Walter Pauli analyseert: Wouter Beke, de laatste christendemocraat

Wouter Beke (CD&V) op 12 mei 2022.
Wouter Beke (CD&V) op 12 mei 2022. © HATIM KAGHAT/BELGA MAG/AFP via Getty Images
Walter Pauli

Wouter Beke neemt dan toch ontslag als Vlaams minister van Welzijn. Dit zou weleens het einde van een tijdperk kunnen zijn voor de CD&V. Met de exit van Beke en voorzitter Joachim Coens verdwijnt de klassieke christendemocratie, mogelijk voorgoed.

De drama’s die zich de voorbije dagen bij de CD&V afspeelden, zijn zelfs naar de ruige Wetstraatzeden zelden gezien. Een partijvoorzitter én een minister die moeten opstappen, en dat uiteindelijk om een (bar)slechte peiling. De laatste Vlaamse partijleider die dit overkwam, moet Dirk Holemans (Agalev/Groen) zijn geweest in november 2003, dus bijna twintig jaar geleden. Onder Holemans deed Groen het niet goed in de peilingen. Hem werd een zwakke communicatie verweten, en intern een mank lopend leiderschap – Joachim Coens zal het wel erkennen. Na zes maanden op post mocht Holemans beschikken. Zijn commentaar destijds: ‘Ik heb gehoord en gelezen wat over mij is gezegd en geschreven. Het zou niet goed zijn zo naar de verkiezingen te trekken.’ Het lijkt wel alsof Wouter Beke toen aan het woord was. Een ontslag vanwege een tegenvallende peiling? Het kwam in bijna 20 jaar één keer voor.

Geen goodwill

Anders dan bij Holemans had het aangekondigde ontslag van Joachim Coens als partijvoorzitter niet eens een louterend of kalmerend effect. Niet in eigen rangen, niet bij de pers en de publieke opinie. Als minister van Welzijn lag Wouter Beke al onder vuur sinds de eerste zomer van de coronacrisis, in 2020. De tijd van goodwill was voorbij: hij slaagde er nooit meer in het tij te keren. Hij probeerde hoe dan ook het einde van de ambtstermijn te halen, maar dat is dus niet gelukt. Als minister raakte Beke alle krediet kwijt. Of het nu echt zijn schuld was of helemaal niet, of hij rechtstreeks verantwoordelijk was of ook weer niet, het werd hem altijd aangerekend. Tot het bittere einde: al weken riepen de verzamelde media om zijn ontslag, en toen hij zijn ontslag indiende, was het ook niet goed.

Al weken riepen de verzamelde media om zijn ontslag. En toen hij zijn ontslag indiende, was het ook niet goed.

En zoals dat gaat bij een partij in de problemen: zelfs met het ontslag van Beke zijn de problemen voor de CD&V niet opgelost, maar komen er op korte termijn alleen maar zorgen bij.

Een voorbeeld. De ontslagnemende voorzitter Joachim Coens zal een opvolger moeten aanduiden voor de ontslagnemende welzijnsminister Wouter Beke. Het aanduiden van ministers is in bijna alle partijen (met Groen als nadrukkelijke uitzondering) een van de echte, persoonlijke prerogatieven van de voorzitter. Kan Coens het maken om het team van de haast op het schild gehesen Sammy Madhi samen te stellen, zonder Mahdi daarin te kennen? Dat is haast ondenkbaar. Anderzijds: donderdagavond pas, dus ná het ontslag van Beke, besliste de CD&V-partijraad dat kandidaturen om Coens op te volgen nog tot 30 mei welkom zijn. Kan een partijvoorzitter het dan maken om in volle procedure één kandidaat zichtbaar voor te trekken? Het zijn vragen die de CD&V zich nog nooit hoefde te stellen. Alleen verkeert ze nu in de grootste crisis van haar bestaan. En dat vanwege één slecht maar statistisch niet relevant resultaat in één peiling, op basis van een kennelijk vrij beperkte internetenquête. Paniek alom. Niet dat er niets aan de hand was met Wouter Beke, maar de laatste weken was hij op géén fout betrapt. En toch kon zijn ontslag geen dag langer meer wachten.

Lees verder onder de video.

Zo kondigde Wouter Beke zijn ontslag aan als minister.

Het moeras

Door zich te ontdoen van hun eigen minister van Welzijn wilden de overgebleven gezagsdragers de CD&V sneller uit het moeras helpen waar ze na de verkiezingen in terecht waren gekomen. De parlementsverkiezingen van 2019 waren de slechtste ooit geweest voor de CD&V. Dan is het logisch dat er heftig en emotioneel wordt gereageerd. De interne kritiek werd gekanaliseerd in een (behoorlijk vernietigend) rapport van een ‘Groep van Twaalf’, de zogenaamde Apostelen. Vervolgens… werd het business as usual. De CD&V maakte deel uit van de Vlaamse en later ook de federale regering. Groot was de opluchting. Ook bij de rist ‘bevriende organisaties’ die je nooit hoort als de CD&V in moeilijkheden zit, maar die klaarstaat met eisenpakketten, wetsvoorstellen en kandidaat-kabinetsmedewerkers wanneer de CD&V aan de regeringstafels mag aanschuiven.

Er was bloed gevloeid en dús was het goed, in de aloude CVP-traditie.

Even leek het alsof de Grote Dagen van weleer terug waren. Eind januari 2020 schoof Laken plots justitieminister Koen Geens naar voren om de federale regeringsvorming af te werken. Alleen gebeurde dat zonder medeweten van enige partijvoorzitter, Joachim Coens inbegrepen. De hele CD&V was verbijsterd door de soloslim van ‘koninklijk opdrachthouder’ Geens. In wat mogelijk zijn last hurrah was, maakte Eric Van Rompuy brandhout van het gebeuren. De CD&V zou zich namelijk verbinden met de PS. Geen betere manier om de Vlaamse christendemocraten onder de wapens te roepen dan een verwijzing naar de Waalse socialisten (en de mogelijke toorn die dat zou opwekken bij de N-VA ). Geens kon binnen de veertien dagen inpakken, tot grote tevredenheid van zijn eigen partijgenoten. Er was bloed gevloeid en dús was het goed, in de aloude CVP-traditie.

Wouter Beke (CD&V) op 12 mei 2022.
Oude patronen

In de loop van 2020 begon de CD&V een toeschouwer te worden van de federale formatie. Joachim Coens zou nog eens mee opdraven aan de zijde van de liberale tandem Egbert Lachaert (Open VLD) – Georges-Louis Bouchez (MR). Van dan af namen ook aan Vlaamse kant liberale en socialistische toppolitici de formatie steeds nadrukkelijker in handen – twee partijen die óók de verkiezingen hadden verloren en nóg minder stemmen en zetels hadden binnengehaald dan de CD&V. De christendemocraten zaten erbij aan tafel. Sinds de torpedering van Koen Geens was de CD&V-top niet meer in staat om een heldere analyse te maken. Namelijk dat als de CD&V het niet deed, de N-VA wel bereid zou zijn om een confederaal akkoord te sluiten met de PS. Dat initiatief is te elfder ure verijdeld, vooral door een liberaal manoeuvre, waarna Alexander De Croo eerste minister werd.

Feit is dat de CD&V bleef denken en handelen volgens oude politieke patronen. Intussen zat Bart De Wever samen met zijn socialistische gelegenheidsvrienden Paul Magnette (PS) en Conner Rousseau (Vooruit) vrij concrete gesprekken te voeren over een blauwdruk voor een nieuw België. Dat zou de opvolger worden van de laatste grote ‘systemische’ staatshervorming, het Sint-Michielsakkoord van Jean-Luc Dehaene in 1992-1993, toen België officieel een federaal land werd. Dat was bijna ‘confederaal’ worden, en mogelijk komt het er na de verkiezingen van 2024 toch van.

Bloedarmoede

Was het een eerste teken van politieke bloedarmoede? Van een endemisch gebrek aan talent, een ‘mindere generatie’? Een partij die min of meer goed in haar vel zit, krijgt dan een flinke terugval maar kan zo’n dip wel overleven. Een partij die niet eens beseft hoe existentieel de crisis is, zit met een levensgevaarlijk probleem. Dat is wat de CD&V overkomen is.

Was het uit pure machtshonger dat men niet inzag dat de CD&V in de Vivaldi-coalitie (met twee socialistische, twee liberale partijen en één groene partij) voor het eerst in de buitenbaan van een federale regering zat? Haar aanwezigheid was rekenkundig niet eens nodig. In de Vlaamse regering is dat laatste wel het geval, maar de partij kan haar politieke gewicht (niet erg groot, met 19 zetels) niet verzilveren. Vlaams minister Hilde Crevits werkt al vijftien jaar ijverig maar bovenal loyaal. Benjamin Dalle mocht mediaminister worden, terwijl het Vlaamse regeringsakkoord al voorzag in het krimpscenario voor de openbare omroep. En Wouter Beke werd welzijnsminister omdat, zo werd woordelijk gezegd, ‘dit nu eenmaal een christendemocratisch departement is’. Dat leek dus veilige grond voor een CD&V’er. Het was de eerste en niet de laatste foute inschatting.

Dokterszoon met een brilletje

Merkwaardig eigenlijk dat het uitgerekend Wouter Beke overkomt. Hij werd geboren in 1974, het jaar dat Leo Tindemans campagne voerde met de slogan ‘Met deze man wordt het anders’. De toenmalige CVP behaalde onder voorzitter Wilfried Martens 39,9 procent van de Vlaamse stemmen, en zou bij latere verkiezingen in de jaren zeventig vlot boven de veertigprocentgrens gaan.

Een van Bekes grootvaders was een CVP’er, de andere een VU’er (de voorloper van de N-VA): kan het anders dan dat Wouter Beke een Vlaamsgezinde christendemocraat werd? Er zijn wellicht weinig toppolitici die het verleden en daardoor ook het wezen van hun partij zo goed bestudeerd hebben als Wouter Beke. In 2004 werd hij doctor in de sociale wetenschappen met een proefschrift over zijn eigen partij, met als titel De CVP tussen 1945 en 1968. Breuklijnen en pacificatiemechanismen in een catch-allpartij. Zo stond het er echt: een catch-allpartij. Het zou zijn grote bekommernis blijven: hoe kun je van de CD&V een partij maken waarin alle categorieën Vlamingen zich herkennen?

Er zijn weinig toppolitici die het verleden en daardoor ook het wezen van hun partij zo goed bestudeerd hebben als Wouter Beke.

Toen Beke zelf politiek actief werd, was de CVP net van naam veranderd in CD&V. Het was het beste teken van een identiteitscrisis – voor het eerst sinds 1959 was de CVP in 1999 in de oppositie geraakt, net omdat ze niet meer de catch-allpartij bleek te zijn die ze volgens haar zelfbeeld was. In die paarse oppositiejaren wisselde Beke de academische omgang met de politiek in voor een actieve rol als politicus. In 2001 werd hij gemeenteraadslid in het Limburgse Leopoldsburg, in 2003 werd hij nationaal ondervoorzitter van de CD&V, en in 2004 belandde hij in het parlement als senator. Datzelfde jaar rechtte de CD&V de rug. Yves Leterme had de paars-groene regeringspartijen een memorabele nederlaag toegediend door met zijn ‘Vlaamse kartel’ van CD&V en N-VA ruim (26,09 procent) de Vlaamse verkiezingen te winnen. Amper één jaar eerder waren de SP.A van Steve Stevaert en de VLD van Guy Verhofstadt nog de grote overwinnaars geweest van de federale verkiezingen, en verklaarden zij de oude CVP-staat dood en begraven. Eén jaar later bleek de christendemocratische falanx opnieuw springlevend, en bovendien Vlaamser dan ooit.

Hij sprak en dacht niet alleen als een christendemocraat, hij zag er ook zo uit.

Als rookie had de net 30-jarige Beke een flink aandeel in die winst. Je zou het de ‘dokterszoon met een brilletje’ niet meegeven, maar uit zijn koker kwam het woord ‘Respect’. Respect was in die tijd slang onder jongeren, én het deed het goed bij oudere Vlamingen die zich door de paarse bestuurders met al hun branie weleens respectloos aan de kant geduwd voelden. Voortaan gold Beke als een grote belofte, bovendien een van de slimsten van de klas. Hij sprak en dacht niet alleen als een christendemocraat, hij zag er ook zo uit. Met zijn bril en zijn netjes gekamde haar leek hij genetisch materiaal te hebben geërfd van Wilfried Martens – de CVP van de Grote Dagen liep vol met die ernstige types. Luc Van den Brande was zo iemand, vader Daniël Coens, Herman Van Rompuy, Jean-Luc Dehaene vanaf het moment dat hij minister werd en zijn rolkraag moest inwisselen voor iets wat leek op pak en das, of vergeten coryfeeën als Paul De Keersmaeker, André Bourgeois, Luc Martens, Jos Dupré, Tony Van Parys enzovoort. Samen met zijn partijgenoot Kris Peeters, van 2007 tot 2014 de laatste christendemocratische minister-president van Vlaanderen, zette Beke die vestimentair-politieke traditie verder. Of dat probeerde hij toch.

Gezichtsbedrog

Want het wás politiek gezichtsbedrog, de CD&V die zich gedroeg alsof Paars(-Groen) een vervelend intermezzo was geweest en verder niets had voorgesteld. Ja, er valt kritiek te geven op Paars(-Groen). Maar die coalities maakten wel duidelijk dat de twintigste eeuw voorbij was, ook qua politieke krachtsverhoudingen en de manier van aan politiek doen. Een politicus als Dehaene was een van de weinigen die dat begreep – ‘Ik ben een politicus van de voorbije eeuw’, zei hij al toen die eeuw nog niet helemaal voorbij was. En toen moest de digitale revolutie nog op snelheid komen.

De CD&V-top zag dat niet of te laat in. Vandaar dat zowel Yves Leterme als Marianne Thyssen genadeloos werd weggeblazen, en met hen de CD&V. In 2010 slaagde Bart De Wever erin om de N-VA in haar eentje meer stemmen (28,2 procent) te laten behalen dan het kartel CD&V-N-VA-kartel drie jaar eerder. De CD&V – zonder de hulp van de N-VA, zonder Yves Leterme ook – zag ineens hoeveel ze als zelfstandige partij echt waard was: een schamele 17,8 procent. Voor het eerst werd de CD&V een ‘middelgrote’ partij genoemd. Dat was het moment waarop Beke mocht overnemen als partijleider. Hij was vast van plan en vol goede wil om de loop van de geschiedenis bij te sturen.

Wouter Beke (CD&V) op 12 mei 2022.
De les van B-H-V

Eerst zou Beke tonen dat de CD&V kon doen wat de N-VA niet kon: de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde realiseren. Dat was in de jaren 2000 dé eis van de Vlaamse Beweging, en het was hét thema dat Paars had genekt ( ‘Vijf minuten politieke moed’ en het was gepiept, zo riep het Vlaamse kartel van Yves Leterme). Wat Leterme eiste, zou Beke doen. En hij deed het ook, samen met een rits andere partijvoorzitters. Tussen de verkiezingen van 2010 en de vorming van de regering-Di Rupo, einde 2011, werd B-H-V gesplitst en kwam er een nieuwe, zesde staatshervorming.

Bij die onderhandelingen verzamelde Beke oud en jong CD&V-talent. Dat CD&V-team slaagde erin zó veel geld en bevoegdheden voor Vlaanderen binnen te halen dat we vandaag zien waar critici toen al voor waarschuwden: dat er aan Franstalige kant en vooral in Brussel een geweldig financieringsprobleem dreigt. De geschiedenis is cynisch: dat nijpende geldgebrek (waarvoor Beke heeft gezorgd door Vlaanderen goed te bedienen) bracht Paul Magnette (PS) in 2021 – tijdelijk – aan de onderhandelingstafel met Bart De Wever. De geschiedenis is ook oneerlijk. Beke en de CD&V hadden oprecht applaus verwacht omdat ze de splitsing van B-H-V erdoor hadden gekregen. In plaats daarvan reageerde de Vlaamse publieke opinie onverschillig. Alsof B-H-V er nooit toe had gedaan, en het alleen maar een hefboom was geweest om het Belgische bestel uit zijn hengels te lichten. Door B-H-V te splitsen, was de Vlaamse Beweging haar speelgoed kwijt.

Verwacht als christendemocraat nooit applaus of oprechte steun van de Vlaamse Beweging.

Het was een harde les voor Beke, of het had er één kunnen zijn: verwacht als christendemocraat nooit applaus of oprechte steun van de Vlaamse Beweging. Daar steunt men, logisch, liever de N-VA en het VB. De christendemocratie van Martens en Dehaene was aan het einde van de vorige eeuw nog een noodzakelijk instrument geweest om bijvoorbeeld met het Sint-Michielsakkoord (maar ook met eerdere staatshervormingen) gewesten en gemeenschappen te kunnen oprichten, essentiële bevoegdheden over te dragen, een nieuwe grondwet te kunnen schrijven en te zorgen voor echte regionale parlementen en volwaardige regionale regeringen. Die tijd was voorbij.

Steden kwijt

Vanuit de oppositie hakte de N-VA als nieuwe ‘Vlaamse volkspartij’ tussen 2011 en 2014 keihard in op de federale regering-Di Rupo (een PS’er!), en dat deed elke Vlaamse regeringspartij pijn. Nochtans hield de partij van Wouter Beke vrij goed stand bij de lokale verkiezingen van 2012 – Beke zou dat trouwens herhalen in 2018. De CD&V bleef de partij van de lokale verankering, toch op wat vaak ‘het platteland’ wordt genoemd maar wat in werkelijkheid ook bestaat uit het grootste deel het Vlaamse ‘suburbanië’: al die gemeenten met verkavelingswijken vol Vlaamse fermettes en huizen in pastoriestijl, Spaanse haciënda’s, villa’s en de laatste jaren ook steeds meer opvallend gelijksoortige appartementen. Dat bleef onder het voorzitterschap van Beke in zekere mate CD&V-land.

Kent er eigenlijk één Antwerpenaar een goede slager op de Meir, waar je beuling zou kunnen kopen?

Zijn partij was toen de steden al kwijt. Politieke ontwikkelingen en sociologische veranderingen gingen hand in hand. In Gent werd de CVP al in 1988 uit het stadsbestuur gekieperd. In 1994 verloor de CVP de burgemeesterssjerp in steden als Leuven, Mechelen, Hasselt en Oostende. Later in deze eeuw vielen ook echte West-Vlaamse strongholds als Kortrijk en – tussen 2013 en 2019 – ook Brugge. In Antwerpen bleven de christendemocraten tot de jongste verkiezingen aan boord, zij het dat de partij in werkelijkheid amper nog een basis had. Dat werd pijnlijk duidelijk in 2019, toen de CD&V er niet eens 10 procent van de stemmen meer behaalde. In de caleidoscopische werkelijkheid van de nieuwe steden sloeg de CD&V als de partij van ‘het moedige midden’ – vintage Beke – helemaal niet aan. Waar zou dat ‘midden’ zich dan wel bevinden waarrond iedereen samentroept? Ergens rond de Antwerpse Meir, waar Kris Peeters beuling was geen kopen? Kent er eigenlijk één Antwerpenaar een goede slager op de Meir?

Heilloze strategie

Bij de parlementsverkiezingen van 2019 slaagde Beke erin om de CD&V een beetje te laten vooruitgaan, tot 18,6 procent. De bedoeling was om de N-VA ‘in het vizier te houden’ en beetje bij beetje de kloof te verkleinen. Maar de grote concurrent ging fors vooruit, tot 32,5 procent. Kris Peeters kon geen minister-president meer blijven – dat werd N-VA’er Geert Bourgeois – maar kreeg wel de functie aangeboden van eerste minister in de federale regering. Tot verbijstering (en woede) van Bart De Wever weigerde de CD&V dat aanbod: ze koos voor een Europees commissariaat voor Marianne Thyssen.

De partij die zich wilde heruitvinden als ‘de grote verbinder’ van de Vlamingen ontpopte zich als de vechtjas van de Wetstraat.

De CD&V liet Peeters los als vicepremier, als een eersteklas opposant tegen de N-VA binnen de Zweedse regering. Een partij die zich wilde heruitvinden als ‘de grote verbinder’ van de Vlamingen (om de tegenstelling te maken met de ruziezoekende N-VA) ontpopte zich als de vechtjas van de Wetstraat. Het bleek een heilloze strategie die niet alleen funest was voor de CD&V, maar voor elke partij die nog min of meer aan politiek probeerde te doen volgens geëigende stramienen en wetmatigheden. Bij de verkiezingen van 2019 waren er véél verliezers, en amper twee winnaars: een herboren VB en de PVDA, die voor het eerst de kiesdrempel haalde. Zeker de partijen die ooit ‘staatsdragend’ waren en nadien ‘klassiek’ werden genoemd, kregen klappen. Ze werden te klein om in hun eentje nog echt belangrijk te zijn.

Stoelvastheid

Na bijna tien jaar partijvoorzitterschap had Wouter Beke geen echte excuses meer. Niet voor zijn achterban en wellicht ook niet voor zichzelf. Zijn strategie was mislukt, en dat kwam ook door foute tactische keuzes, zoals de eindeloze reeks oorlogjes waarin Kris Peeters zich had laten meeslepen – tot Bart De Wever besloot dat het welletjes was geweest. Vóór zijn Antwerpse campagne genoot Peeters een ijzersterke reputatie, nadien was zijn rug gebroken. De CD&V deelde in de klappen.

Om een of andere reden wilde Beke niet doen wat Jos Geysels wel had gedaan toen Agalev in 2003 zo zwaar verloor dat het bestaan van de partij werd bedreigd. Of wat Open VLD-voorzitter Bart Somers deed na de Vlaamse verkiezingen van 2009. Of CD&V’ster Marianne Thyssen in 2010. Te weten: de functie ter beschikking stellen aan de partij. Beke was daarin niet de enige. SP.A’er John Crombez en Open VLD’ster Gwendolyn Rutten wilden na de verkiezingen van 2019 doen wat alleen Wouter Beke lukte: het falende voorzitterschap vaarwel zeggen, maar wel in ruil voor een eigen ministerspost.

Wellicht is ook dat een teken van het einde van een politiek model. Wellicht verklaart het mee waarom Beke na aanhoudende kritiek ook geen ontslag nam als minister van Welzijn. Vroeger waren de klassieke partijen groot genoeg om een politicus die moest terugtreden in de schaduw op adem te laten komen. Leo Tindemans trad als premier af in 1978 en kwam als minister van Buitenlandse Zaken terug in 1981. Hij deed dat in de regering-Martens, die in 1980 ook één jaar verplicht sabbatical had moeten nemen van de regering. Mark Eyskens verving Martens toen als premier – hij hield het niet één jaar vol. Guy Verhofstadt trok zich in 1994 terug in Toscane om te herbronnen. In 1999 werd hij de eerste Vlaamse liberale premier sinds de oprichting van België. Frank Vandenbroucke (Vooruit) zal de uitzondering op de regel zijn – hij verruilde in 2009 de politiek voor een academische loopbaan, tot hij in 2021 door Conner Rousseau werd teruggevraagd.

Zeker bij de CD&V is de standaardregel tegenwoordig: ‘opgestaan, plaats vergaan’.

Maar zeker bij de CD&V is de standaardregel tegenwoordig: ‘opgestaan, plaats vergaan’. Tot 2013 was Steven Vanackere vicepremier en minister van Financiën in de regering-Di Rupo. Hij nam ontslag vanwege van het Arcodossier, en is nooit meer echt in aanmerking gekomen voor een politieke topfunctie (Beke kent de ins en outs van die zaak als geen ander: hij was toen al partijvoorzitter). Is er nog iemand die denkt dat ex-landbouw en -leefmilieuminister Joke Schauvliege ooit terugkeert in de Vlaamse regering na haar ontslag in 2018? En nog erger is het lot van heren die ooit de machtigste mannen in hun partij waren. Yves Leterme behaalde in 2007 bijna een miljoen voorkeurstemmen. In 2010 was hij al niet meer gewenst als voornaamste electoraal boegbeeld van de CD&V. Nadat hij premier af was, kreeg hij functies te vervullen in Parijs en Stockholm. Vandaag werkt hij vooral in China. Sommige CD&V’ers zouden hem het liefst nog verder weg zien. Hetzelfde geldt voor Kris Peeters. Hij belandde in 2019 in het Europees Parlement maar heeft intussen zitting – als ex-politicus – in de Europese Investeringsbank.

Alsof de CD&V in dit uur van hoge nood niet alle beschikbare talenten zou kunnen gebruiken. Als het al niet in een verkozen functie is, dan toch als ‘schermgezichten’: politici met ervaring en een zekere naamsbekendheid die zich inspannen om de partij sterker te maken.

Verjonging

Naast kleinmenselijke afrekeningen speelt natuurlijk ook de noodzakelijke verjonging mee in de steeds ruwere omgang met gevallen politieke coryfeeën. Bij de CD&V voltrekt zich een de totale ommekeer. Het feit dat niet alleen Sammy Mahdi de meest waarschijnlijke naam is als nieuwe CD&V-voorzitter, maar dat ook het Limburgse Kamerlid Nawal Farih genoemd wordt als een ernstige kandidaat om Beke op te volgen, is een teken aan de wand. Een tandem Mahdi-Farih om de uitdagingen in de Vlaamse zorg aan te pakken: het zou niet alleen een onuitgegeven duo zijn, het zou vooral een afspiegeling zijn van het razendsnel veranderende Vlaanderen. Niet toevallig in een voormalige mijngemeente als Genk zou Farih, samen met burgemeester Wim Dries, dan het hoofd moeten bieden aan kleppers als Zuhal Demir (N-VA) en Meryame Kitir (Vooruit).

Het Vlaanderen van 2022 is een ander land, zelfs in vergelijking met het Vlaanderen van 2010.

Onbewust zal ook Wouter Beke het wel beseffen: de tijd is voorbij voor politici van het type-Wilfried Martens. Het Vlaanderen van 2022 is een ander land, zelfs in vergelijking met het Vlaanderen van 2010, toen Beke CD&V-voorzitter werd. Herinnert u zich 2010 nog? Om één voorbeeld te geven: op 3 maart 2010 werd Sharia4Belgium opgericht, en was er niemand die in zijn diepste fantasie eraan dacht om een man als Sammy Mahdi te bombarderen tot voorzitter van de CD&V. En de journalist die in 2010 had geschreven dat binnen afzienbare tijd de PVDA in een peiling van De Standaard en de VRT groter zou zijn dan de CD&V, was onthaald op hoon en spot. En toch is het vandaag zo. Dat de CD&V daaruit haar conclusies begint te trekken, komt geen dag te vroeg.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content