Wat weet de Belg over beleggen?
De clichés over sparen en beleggen in België zijn bekend: we spreken niet graag over geld, we potten het liever op. We sparen ons arm, want de rente op spaargeld ligt lager dan de inflatie. Maar wat weet de Belg nu eigenlijk over beleggen? Drie experts aan het woord.
1. Afkeer voor risisco’s
Zeven op de tien Belgen voelen zich niet geroepen om te beleggen, vooral wegens het verhoogde risico.
Huyghebaert: Ik vind dat geen abnormaal gedrag. 73 procent van de respondenten slaagt er niet in om meer dan 500 euro per maand aan de kant te zetten. Ik vind niet dat je die mensen naar de beurs moet proberen te leiden.
Paepen: De Belgische spaarders en beleggers zijn zéér voorzichtig. Veiligheid zit veel sterker in onze cultuur ingebakken dan bij Amerikanen, Britten of zelfs Nederlanders. Als de beurzen kelderen, is die houding in ons voordeel. Maar als de beurzen in de lift zitten zoals sinds maart 2009 het geval is, is dat een nadeel.
Huybrechts: De grote afkeer voor risico is niet verwonderlijk. Verlies doet twee keer meer pijn dan winst plezier doet. De verliezen op de beurs van 2000-2003 en 2007-2009 werken nog altijd door. Zolang de rente laag blijft, zal dat niet veranderen. Een lage langetermijnrente betekent eigenlijk dat we weinig of geen groei verwachten en de mensen voelen dat ook zo aan. Daarom is het nodig om, ook via de fiscaliteit, meer risicodragende beleggingen aan te moedigen. Europa wacht op een pakket maatregelen zoals in het begin van de jaren 1980 in Frankrijk met de wet-Monory en in België met de wet-Cooreman-De Clercq werden genomen. Dat is essentieel voor onze economische groei, maar de politici snappen dat nog niet.
Meer beleggers kiezen voor een zeer laag risicoprofiel en dito rendement (28 procent) in vergelijking met degenen die een voorkeur hebben voor een eerder hoog risico en potentieel rendement (7 procent).
Paepen: Men kiest ook vooral voor de als risicoloos beschouwde producten, zoals obligaties en termijnrekeningen. Beleggers kiezen ook opvallend vaak voor vastgoed in de overtuiging dat dat veilig is, maar daarin vergissen ze zich, zeker als de woonbonus wordt afgeschaft en de rente stijgt.
2. Professionele portefeuilles, amateuristische opvolging
Samenstelling van de portefeuille gebeurt doorgaans door professionals (in 62 procent van de gevallen), de opvolging doen we dan weer liever zelf.
Huyghebaert: Als je belegt via een financiële instelling, zou je ervan uit moeten kunnen gaan dat ze haar werk doet. In principe zouden beursspecialisten een beter resultaat moeten halen dan een individuele belegger die ‘na zijn uren’ met de beurs bezig is. Je kunt in feite nooit even goed geïnformeerd zijn als iemand die een portefeuille professioneel opvolgt. Het is wel belangrijk dat de belegger altijd kritisch blijft over wat hem wordt meegedeeld.
Paepen: Ook een evenwichtig samengestelde portefeuille vergt de nodige opvolging. Met twintig verschillende beleggingsproducten betekent dat nogal wat werk. Dat vereist ook het opvolgen van het financiële nieuws en het aanbrengen van de nodige verschuivingen in je portefeuille.
3. Mannen beleggen met meer zelfvertrouwen dan vrouwen
Mannen stellen vaker (38 procent) hun beleggingsportefeuille zelf samen dan vrouwen (22 procent).
Paepen: Nogal wat beleggers zijn ervan overtuigd dat ze de markt kunnen kloppen. Vooral mannen zijn vaak iets te zeker van zichzelf. Anderzijds is het wel zo dat mannen eerder geneigd zijn hun verlies te nemen, terwijl vrouwen zich vaker aan aandelen zullen vastklampen.
Wat vertelt academisch onderzoek ons over het verschil in beleggen tussen mannen en vrouwen?
Huyghebaert: Een artikel verschenen in de Quarterly Journal of Economics bevestigt de theorie dat investeerders met overdreven zelfvertrouwen meer verhandelen en dat mannelijke beleggers meer last hebben van overdreven zelfvertrouwen dan vrouwen. In dit onderzoek was het zo dat mannen 45 procent meer aandelen verhandelen dan vrouwen en dat dat hun nettowinst met 2,65 procent verkleinde tegenover 1,72 procent bij vrouwen. Een onderzoek in Economics letters relativeert de risicoaversie van vrouwen en wijt de voorzichtigheid voor een groot stuk aan gebrek aan ervaring en kennis. Een overzicht van vijftien studies over risico en gender houdt het erop dat vrouwen over het algemeen minder beleggen en meer risicoaversie hebben dan mannen.
4. Ethisch beleggen in de lift?
Maar liefst 48 procent van de beleggers zegt niet in bepaalde aandelen te investeren om ethische redenen. Vooral sectoren met kinderarbeid, de tabakssector en vervuilende bedrijven moeten het ontgelden. In mindere mate worden ook defensie en ggo’s geschuwd.
Paepen: Ik denk dat mensen inderdaad niet geneigd zijn om in tabak, wapens of vervuiling te investeren. Kinderarbeid valt al moeilijker te detecteren.
Hoe is het enthousiasme voor ethisch beleggen te rijmen met de afgenomen populariteit van duurzame fondsen sinds 2010?
Huybrechts: Ik vraag mij af waar die terugval van de ethische fondsen vandaan komt. Zijn particulieren uitgestapt of eerder institutionelen? Vergeet niet dat allerlei sociale en caritatieve verenigingen grote beleggers zijn en in het verleden vaak ook een uitgesproken voorkeur hadden voor ethisch geïnspireerde fondsen. Intussen is het ethisch karakter van beleggingen ook een criterium geworden voor niet-ethische fondsen. Fondsbeheerders moeten meer dan vroeger hun beleid verdedigen en ze willen daarbij niet in opspraak komen. Ethische fondsen verliezen daardoor wat relevantie.
Huyghebaert: Aan de rendementen op duurzame fondsen kan die terugval niet liggen: in vergelijking met andere fondsen doen ze het zeker niet slechter. Mijn indruk is eerder dat het afkalven van deze fondsen te maken heeft met een algemeen wantrouwen tegenover minder transparante producten.
Hoe dan ook, de spaarders en beleggers in deze enquête verwoorden alvast de intentie om met hun geld de wereld een beetje te veranderen.
Paepen: Beleggers willen niet per se het onderste uit de kan halen: niet alleen financieel, maar ook maatschappelijk rendement telt. Dat is ook begrijpelijk na de bankencrisis: men geeft er de voorkeur aan geld te stoppen in de reële economie, liever dan in virtuele producten waar het verkeerd mee afgelopen is.
5. Regionale en sectorale spreiding
23 procent van de beleggers beperkt zich tot bepaalde regio’s, overwegend België en Europa. Is dat verstandig?
Huyghebaert: In de literatuur noemt men dat de home bias, mensen die kiezen voor bedrijven dicht bij huis. Dat past in de verschuiving van de aandacht naar wat we zelf het best begrijpen. Het is een fenomeen dat je niet alleen kunt vaststellen bij individuele beleggers, maar ook bij onze Belgische banken, die zich terugplooien op hun kernactiviteiten en kernmarkten, op de dingen die ze beter begrijpen.
Paepen: Het is inderdaad een toepassing van het adagium: koop wat je kent. Belgische en Europese bedrijven kennen we in principe het best, maar de Belgische aandelenbeurs presteert wel bijzonder slecht. Het is dus niet verstandig om enkel in eigen land te beleggen. Ik zou geografisch spreiden, dus ook beleggen in de VS, Azië, Latijns-Amerika en, waarom niet, ook in Afrika.
Huybrechts: Wie over een gespreide portefeuille beschikt, moet met ten minste een derde daarvan aansluiting zoeken bij regio’s en landen die sterker groeien dan België of Europa dat in de volgende tien jaar zullen doen. Dat kan echter ook via Belgische en Europese bedrijven die actief zijn in die groeilanden.
We stellen ook vast dat 21 procent van de beleggers zich bij de samenstelling van zijn portefeuille bewust beperkt tot bepaalde sectoren, met name tot de sectoren Energie (38 procent), Financials (31 procent) en Industrials (30 procent).
Paepen: Als het al gebeurt, denk ik dat het heel onverstandig is om in één bepaalde sector geld te stoppen. Ik hoop eigenlijk eerder dat mensen ervoor kiezen welbepaalde sectoren uit te sluiten, wat ik in het geval van bijvoorbeeld energie en financials wel kan begrijpen.
Huyghebaert: Vanuit het principe dat je je portefeuille over verschillende sectoren moet spreiden om risico’s te minimaliseren, is het natuurlijk niet verstandig om je te beperken tot een drietal sectoren. Ik kan me wel voorstellen dat mensen besluiten zich toe te spitsen op een bepaalde sector en de bedrijven daarin te doorgronden, zoals een financieel analist ook slechts een bepaald aantal aandelen zal volgen. Maar dan moet je echt wel grondig je huiswerk maken.
6. Beperkte beveiliging
69 procent werkt niet met limietorders, 87 procent werkt niet met stop loss-orders. Dat lijkt in contrast met het streven naar zekerheid. Of is het gewoon een kwestie van onvoldoende beurskennis?
Huybrechts: Aan die beleggers zou ik inderdaad zeggen: doe eens een kleine inspanning. Beleggen is werken!
Paepen: Ik zou elke belegger aanraden om altijd met limietorders te werken. Zo bepaal je de maximumprijs die je voor een bepaald aandeel wilt betalen. Zeker bij illiquide aandelen kan de prijs sterk verschillen tussen het order en de aankoop. Stop loss – de automatische verkoop van een aandeel als het onder een bepaalde waarde duikt – is een manier om de meeste van je winst veilig te stellen.
Huyghebaert: Ik heb er geen bezwaar tegen als een belegger er weloverwogen voor kiest om niet met stop loss- of limietorders te werken. Het is ook niet verwonderlijk dat mensen die niet met beleggen bezig zijn niet weten waar deze termen voor staan. Maar het blijft wenselijk dat mensen beter geïnformeerd zouden zijn over algemene financiële zaken en zelfs over bepaalde finesses van sparen en beleggen.
Jan Bosteels
sparen en beleggen
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier