B Plus
‘Wat is de taal van het ongeboren kind?’
Volgens Frédéric Amez van B Plus kan je een ethisch-politiek geschil niet afdoen als een communautair geladen conflict. Hij reageert op een opiniestuk van Bart Maddens die in het debat over abortus in een communitaire dimensie ontwaart.
De volkswijsheid zegt dat in België alles communautair is. Wij zouden zelf liever zeggen dat in België inderdaad heel wat problemen als communautair voorgesteld kunnen worden door zij die de zaken nu eenmaal graag zo voorstellen.
In een recente opiniebijdrage geeft professor Bart Maddens hier een perfecte illustratie van. Verwijzend naar het huidige parlementaire debat over de versoepeling van de regels inzake abortus, merkte hij op dat de Vlaamse partijen die zich verzetten tegen de goedkeuring van de voorliggende wetsvoorstellen (CD&V, N-VA en Vlaams Belang), de meerderheid van de Nederlandse taalgroep uitmaken.
Wat is de taal van het ongeboren kind?
Het is echter waarschijnlijk dat deze wetsvoorstellen nog steeds zullen worden aangenomen, en wel dankzij een meerderheid die grotendeels uit Franstalige parlementsleden bestaat. Vlaanderen zou dan tegenover een Franstalige meerderheid staan door wie het een wet opgelegd krijgt die het zelf niet wil. Na te hebben gewezen op de incoherentie van de volgens hem “progressieve” analisten die in 2007 de eenzijdige splitsing van de BHV door de Vlaamse partijen in een consensuele democratie onaanvaardbaar vonden, maar die een sterke passage over ethische kwesties toejuichen, aarzelt Maddens niet om deze situatie te vergelijken met de situatie waarin Nederland plotseling zijn liberale wetgeving zou opleggen aan een Vlaanderen dat dat dit niet zou willen.
Laat ons toch even stilstaan bij deze analyse.
Ten eerste is het fout om de splitsing van BHV in 2007 te vergelijken met het huidige debat over abortus. Tijdens de debatten over BHV in 2007 waren alle Franstalige parlementsleden tegen de splitsing. Zij konden gebruik maken van de alarmbelprocedure (waarvoor driekwart van de stemmen binnen een taalgroep vereist is), wat zij in 2010 ook hebben gedaan. Niets weerhoudt de Vlaamse parlementsleden ervan die nu gekant zijn tegen het voorstel om de abortuswetgeving te versoepelen, om dezelfde alarmbel te gebruiken om de wetsvoorstellen die momenteel in behandeling zijn, op dezelfde wijze te blokkeren. Er zij echter op gewezen dat de drie door Bart Maddens genoemde partijen niet over driekwart van de stemmen in hun taalgroep beschikken. Als de voorliggende wetsvoorstellen worden aangenomen, zal dat nog steeds gebeuren met de steun van 42 procent van de stemmen uit de Nederlandse taalgroep. Dat is misschien nog wel een minderheid, maar in elk geval een betekenisvolle.
In tegenstelling tot wat prof. Maddens beweert, zou dit niet het gevolg zijn van “twee democratieën”, maar wel van het normaal functioneren van een democratie (waarmee ondergetekende niet wil zeggen dat hij zelf in persoonlijke naam voorstander zou zijn van de versoepeling voor abortus). Wil men dit soort situaties in de toekomst voorkomen, dan moet de Grondwet worden herzien opdat het strafrecht wordt onderworpen aan bijzondere wetten die in elke taalgroep met een meerderheid van stemmen worden aangenomen. Dit zou echter de “vergrendeling” van de Grondwet, waarover vlaamsnationalisten regelmatig klagen, alleen maar versterken, omdat het Vlaanderen zou verhinderen om zijn meerderheid uit te spelen in het parlement. Anderzijds zou het de Franstaligen veel mogelijkheden bieden om deze te blokkeren. Het bestuur op federaal niveau zou er wellicht niet efficiënter door worden.
Het afdoen van een ethisch-politiek geschil als een communautair geladen conflict is natuurlijk handig voor iedereen die de verschillen en de spanningen tussen Noord en Zuid in ons land wil aanwakkeren.
Ten tweede, hoewel het handig is om nu het voorstel inzake de versoepeling van de abortuswetgeving als voorbeeld te gebruiken, zou het intellectueel eerlijker zijn om de discussie open te trekken. Hoeveel wetten zijn er aangenomen door een parlementaire meerderheid die slechts een minderheid van de Nederlandse taalgroep vertegenwoordigd? Een paar, zeker. Maar hoeveel andere zijn er aangenomen door een parlementaire meerderheid die slechts een minderheid in de Franse taalgroep vertegenwoordigt? Dit is het geval bij veel wetsontwerpen van de regering-Michel, die nooit de steun hebben gekregen van een meerderheid in de Franse taalgroep. Of het nu gaat om bijvoorbeeld de uitbreiding van kerncentrales of hervorming van justitie. Ook hier is dat nochtans het resultaat van het normaal functioneren van een parlementaire democratie. En dat is op zich een goede zaak.
Ten derde, zoals Bart Maddens zelf erkent, is de kwestie abortus in de voorbije verkiezingscampagne helemaal niet aan bod gekomen. Het is dan ook onredelijk om te zeggen dat 58 % van de Vlamingen zich tegen de versoepeling zou hebben uitgesproken. Deze opmerking geldt echter ook voor de communautaire kwestie. Deze laatste was ook afwezig in de verkiezingscampagne. Het gaat dus ook niet op om te stellen dat 43% van de Vlamingen voor separatisme stemde (al dan niet onder de noemer “confederalisme”).
Het afdoen van een ethisch-politiek geschil als een communautair geladen conflict is natuurlijk handig voor iedereen die de verschillen en de spanningen tussen Noord en Zuid in ons land wil aanwakkeren. Dit is een techniek die al bekend is sedert de koningskwestie en de volksraadpleging van 1950. Ook toen werd een scheiding tussen links en rechts al snel voorgesteld als een conflict tussen Vlamingen en Walen. Wij betwijfelen echter of deze manier om de zaken voor te stellen wel intellectueel eerlijk is. Laat ons vooral over de inhoud debatteren en de zaken in hun juiste context plaatsen. En die laatste is zeker niet altijd communautair.
Frédéric Amez is ondervoorzitter van B-Plus vzw, een beweging die zich inzet voor een federaal en vernieuwd België.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier