Bruno De Lille Battaille
‘Waarom mag de ene school aan cherrypicking doen en moet de andere school met iedereen werken?’
‘Zou de kost van een leven lang armoede voor de maatschappij niet hoger liggen dan wat extra omkadering van die kinderen tijdens hun schoolcarrière?’, vraagt Bruno De Lille (Groen) zich af. Hij pleit voor een betere financiering van het onderwijs in Brussel.
Elk jaar opnieuw stelt de onderwijsinspectie op de symbolische datum van 1 april haar jaarlijks rapport, genaamd de Onderwijsspiegel voor. Dit jaar stond een onderzoek naar het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels gewest heel prominent in de kijker.
Jammer genoeg kreeg het Brussels Nederlandstalig onderwijs geen goede punten. “De realisatie van de onderwijsdoelen is voor een aanzienlijk deel van de Brusselse scholen een grote uitdaging”. Zo staat het zeer diplomatisch in het rapport.
Vragen bij het rapport
Je kunt natuurlijk een aantal vragen stellen bij het rapport. Zo is het niet duidelijk of er ook een groot verschil is tussen Brusselse scholen met veel kansarme kinderen en vergelijkbare scholen in Vlaanderen. We weten namelijk dat de leerwinst die die kinderen maken in veel gevallen niet voldoende is om ze op het niveau van hun middenklasse vriendjes en vriendinnetjes te krijgen. Het Nederlandstalig onderwijs verkleint de sociale kloof niet, dat weten we helaas al een hele tijd.
We weten ook niet hoe een Brussels middenklasse kindje scoort in vergelijking met een Vlaams kindje uit die groep. Persoonlijk, ik heb er zelf zo eentje rondlopen, denk ik dat dit heel erg meevalt als ik het niveau van mijn zoon en zijn vriendjes uit Brussel vergelijk met dat van mijn neefje uit Brugge. En ook de LVS toetsen die voor het hele GO! gehouden worden, tonen dat aan naar mijn aanvoelen.
Aanpak van kansarme kinderen
Het probleem zit dus vooral in onze aanpak van de kansarme kinderen. En daar hebben we er in Brussel heel veel van. Brussel kent een werkloosheid van meer dan 20%, 4 op 10 van de Brusselaars is arm of flirt met de armoedegrens, in 30% van onze gezinnen wordt noch Nederlands noch Frans gesproken, enz…
Het volstaat natuurlijk niet om het probleem vast te stellen. We moeten er nu ook iets aan gaan doen. En dan zijn er twee oplossingen die momenteel naar voor geschoven worden.
Een aantal Vlaamse partijen gaat voor de bedrijfsmatige aanpak. Als een afdeling slecht scoort, dan stoot je ze af. Voor je het weet sta je dan weer aan de top van de PISA-lijstjes en kan je overal gaan pochen met de goede naam van je scholen. Het zijn die partijen die ervoor pleiten om het Nederlandstalig onderwijs te reserveren voor de “echte” Nederlandstalige kinderen en al de rest naar het Franstalig onderwijs te duwen.
Probleem onzichtbaar maken
Hun redenering is dat die kinderen alleen maar voor onze scholen kiezen omdat de Franstalige scholen zo slecht zijn maar dat dat onze verantwoordelijkheid niet is. Zij spelen de zwartepiet door, maken het probleem onzichtbaar en doen dan alsof ze goed gewerkt hebben.
Het doet me denken aan een school uit mijn jeugd. Ze had een hele goede naam, ouders stonden in de rij om hun kind er binnen te krijgen en de doorstroom naar het hoger onderwijs lag heel erg hoog. Alleen mocht je er maar les volgen als je in het lager onderwijs minstens 70% haalde. Tja, zo is het niet moeilijk om als school mooie resultaten voor te leggen.
Vicieuze cirkel
Alleen zijn onze scholen geen bedrijven. Kansarme of (taal)zwakkere kinderen die niet toegelaten worden in de ene school, moeten in een andere opgevangen worden. Maar waarom mag de ene school zich permitteren om aan cherry-picking te doen en moet de andere school met iedereen werken? We stellen bovendien vast dat die scholen daarvoor dan niet voldoende middelen, ondersteuning en mensen krijgen om de extra omkadering en begeleiding die ze hun leerlingen zouden moeten kunnen geven, te bieden.
En zo komen we in een vicieuze cirkel terecht: de kinderen halen het niveau niet dat ze zouden kunnen halen, hun kansen op het vinden van werk dalen en zo komen veel van die kinderen als volwassene opnieuw in de armoede terecht. De Nederlandstalige Brusselaars zullen dan misschien trots kunnen zijn op “hun” scholen maar op straat zullen ze hun ogen niet kunnen sluiten voor deze problemen. Misschien moeten we dit wel eens bedrijfsmatig bekijken: zou de kost van een levenlang armoede voor de maatschappij niet hoger liggen dan wat extra omkadering van die kinderen tijdens hun schoolcarrière?
Evenwichtsdenken loslaten
Er is nog een tweede en enige echte oplosing. We moeten massaal gaan investeren in die scholen die met veel kansarme kinderen werken. Als men elders in Europa de sociale kloof via het onderwijs kan dichten, waarom zouden we dat dan in Brussel niet kunnen? Maar dat vraagt wel een engagement van de twee gemeenschappen (Vlaamse én Franse) die verantwoordelijk zijn voor ons onderwijs.
Tot nu toe bekeek men de investeringen in ons Brussels onderwijs veel te veel vanuit een Vlaamse of Waalse bril: de investeringen in Brussel mochten niet buiten proportie zijn. Ik roep op om dit soort evenwichtdenken achter ons te laten en veel meer resultaatsgericht te werken.
En dat betekent dat er op korte termijn massaal in het Brussels onderwijs moet geïnvesteerd worden. Wie dat na het lezen van deze Onderwijsspiegel nog niet heeft begrepen, die is van slechte wil en wil niet zien. De rekening krijgen we echter sowieso gepresenteerd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier