Wat als uw kind zich non-binair noemt? ‘Sommige centra grijpen te snel medisch in’
Twijfelen aan je genderidentiteit: het is een groot issue onder jongeren. Hoe komt dat? Hoe ga je ermee om als je kind zich non-binair noemt? En hoever moet je meegaan in medische ingrepen?
‘Kunnen zijn wie je bent, dat verdient iedereen’, het was eind vorig jaar de slogan van De Warmste Week. De solidariteitsactie van de VRT stak onder meer non-binaire mensen die getuigden over hun genderissues een hart onder de riem. Non-binair zijn betekent dat je je niet thuis voelt in de klassieke categorieën man of vrouw. Ze zijn kennelijk met velen, de non-binaire jongvolwassenen die weigeren te kiezen tussen M/V. Ze vragen erkenning voor een identiteit tussen beide geslachten in. En die kan al eens schuiven.
Laten we het maar toegeven: het is ingewikkeld. Zelfs mensen uit de lgbtqia+-gemeenschap zijn het onderling niet altijd eens over de definities van de categorieën. Lgbtqia+ staat voor lesbian, gay, bisexual, transgender, intersex, asexual ‘en andere’. De eerste drie zijn oude bekenden. Transgender betekent dat je voelt dat je genderidentiteit anders is dan het biologische geslacht dat bij je geboorte werd vastgesteld op basis van de fysieke geslachtskenmerken. Dat staat dus los van seksuele voorkeur. Intersex zijn personen die geboren worden met geslachtskenmerken die niet eenduidig zijn. En asexual zijn de groep mensen die zelden of nooit zin hebben in seks. Daartussen missen we nog de q. Die staat voor queer, ook wel genderqueer, gender non-conform, agender, genderfluid, bigender of non-binair genoemd.
Adolescenten zijn per definitie queer. Het is hun taak om de dingen ter discussie te stellen, en om de samenleving een geweten te schoppen.
Jens De Vleminck, KU Leuven
Sommige, maar niet alle non-binaire mensen voelen zich transgender. Een deel van hen zoekt medische hulp. Dat gaat van hormoontherapie tot borstamputaties en genitale aanpassingen, in de hoop hun lichaam en de beleving van hun gender beter te laten sporen. Anderen blijven weg van de medische kant, en tonen hun non-binariteit in hun kledij, kapsel of andere uiterlijkheden. Er zijn er die de gangbare voornaamwoorden hij/zij, hem/haar beperkend of beledigend vinden en ijveren voor een uitbreiding naar die/hen/hun.
Buitenstaanders vinden de aandacht voor al die termen en categorieën al eens een vermoeiende zaak. Maar voor jongeren die ermee worstelen en voor hun ouders is ze heel acuut. De grote vraag is: hoever ga je er – familiaal en als samenleving – in mee?
Plotse stijging
Je kunt er niet omheen in de media: non-binariteit is een sociaal issue. Veel meer dan vroeger. Wat is er aan de hand? De cijfers geven enige duidelijkheid.
0,5 tot 4 procent van de volwassen bevolking is transgender. Van hen is naar schatting 20 à 30 procent non- binair. ‘Tot voor enkele jaren zagen we maar sporadisch non-binaire personen in de transgenderkliniek’, zegt professor Guy T’Sjoen, arts en diensthoofd van het Centrum voor Seksuologie en Gender (CSG) van het UZ Gent. ‘In onze patiëntenpopulatie, waarvan een derde adolescenten zijn, waren er in 2017 en de daarop volgende jaren 2 à 2,5 procent non-binaire personen met vrouwelijk geboortegeslacht en 2,9 procent non-binaire personen met mannelijk geboortegeslacht. Vorig jaar zagen we iets anders: halfweg 2021 bestond 10 procent van de nieuw aangemelde patiëntenpopulatie al uit non-binaire personen met vrouwelijk geboortegeslacht tegenover 3,2 procent non-binaire personen met mannelijk geboortegeslacht.’ Voor het hele jaar 2021 kregen 468 personen een intake in het CSG, waarvan 56 non-binaire personen (16 met mannelijke geboortegeslacht en 40 met vrouwelijk geboortegeslacht. 6 van hen waren jonger dan 17 jaar).
Het team van de adolescentenafdeling De Kade van het Universitair Psychiatrisch Centrum van de KU Leuven organiseerde op 3 februari de studiedag ‘Kwier’ over non-binariteit en (trans)gendervragen bij adolescenten. Het bracht nationale en internationale experts samen om over de kwestie te debatteren. ‘Non-binariteit staat volop in de belangstelling, maar het fenomeen zelf is niet nieuw’, benadrukt hoofdverpleegkundige Jens De Vleminck, die de studiedag samen met kinder- en jeugdpsychiater Indra Struyven op het getouw zette. ‘Het queerdenken is in de jaren negentig ontstaan, als een poging om zich af te zetten tegen het dominante heteronormatieve denkkader.’ Voor alle duidelijkheid: heteroseksualiteit is lang niet altijd dé sociale norm geweest. Als identitair concept en als norm ontstond het pas in de negentiende eeuw.
Zoals iedereen die ooit adolescent is geweest weet, is opgroeien een ingewikkelde zaak. Twijfels over de seksuele identiteit zijn in die jaren schering en inslag. Volkomen normaal, vinden de psychologen van De Kade. ‘Adolescenten zijn per definitie queer. Het is hun taak om de dingen ter discussie te stellen, en om de samenleving een geweten te schoppen’, benadrukt De Vleminck. ‘Dan is het geen toeval dat sommige adolescenten, vanuit hun zoektocht naar een identiteit, hun non-binariteit cultiveren. Het is een spel. ’s Morgens meisje, ’s avonds jongen. Wel, laat ze die ruimte.’
Rolmodellen
Als het thema niet nieuw is, waarom is het vandaag dan zozeer aanwezig? ‘De wereld heeft af te rekenen met veel grotere problemen, zoals de klimaatopwarming, ongelijkheid en de pandemie, waartegen de mens zich doorgaans machteloos voelt’, zegt psycholoog Rudy Vandenborre van De Kade. ‘Daarom focussen we liever op onszelf en onze identiteitskwesties, en krijgen die de volle aandacht. Mensen houden zich bezig met de maakbaarheid van het geslacht om zo toch vat te krijgen op de samenleving, en zelfs op de taal.’
Bijna vanzelfsprekend spelen de klassieke media een rol. ‘Er is zo veel aandacht voor non-binariteit en gendervragen dat het een probleem wordt voor kwetsbare jongeren’, zegt Vandenborre. ‘Om de twee dagen verschijnt er wel iets over genderactivisme in de pers. Adolescenten riskeren daaronder te lijden, want hun worsteling met identiteit, die van alle tijden is, dreigt voor hen – al dan niet versterkt door een onderliggende kwetsbaarheid – iets concretistisch te worden.’ Anders gezegd, ze nemen de begrippen letterlijk. Zoals: ik ben non-binair, dús mijn borsten moeten eraf.
‘De zorgsector heeft non-binariteit de laatste jaren steeds meer omarmd, en juridisch is er meer mogelijk qua voornaamswijziging of geslachtsaanduiding’, weet T’Sjoen. ‘En wanneer er getuigenissen in de pers verschijnen, hebben we kort daarna gegarandeerd meer aanmeldingen.’ Ook rolmodellen hebben een invloed. Herinner u klimaatactiviste Anuna De Wever, die in Knack vertelde: ‘Ik ben geen jongen, ik ben geen meisje, ik ben Anuna.’ Daarmee kreeg non-binariteit in Vlaanderen een gezicht. T’Sjoen: ‘Mogelijk zijn er meer non-binaire rolmodellen met een vrouwelijk geboortegeslacht.’
Nog een mogelijke verklaring is de impact van sociale media. ‘Jongeren zoeken en vinden daar heel veel informatie. Ze kunnen zich in enkele dagen tijd een identiteit aanmeten en kennen alle argumenten die erbij horen’, stelt Vandenborre vast. De Britse psychiater David Bell formuleert het scherper: ‘Sommigen zoeken hulp op sociale media omdat ze zich slecht in hun lichaam voelen, en raken verstrikt in een community die hun gevoelens bevestigt.’ De Amerikaanse arts-wetenschapper Lisa Littman onderzocht de rol van sociale media bij genderdysforie, zeg maar: het gevoel in het verkeerde lichaam te zijn geboren, op basis van 256 ouderrapporten. Ze kwam tot de conclusie dat de meeste (65 procent) meisjes hun genderdysforie in de adolescentie ontdekten na een periode van langdurige onderdompeling in sociale media. Ze stelde ook vast dat transgenderidentificatie in sommige vriendinnengroepen meer dan 70 keer vaker voorkomt dan gemiddeld. Littman lanceerde de term ‘rapid onset gender dysphoria’ (ROGD), wat zou duiden op transgenderidentificatie veroorzaakt door de invloed van peers en sociale beïnvloeding. Haar studie zorgde voor deining in de academische wereld. In 2021 werd ze negatief beoordeeld door de American Psychological Association, de American Psychiatric Association en het Journal of Pediatrics.
Diepere issues
De adolescentie speelt in dezen wel degelijk een rol, vindt David Bell. Het besef dat je transgender bent, ontstaat doorgaans vroeger: aan het begin van de puberteit, zo rond je twaalfde. ‘Als mensen pas vanaf hun adolescentie gaan twijfelen, moet je toch beducht zijn voor mentale problemen’, zegt Bell. ‘Heel vaak lossen die laat ingezette genderissues op wanneer een onderliggende problematiek wordt aangepakt met psychotherapie.’ Kinder- en jeugdpsychiater Karlien Dhondt, gespecialiseerd in genderproblemen en aan het werk in het CST Gent, is het daarmee eens. ‘Psychotherapie is dé rode draad in de begeleiding van non-binaire jongeren. Wij onderzoeken en behandelen altijd eerst het psychische voordat er sprake kan zijn van medisch ingrijpen. Eerst een jaar therapie lijkt me wenselijk. Want medische ingrepen zijn doorgaans onomkeerbaar.’
Het valt op dat de grote toename van de aanmeldingen bij het UZ Gent en de cijfers van Littman zich toespitsen op meisjes. ‘Er zijn geen wetenschappelijke aanwijzingen dat er meer non-binaire personen met vrouwelijk geboortegeslacht zouden zijn. Daar is meer langetermijnonderzoek voor nodig’, nuanceert Joz Motmans, coördinator van het Transgender Infopunt en docent genderstudies aan de Universiteit Gent. Hij ziet wel een andere verklaring voor de toename bij meisjes: ‘Personen met een vrouwelijk geboortegeslacht zoeken mogelijk sneller hulp, en ook op jongere leeftijd, dan degenen met een mannelijk geboortegeslacht.’
David Bell wijst op een overlap tussen non-binariteit en psychiatrische problemen, voorál bij meisjes. ‘Opvallend veel meisjes die zich outen als transgender zijn in het verleden het slachtoffer geweest van seksueel geweld, werden misbruikt als kind, lijden aan posttraumatisch stresssyndroom, depressie of autismespectrumstoornis. Daar is onderzoek naar gevoerd.’ Bell benadrukt dat het niet altijd zo is – ‘anders word ik weer als transfoob weggezet’ – maar dat het wel een mogelijke verklaring biedt voor de opvallende toename van non-binaire personen met vrouwelijk geboortegeslacht die wereldwijd wordt op- gemerkt. ‘We leven in een misogyne maatschappij, waarin sekswerk normaal gevonden wordt en jonge vrouwen die seksisme aanklagen daarvoor beschimpt worden. Jonge vrouwen willen niet meer kwetsbaar zijn.’
Vanaf 10 jaar
Is het in dat licht dan verstandig om medisch in te grijpen? David Bell en Karlien Dhondt merken in de praktijk hoe jongeren erop aandringen om de stap te zetten, bijvoorbeeld met hormonenkuren. Ook sommige ouders zetten dan druk. Bell: ‘De maatschappelijke aanvaarding van transgenderisme is op zich een goede zaak. Maar je riskeert daardoor complexe mentale problemen te verengen tot genderproblemen omdat die cultureel meer aanvaard worden. Daar moeten we ons goed van bewust zijn.’
Er zijn centra die heel snel tot medische ingrepen overgaan. Dat is bijzonder jammer.
Rudy Vandenborre, psycholoog bij De Kade
‘Sommige ouders zijn bang om hun kinderen iets te misgunnen’, zegt Rudy Vandenborre. ‘Ze krijgen het gevoel onmiddellijk te moeten meegaan met wat zoon of dochter vertelt. Soms wil men hun worsteling metéén oplossen, desnoods met medische ingrepen. In plaats van hen voldoende tijd te gunnen.’
Tijd is cruciaal, weet Vandenborre. ‘Er zijn centra die heel snel tot medische ingrepen overgaan, en dat is bijzonder jammer. De medicalisering en psychologisering beknotten de vrijheid van zoekende adolescenten. Ze verdienen net meer vrijheid in hun ontwikkeling.’
Ook in het transgendercentrum van de Vrije Universiteit Amsterdam zagen ze de voorbije jaren een opvallende toename van het aantal aanmeldingen. ‘Sinds 2013 zien we zelfs een exponentiële toename’, stelt psycholoog Luk Gijs, als Vlaming werkzaam in het Amsterdamse centrum. ‘Er wordt te veel gefocust op de kleine groep non-binaire personen die medische hulp vragen’, vindt hij. ‘De meerderheid wil dat helemaal niet.’ Die kleine groep kan sinds eind de jaren 1990 in Amsterdam terecht voor een hormonale behandeling, en dat vanaf de leeftijd van 10 jaar. ‘Bij het begin van de puberteit kunnen we puberteitsremmers geven, en vanaf 15 jaar een genderaffirmatieve hormonale behandeling’, legt Anna van der Miesen, kinder- en jeugdpsychiater van de Vrije Universiteit Amsterdam uit. ‘Uiteraard beginnen we altijd met een toegangsgesprek en een evaluatie.’
Gijs en Van der Miesen bevestigen dat er kritiek is op die aanpak omdat er weinig gecontroleerde studies over langetermijneffecten zijn. Gijs: ‘Bij de kinderen en jongeren die hier medisch behandeld worden, was het anders-zijn al zichtbaar in de kindertijd en groeide met het opgroeien het besef transgender te zijn. De gemiddelde leeftijd van aanmelden in ons centrum is 12 jaar. Wij gaan heel zorgvuldig te werk, en baseren ons op overleg met de patiënt.’
Ook het Genderteam in Gent heeft een uitgebreide expertise in de zorg voor transgender personen. ‘We gaan héél voorzichtig om met vragen van non- binaire personen’, benadrukt Guy T’Sjoen. ‘Sommigen vinden genoeg informatie en ondersteuning in een psychologisch consult. Anderen hebben vragen over lichamelijke vervrouwelijking of vermannelijking. Elke vraag naar lichamelijke verandering wordt grondig besproken. Temeer omdat de kennis over non-binariteit en de voorgestelde hormonale schema’s nog relatief beperkt is, en de vraag van de patiënt verderop in de tijd nog wat kan nuanceren. Wij zijn dus nooit gehaast om medisch in te grijpen.’
Welke hormonale vragen hebben non-binaire personen zoal? ‘Non- binaire mensen met vrouwelijk geboortegeslacht willen bijvoorbeeld geen menstruaties meer, of een lagere stem’, zegt T’Sjoen, die endocrinoloog (specialist in hormoonsystemen) is. ‘Dat kan met een testosteronbehandeling, maar daarbij moeten ze rekening houden met tegelijk meer lichaamsbeharing of net hoofdhaarverlies, wat ze vaak niet willen. We zijn heel voorzichtig en geven de voorkeur aan een korte, laag gedoseerde behandeling, of geven progressief oplopende doses over een langere periode als de virilisatie heel erg bevalt. Non-binaire mensen die willen feminiseren krijgen enkel oestrogeen, waardoor al een beetje borstontwikkeling ontstaat en de emotionaliteit wordt geaccentueerd, maar zonder anti-testosteronbehandeling zodat het libido niet beïnvloed wordt. Het is maatwerk.’
Toch maar niet
Maar wat als iemand zich op termijn bedenkt? ‘Non-binariteit persisteert niet altijd’, zeggen Karlien Dhondt en Lut De Rijdt, allebei psychiaters met expertise in de begeleiding van jongeren met genderproblemen. ‘Soms komt een jongere die koos voor een lichamelijke verandering daar later op terug. We kunnen dus niet voorzichtig genoeg zijn.’ De Rijdt herinnert zich het geval van een non-binaire adolescent met vrouwelijk geboortegeslacht die na twee jaar begeleiding besliste dat ze niet langer non-binair was. ‘Het was een intelligente persoon met de diagnose van autismespectrumstoornis. Ze was vastgelopen in mentale problemen en zat in een moeilijke thuissituatie na de echtscheiding van haar ouders. Na twee jaar psychotherapie zag ze af van een mogelijke medische behandeling. Vandaag maakt ze het goed.’
De Rijdt verwijst naar een groeiende groep personen die spijt hebben van hun transitie. Een zopas gepubliceerde bevraging van 100 personen (69 met vrouwelijk geboortegeslacht en 31 met mannelijk geboortegeslacht) met genderdysforie die een medische en/of chirurgische behandeling ondergingen en daar achteraf spijt van kregen, toont dat 55 procent vindt dat ze onvoldoende begeleid werden in de aanpak van hun psychische problemen. 49 procent ervoer complicaties van de behandeling. 24 procent vertelde de arts die de behandeling had uitgevoerd niet dat ze er spijt van hadden.
Uiteraard zijn er ook mensen die wel tevreden zijn over hun transitie en een gelukkiger mens zijn geworden. Maar haastige spoed is te vermijden, vinden de experts. Psychiater Lut De Rijdt, die het laatste woord kreeg op de studiedag Kwier, richtte het woord tot alle zorgverleners die betrokken zijn bij transgenderzorg. ‘Werk zo lang mogelijk psychotherapeutisch’, bezwoer De Rijdt. ‘Als therapeut moet je de medische aanpak van non-binariteit ter discussie durven te stellen, en niet bang zijn om als transfoob te worden weggezet.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier