, is echter een bijzonder zwak moreel argument.
Dit is precies wat de Leaks en de Papers aantonen. Zo klopt het dan allicht wel dat iedereen zo af en toe in de verleiding komt om buiten de fiscale lijntjes te kleuren, maar alleen de rijksten zijn in staat om de samenleving te chanteren. Het is dus niet zo dat zij gewoon even buiten de lijntjes kleuren – dat menselijke al te menselijke zou tot op zekere hoogte nog begrijpbaar, maar daarom niet toelaatbaar zijn – maar ze gedragen zich zoals de kidnapper door de samenleving quasi schaakmat te zetten.
Een sociaal samenwerkingsverband
Politici die de samenleving willen vorm geven in functie van een ‘sociaal samenwerkingsverband’ waarin de lusten en de lasten rechtvaardig zijn verdeeld, die moeten aan iedereen een plicht tot samenwerking naar vermogen kunnen opleggen. Op die manier wordt vermeden dat groepen mensen tegen elkaar worden opgezet en heeft het argument dat de rijken geen belastingen willen betalen omdat hun geld toch maar wordt gebruikt om anderen te pamperen geen geldigheid. Hier knelt echter om tweevoudige redenen het schoentje.
Ten eerste is er in toenemende mate sprake van een scheefgroei waarbij er een groep ontstaat van mensen met een laag loon die amper kunnen bijdragen tot de sociale zekerheid en dat terwijl een kleine groep geniet van een substantiële welvaart en een nog kleinere groep van een puissante rijkdom. Deze scheefgroei zet de horizontale solidariteit (van werkenden naar niet werkenden, van jongeren naar ouderen, van gezinnen zonder kinderen naar gezinnen met kinderen) onder druk. Wat meer dan ooit nodig is, is een verticale verdeling van hogere inkomens/vermogens naar lagere inkomens/vermogens.
Ten tweede, en dat blijkt nu ten overvloede uit de Papers en de Leaks, is het zo dat de kapitaalkrachtigen al te lang en al te vaak op spitsvondige wijze de fiscale dans hebben kunnen ontspringen. Dat heeft er deels mee te maken dat het nu eenmaal makkelijker is om instrumenten te activeren en te controleren die bedoeld zijn voor de ‘zwaksten’, dan deze die zijn bedoeld voor de ‘sterksten’. De sociale en fiscale instrumenten voor de ‘zwaksten’ kunnen immers relatief eenvoudig ‘lokaal’ uitgewerkt worden, terwijl de instrumenten voor de ‘sterksten’ vaak een internationaal karakter moeten hebben. Als men echter inderdaad niet iedereen met dezelfde rigoureusheid aan dezelfde regels kan onderwerpen, dan is er van een ‘sociaal samenwerkingsverband’ geen sprake en rust elk discours over rechtvaardigheid op wakke grond.
Niet zwichten voor fiscale chantage
Als een kleine groep een buitenproportioneel groot deel van de middelen bezit en wanneer die groep ook nog eens door fiscale chantage door de mazen van het net kan/mag glippen, dan hebben de ‘zwakkeren’ redenen te denken dat de overheid er vooral voor de ‘sterksten’ is. Een gemeenschap die op immorele wijze grote sociaaleconomische ongelijkheid in stand houdt, heeft immers meer aandacht en respect voor het rijkere deel van de groep dan voor het armere deel, en zij doet dat deel van de gemeenschap daarmee ernstig tekort.
Daarenboven is het zo dat wanneer de ‘sterksten’ niet het goede voorbeeld geven en de politiek te kennen lijkt te geven dat ze die ‘sterksten’ niet aan banden kan leggen, het ressentiment aan de ‘onderkant’ van de samenleving alleen maar zal groeien. Sterker nog, de ‘zwaksten’ zullen zich aangespoord voelen om er ook de kantjes van af te lopen. Wanneer zij dan worden betrapt – iets wat dus voor beleid/gerecht gewoonlijk eenvoudiger is door het vaak lokale en kleinschalige karakter waarmee de ‘zwaksten’ opereren – dan stijgt het ressentiment nog meer en is het geloof in de politiek al helemaal weg.
Gelijkheid als perpetuum mobile?
“Is it credible that the democracy which has annihilated the feudal system and vanquished kings will respect the citizen and the capitalist?” Aan het woord is Alexis de Tocqueville, één van de grondleggers van het politieke liberalisme. De Tocqueville zag in de Franse Revolutie het moment waarop de gelijkheidsgedachte werkelijk doorbrak. De ‘gelijkheidsgedachte’ is als een perpetuum mobile: eens ze wordt in gang gestoken, dan is ze niet meer te stoppen. Mensen zullen op zoveel mogelijk punten aan elkaar gelijk willen zijn en zij zullen het dan ook niet pikken dat rijken de gelijkheidsgedachte de rug toekeren.
De Papers en de Leaks tonen niet alleen het misbruik van de ‘rijksten’ aan, maar ook de onrust, de wrevel, ja de woede van de ‘common man’ die zich ongelijk behandeld voelt en dit niet tolereert. Per slot van rekening moet het belastingsgeld dat de ‘sterksten’ via constructies kunnen wegmoffelen door de ‘zwaksten’ worden betaald. Wie vindt dat eerlijk?
Politici moeten niet zwichten voor de fiscale en donkere chantage van de ‘sterksten’ die vooral ongelijk willen zijn, maar ze moeten inspiratie halen uit dat ressentiment van de ‘zwaksten’ omdat het net voortspruit uit die Verlichte – niet te stoppen – gelijkheidsgedachte.
Sterker nog, ze moeten het ressentiment mee aanwakkeren, zodat er een algemeen ‘egalitair ethos’ kan ontstaan dat duidelijk maakt dat ‘gelijkheid’ (institutioneel en individueel) een belangrijk moreel kompas biedt. Dat de klacht van de ‘gewone man’ misschien niet altijd even luid weergalmt – hoewel – heeft mogelijks te maken met wat men in de psychologie ‘aangeleerde hulpeloosheid’ noemt.
Als men immers merkt dat politici het onrecht niet kunnen stoppen en als blijkt dat politici zelfs mee het onrecht in stand houden, dan halen mensen de schouders op, worden cynisch, wenden zich van het collectief af en focussen zich op het eigen kleine microbestaan. De Leaks en de Papers bieden echter unieke mogelijkheden om het egalitair perpetuum mobile zijn werk te laten doen. Ze bieden omzeggens de perfecte voorzet… Ik ben benieuwd of de politiek de bal nu echt in het doel zal koppen of dat ze de fiscale chantage zal laten passeren en gedijen.
François Levrau is als Doctor in de Sociale Wetenschappen en als Doctor-Assistent verbonden aan het Centrum Pieter Gillis (UAntwerpen).
Paradise Papers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier