‘We kunnen de crisis niet wegbelasten’
‘Sommigen schijnen de indruk te willen wekken dat we ons rijk kunnen belasten. Quod Non.’ Dat schrijft econome Caroline Ven (ex-VBO, ex-ondernemersplatform VKW).
België heeft de crisis van 2008 nog niet helemaal verteerd. Pas in 2015 bereikten we opnieuw hetzelfde welvaartspeil als vlak voor de crisis. Per saldo acht jaar quasi stilstand dus.
En hoewel de bevolking bij elke begrotingsronde overspoeld werd met slecht nieuws, extra belastingen en lastige ingrepen, geraakt het begrotingstekort maar niet uit de gevarenzone en flirten we ook dit jaar nog steeds met de 3%-norm. De overheidsschuld bedraagt 106% van het bruto binnenland product (BBP) en het ziet er niet naar uit dat die snel beneden de 100% zal dalen.
‘We kunnen de crisis niet wegbelasten.’
In het regeerakkoord staat het voornemen om een ambitieuze fiscale hervorming door te voeren. Een verlaging van lasten op arbeid, een vereenvoudiging en een hervorming die lasten verschuift om werken en ondernemen te stimuleren. Een deel ervan werd al uitgevoerd door een verlaging van de lasten op arbeid.
Nu is de strijd losgebarsten over de hervorming van de vennootschapsfiscaliteit, al dan niet gekoppeld aan de invoering van een meerwaardebelasting op aandelen. Ik betwijfel echter of de huidige plannen wel zullen volstaan om ons land opnieuw op de rails te krijgen. Daarom alvast drie aanbevelingen die onontbeerlijk zijn om de omslag naar een meer duurzame situatie te kunnen maken.
Pak het probleem aan bij de wortel
Ten eerste moet het probleem bij de wortel worden aangepakt. De overheidsfinanciën zijn niet uit evenwicht omwille van een te lage belastingdruk, integendeel. De totale lastendruk bedraagt voor het zesde jaar op rij meer dan de helft van wat ons land jaarlijks produceert aan toegevoegde waarde. We betalen met zijn allen zowat 5% van het BBP, of omgerekend zo’n 20 miljard euro, meer aan de staat dan gemiddeld in de eurozone.
De overheidsfinanciën zijn niet uit evenwicht omwille van een te lage belastingdruk, integendeel.
Dat dit niet volstaat om de rekeningen te betalen, is veelzeggend. Zelfs ondanks de rugwind die de daling van de rentelasten op de overheidsschuld met zich meebrengt, bedragen de overheidsuitgaven nog steeds ongeveer 54% van het BBP. Dit is het peil waarnaar ze vlak na de financiële crisis zijn opgeveerd. En de tendens van de lopende overheidsuitgaven is nog steeds opwaarts. Onder impuls van de vergrijzing van de bevolking zullen de kosten voor pensioenen en gezondheidszorg verder oplopen. Dit terwijl de overheidsinvesteringen stagneren op een te laag peil. Ze zijn zelfs onvoldoende om de infrastructuur in stand te houden, laat staan dat we voldoende kunnen investeren om onze economie te moderniseren of om het onderwijs en de zorg naar een hoger peil te tillen.
De conclusie is duidelijk. De klemtoon moet komen te liggen op bezuinigingen in de lopende uitgaven dankzij structurele hervormingen. Enkel zo kan ruimte worden gemaakt voor enerzijds lastenverlaging en anderzijds extra investeringen. Op een rentemeevaller moeten we spijtig genoeg niet langer rekenen.
Stop met zagen aan de tak die ons draagt
Om werken en ondernemen lonender te maken, moeten de lasten op arbeid omlaag. Daartoe werd al een aanzet gegeven bij de taxshift van vorig jaar. Nu staat de vennootschapsfiscaliteit op het menu. Het probleem is natuurlijk de financiering. Zolang de overheidsuitgaven niet mee onder controle worden gebracht, kan de lastenverlaging maar worden verdergezet op voorwaarde dat die wordt gecompenseerd.
Een belastingverschuiving dus. Weg van arbeid naar andere inkomensbronnen. Het probleem in België is evenwel dat de belastingdruk niet enkel op arbeid hoog is. Als we de impliciete belastingen vergelijken, dit zijn de belastingopbrengsten in verhouding tot de belastingbasis, dan blijkt inderdaad dat de belastingdruk op arbeid met 42,8% een pak hoger ligt dan in de eurozone (38,5%). Maar, veel minder geweten is dat ook de lasten op kapitaal (35,5%) in België hoger ligt dan bijvoorbeeld in Duitsland (22,2%) of Nederland (13,7% ). De lastendruk op consumptie ligt ook ietwat hoger (21,1%).
We kunnen hard roepen dat de lasten op arbeid omlaag moeten om werken aantrekkelijker te maken, maar er moeten wel eerst jobs worden gecreëerd.
Er valt met andere woorden geen laag hangend fruit te plukken. En de afgelopen jaren werden de lasten op kapitaal al fors opgevoerd. Denk aan de roerende voorheffing die in enkele jaren verdubbelde van 15% tot 30% volgend jaar. Dit betekent dat een eigenaar/ondernemer die zichzelf een dividend wil uitkeren in totaal 54% belastingen moet afdragen bij toepassing van het normale vennootschapstarief van 34%. Wel is het juist te stellen dat de vennootschapsbelasting door de vele aftrekmogelijkheden en uitzonderingen, niet in het minst de notionele interestaftrek, vaak niet voor het volle pond wordt betaald. Ook neemt de internationale druk toe om de belastingsystemen voor bedrijven transparanter te maken. Uitzonderingen en specifieke aantrekkelijke voorwaarden voor wie in het land investeert worden hoe langer hoe minder getolereerd wat dan wordt gecompenseerd door een algemene tariefverlaging.
België kan best niet achterblijven bij die trend. We kunnen immers hard roepen dat de lasten op arbeid omlaag moeten om werken aantrekkelijker te maken, maar er moeten natuurlijk ook eerst jobs worden gecreëerd. En daar zijn bedrijven voor nodig. Een aantrekkelijk fiscaal klimaat voor ondernemers én hun financiers, is dus geen gunstmaatregel voor de allerrijksten. Het creëert integendeel een gezonde voedingsbodem voor onze economie waar veel anderen, niet-ondernemers, hun karretje aan kunnen optrekken.
Dat vandaag een vermogenswinstbelasting op tafel ligt, is in dat opzicht een erg slechte zaak. Want wie investeert in zijn bedrijf en de waarde ervan zien toenemen, zal worden afgestraft bij een verkoop of overdracht. De rekening in termen van nieuw ondernemerschap of doorgroei van bestaande bedrijven zal snel gemaakt zijn. Sommigen schijnen de indruk te willen opwekken dat we ons rijk kunnen belasten. Quod non.
Vermijd micromanagement
Een laatste, maar daarom niet minder belangrijke uitdaging, is dat de complexiteit van het systeem omlaag moet. Door vele uitzonderingen, specifieke maatregelen voor een of andere doelgroep, is het belastingsysteem een kluwen geworden waar specialistenwerk voor nodig is.
‘We zoeken progressiviteit in het belastingsysteem, maar daarom hoeft niet elke individuele belasting dat te zijn.’
Dat creëert niet enkel rechtsonzekerheid, maar ook een gevoel van onrechtvaardigheid. Want als je net buiten de boot van de uitzonderingen valt, of je kent ze onvoldoende, betaal je te veel.
Toch dreigt ook in wat nu voorligt de complexiteit weer de kop op te steken. Want we willen wel de vennootschapsbelastingtarieven verlagen, maar toch net ietsje meer voor een KMO dan voor een grote onderneming. We bekijken een meerwaardebelasting maar enkel voor bepaalde types aandelen en met nog wat verschillende tarieven afhankelijk van de timing van de verkoop.
Weg met zulk micromanagement. We zoeken een zekere progressiviteit in het belastingsysteem, maar daarom hoeft niet elke individuele belasting dat te zijn. Als het gehele systeem maar klopt. Misschien zouden we beter eens opnieuw starten van een wit blad en bekijken waar we dan uitkomen. Los van bestaande privileges of heilige huisjes.