Waarom Joke Schauvliege wel ontslag moest nemen, en Theo Francken niet
Joke Schauvliege is niet de enige minister die het niet te nauw nam met de werkelijkheid: ook Jan Jambon ontwaarde ooit ‘dansende moslims’ die alleen hijzelf zag, en ook voormalig staatssecretaris en partijgenoot Theo Francken ging eerder uit de bocht. Waarom moest de CD&V-politica zo dringend weg en mochten de N-VA’ers gewoon doorgaan? Mogelijk hierom: omdat klassieke partijen als CD&V nog altijd volgens algemene regels handelen terwijl N-VA het eigen project boven alles stelt en daarom ook de eigen mensen rücksichtlos verdedigt.
De beelden waren op elk journaal en elke nieuwssite te zien: milieuminister Joke Schauvliege die in tranen uitbarst, CD&V-voorzitter Wouter Beke die troostend zijn arm op haar schouder legt. Het is inderdaad een illustratie van het harde politieke bestaan als een minister met tien dienstjaren op de teller toch nog live on tv onderuitgaat tijdens de persconferentie waarop ze haar ontslag aankondigt.
Onhoudbaar
Naar eigen zeggen was Schauvliege murw geslagen door een actiegroep die haar (en de drie andere klimaatministers die dit land rijk is) stalkt met duizenden mails & telefoonberichten. Dat is één debat: de kwestie van steeds brutalere actiegroepen – en middelen, en wat de grenzen zijn van dergelijk ‘burgeractivisme’. In de jaren dertig werd ook dát als problematisch ervaren: het persoonlijk belagen van politici en ministers door hun tegenstanders – niet door de kopstukken zelf, maar door groepjes overtuigden en ander anoniem voetvolk.
Toch is dat niet het echte debat over dit ontslag. Wat niét gezegd werd, niet door de CD&V-top noch door de Schauvliege zelf, is dat haar ontslag onterecht zou zijn. Zeker, Joke Schauvliege had zich geëxcuseerd om haar uitspraak dat de Staatsveiligheid haar had ingelicht over vermeende duistere krachten die de klimaatbetogingen zouden manipuleren. Dat neemt niet weg dat het kwaad was geschied. Ook zonder de brutale mail- en sms-actie van de rabauwen van ‘Act for Climate Justice’ was de positie van Joke Schauvliege politiek onhoudbaar geworden. Zeker nadat in een eerder uitzonderlijke geste de Staatsveiligheid officieel had laten weten dat er géén communicatie was geweest met de minister. Dat is een merkwaardige stap jegens een regeringslid, toch van een overheidsdienst die gespecialiseerd is in discretie.
Ontslag nemen is een inherent deel van de politieke stiel, zeker voor wie een uitvoerend mandaat beoogt als regeringslid.
Want de consequenties van die communicatie waren meteen duidelijk: Joke Schauvliege had gelogen of alleszins de waarheid niet gesproken. Hoe dan ook, volgens de klassieke leer van de ministeriële verantwoordelijkheid neemt een minister dan ontslag. Joke Schauvliege probeerde het kwaad nog te keren door diep door het stof te gaan met haar excuses, maar dat was niet voldoende. Niet voor een groot deel van de publieke opinie, en ook niet voor haar partij.
Leo Delcroix
Ontslag nemen is een inherent deel van de politieke stiel, zeker voor wie een uitvoerend mandaat beoogt als regeringslid. Hoe onverwacht dat ook gebeurt, en hoe onrechtvaardig het soms lijkt voor de betrokkenen. Toen Louis Tobback (SP) in september 1997 ontslag nam als minister van Binnenlandse Zaken na de dood van de uitgewezen asielzoekster, vonden velen dat hij niet moest gaan. Tobback hield voet bij stuk, en de regering-Dehaene II heeft toen een aantal regels op papier gezet die nog altijd gelden als richtlijn voor ministerieel ontslag. De cruciale paragraaf luidt als volgt: ‘Een ontslag dringt zich alleen op wanneer een persoonlijke fout werd begaan, wanneer de betrokken minister persoonlijk meent dat hij niet meer in de mogelijkheid is zijn ambt in goede voorwaarden uit te oefenen of wanneer het nodig is voor het voortzetten van het beleid.’
Een persoonlijke fout, dat is voor een beleidsfiguur vaak liegen, de waarheid niet zeggen, documenten achterhouden, niet (juist) communiceren over beslissingen. Een regeringslid dat de waarheid geweld aandoet, gaat in de fout en kan volgens de regels hierboven niet functioneren. In die zin was het ontslag van Schauvliege zéér logisch en eigenlijk onvermijdelijk, gezien de traditie van de invulling van de ministeriële deontologie in dit land – en de gebruikelijke sancties voor wie in gebreke blijft.
Dat geldt zelfs voor leugens of bewust zware fouten in de communicatie over zaken die niét rechtstreeks te maken heeft met het politieke optreden van een minister. Leo Delcroix (CVP) moest in december 1994 aftreden als minister van Defensie nadat het weekblad Humo zwart op wit aan het licht bracht dat hij Belgische postmannen had laten overvliegen om in het zwart te werken aan zijn villa in het Franse Bormes-les-Mimosas. Dat had het weekblad al langer geïnsinueerd, maar Delcroix had altijd ontkend. Dus had hij een probleem. Waarom? Ook over dit ontslag heeft toenmalig premier Jean-Luc Dehaene uitvoerig uitleg gegeven in zijn Memoires. Die cruciale passage over het afscheid van Delcroix begint met de zin: ‘Als dit waar was, had Leo dus gelogen.’ Dan behoeft niet veel nuance, nog altijd volgens Dehaene: ‘Hij had dat natuurlijk niet gedaan in het parlement, maar dat belette niet dat hij in het oog van de politieke en de mediastorm terechtkwam.’ Waarna hij uitvoerig ingaat op de interne discussie binnen de CVP: Leo Delcroix meende zich nog altijd eruit te kunnen babbelen, maar Dehaene zelf hield hem kort – vergeet niet dat Delcroix een van de belangrijkste CVP-ministers was, immens populair omdat hij kort daarvoor de legerdienst had afgeschaft. Dehaene: ‘Dat zal niet volstaan. Je moet deze keer al je kaarten op tafel leggen.’ Van het een kwam het ander, Humo dreigde met nog meer informatie af te komen, waaruit zou blijken dat Delcroix meer dan eens gelogen had, en uiteindelijk was het vicepremier Herman Van Rompuy die het Delcroix diets maakte wat de enige oplossing was: ‘Leo, ik denk dat je moet weggaan.’ Die zag dat uiteindelijk ook in: ‘Als dat zo is, neem ik ontslag.’ Hij nam een blad papier, schreef ter plaatse zijn ontslagbrief, en vroeg alleen van Dehaene dat die als eerste minister zijn waardering zou laten blijken voor het werk dat Delcroix had gedaan op het defensiedepartement. Dehaene: ‘Dat hoefde hij mij niet te vragen, dat zou ik in ieder geval met overtuiging doen.’
Waarom heeft de N-VA tijdens de Soedancrisis zéér duidelijk gemaakt dat er aan Francken niet te tornen viel?
De brief die Dehaene op 8 december 1994 in naam van Leo Delcroix in een muisstille plenaire vergadering van de Kamer van Volksvertegenwoordigers voorlas, zou copy paste de ontslagbrief van Joke Schauvliege vandaag kunnen geweest zijn, precies een kwarteeuw later (op de verwijzing naar het staatshoofd na, Delcroix was een federaal minister, Schauvliege maakte deel uit van de Vlaamse regering). Die inhoud van de cruciale brief was als volgt:
‘Mijnheer de eerste minister, ingevolge de recente persartikels is een dusdanig klimaat ontstaan ten aanzien van mijn persoon dat ik aanvoel niet langer behoorlijk te kunnen functioneren als lid van de regering. Ik vraag dan ook mijn ontslag als minister aan het staatshoofd voor te leggen. In mijn nieuwe situatie zal ik mij beter kunnen verdedigen tegen insinuaties en beschuldigingen die tegen mijn persoon werden geuit en die ik als bijzonder onrechtvaardig ervaar. Ik neem deze beslissing omdat ik mijn gezin en mijn familie wil beschermen tegen grove inbreuken in het privéleven en omdat ik de regering in staat wil stellen haar uitstekend werk ongehavend voort te zetten. Ik wens u, mijnheer de eerste minister, mijn waardering uit te spreken en te danken voor de uitstekende samenwerking. Met hoogachting en genegenheid.’
Dat de uitleg en de visie van Delcroix en Schauvliege, ondanks de vele jaren ertussen, zo dicht bij elkaar ligt, komt omdat zij – en hun partij, CVP nu CD&V – nog altijd het principe van de ministeriële verantwoordelijkheid op de klassieke manier invullen. Er zijn natuurlijk tegenvoorbeelden, bij de christendemocraten en elders. In 1991 neemt toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Mark Eyskens (CVP) géén ontslag, ook al is hij politiek verantwoordelijk voor het visum voor de terrorist Walid Khaled. Net zoals Laurette Onkelinx (PS) vijftien jaar later op Binnenlandse Zaken blijft zitten na de ontsnapping van de DHKP-C-militante Fehriye Erdal.
Maar het algemene beeld is anders: CVP/CD&V en de andere klassieke partijen hebben zich meestal aan de klassieke interpretatie gehouden, en ook de groenen volgden tot nu toe die lijn, toch als ze in een regering zaten. In 2000 moest Pierre Chevalier (Open VLD) opstappen uit de regering Verhofstadt I als staatssecretaris van buitenlandse handel, omdat het Zwitserse gerecht hem in een kader van zijn activiteiten in zijn privé-advocatenkantoor beschuldigde van samenwerking met een internationaal geseinde oplichter. Exit Pierre Chevalier, al werd hij vele jaren later vrijgesproken en ontving hij zelfs een schadevergoeding van 20.000 euro. In 2003 moest Anissa Temsamani (SP.A) zelfs ontslag nemen als staatssecretaris van arbeidsorganisatie en welzijn op het werk in de regering Verhofstadt II. Het al lang ter ziele gegane tijdschrift Deng was gestoten op een minuscule en in elk geval niet terzake doende fout in haar cv (ze had geschreven dat ze een kandidaatsdiploma had, wat dat toen ook voorstelde, terwijl ze die kandidatuur nooit had afgerond). Ze kon beschikken, ook al was ze amper 74 dagen in functie geweest.
Turteltaks
Het kon vaak nog veel harder. Hoe dikwijls moest een minister niet ontslag nemen omdat hij niets ‘fout’ heeft gedaan – niet gelogen, niet in aanraking gekomen met het gerecht – maar omdat hij of zij zich politiek in nesten had gewrongen? Magda Aelvoet (Agalev) was vicepremier van de regering-Verhofstadt I en liet in 2002 geen protest aantekenen toen het kernkabinet – in haar aanwezigheid – erg gecontesteerde wapenleveringen goedkeurde naar Nepal, wat bijzonder moeilijk lag bij haar eigen groene partij. In 2013 nam Steven Vanackere (CD&V) ontslag als vicepremier en minister van Financiën van de regering Di Rupo omdat hij erg gecontesteerde contracten verdedigd had tussen het ACW (de vleugel van de CD&V waartoe hij behoort) en overheidsbank Belfius (waarvoor hij als minister bevoegd was). De kritiek hield aan en Vanackere nam ontslag – niet omdat hij iets met die heisa te maken had, maar omdat de blijvende heisa volgens zijn eigen mededeling ‘niet in het belang was van het land en zijn partij’.
Een belaagde N-VA’er wordt van alle kanten bijgesprongen: door partijgenoten in de parlementen en de als ’trollen’ opererende stoottroepen in de N-VA-achterban die op sociale media doorgaans voor de aanval kiezen.
Ook dat begon steeds nadrukkelijker mee te spelen: ministers die ontslag moeten nemen omwille van het partijbelang. Dat was al zo in 1999 toen in volle verkiezingsstrijd de dioxinecrisis losbarstte. Dehaene – weer hij – gaf toe dat hij minister van Volksgezondheid Marcel Colla (SP) en minister van Landbouw Karel Pinxten (CVP) tot ontslag dwong als zoenoffer aan een woedende publieke opinie. Annemie Turtelboom (Open VLD) werd in 2016 door voorzitter Gwendolyn Rutten tot ontslag gedwongen als Vlaams minister van Energie en Financiën omdat de stuntelige invoering van de ‘Turteltaks’, en de volstrekt ontoereikende communicatie errond, zeer negatief afstraalden op de Open VLD, en op heel de Vlaamse regering. Ook dat argument heeft wellicht meegespeeld bij het ontslag van Joke Schauvliege: een raison d’état-afweging in het hoofd van CD&V-voorzitter Wouter Beke, die in een verkiezingsjaar niet wilde veroorloven dat zijn partij nog langer de risée van de publieke opinie zou zijn door Schauvliege als minister aan te houden.
Soedancrisis
Maar als de regels al bij al duidelijk zijn, en de pechstrook voor falende en zeker voor bijvoorbeeld niet (geheel) de waarheid sprekende regeringsleden zo smal, waarom heeft Bart De Wever tijdens de Soedancrisis dan Theo Francken de hand boven het hoofd gehouden. Waarom heeft de N-VA toen zéér duidelijk gemaakt dat er aan Francken niet te tornen viel? Want een afwijking van de Belgische geplogenheden is die houding natuurlijk wel. Zeker, Francken is een politieke sterkhouder. Maar de lijst van regeringsleden (waarvan een aantal in hun tijd ooit minstens zo belangrijk waren dan Theo Francken vandaag) die allemaal ooit ontslag namen voor affaires groot en klein, is ontzettend lang – naast de reeds beschreven gevallen van Louis Tobback en Leo Delcroix, hadden we het nog niet over bijvoorbeeld Frank Vandenbroucke (SP), Johan Vande Lanotte (SP), Stefaan De Clerck (CVP), Johan Sauwens (Volksunie), Yves Leterme (CD&V), Jo Vandeurzen (CD&V) – ‘uit solidariteit’ gevolgd door Inge Vervotte (CD&V) – om nog te zwijgen over het collectieve vertrek van les trois Guys (Guy Spitaels, Guy Coëme en Guy Mathot). Waarom golden voor Theo Francken andere regels dan het geval was en is voor het kruim van de vaderlandse politiek?
Want er waren in het najaar van 2017 wel degelijk gegronde redenen opdat Theo Francken op zijn minst zou hebben mogen overwegen om al dan niet ontslag te nemen als staatssecretaris van Asiel en Migratie, toch als hij zelf en de N-VA de regels even strikt zouden interpreteren dan de andere Belgische partijen dat deden en doen. In december 2017 kwam het tot een open crisis in de regering van Charles Michel rond de ‘repatriëringen’ of ’terugdrijvingen’ van een aantal Soedanezen naar Khartoem, een operatie die verliep in samenwerking met de veiligheidsdiensten van een regime met een bijzonder slechte score inzake mensenrechten. Een aantal Soedanezen verklaarde nadien ook dat ze bij aankomst meteen gemarteld waren.
Wat wist Theo Francken daarvan, of had hij kunnen of moeten weten? Had hij de procedures wel gevolgd? Had hij voortdurend open kaart gespeeld in de regering en aan het parlement? Deze en andere vragen waren in die dagen voorwerp van een wekenlang debat, waarbij Charles Michel openlijk zei dat hij ‘niet de minste dubbelzinnigheid zou accepteren’. Waarna de N-VA uiteindelijk helemaal geïsoleerd kwam te zijn van álle andere meerderheidspartijen, CD&V, Open VLD en dit keer ook MR inbegrepen. Bart De Wever dreigde: een exit van Theo Francken zou automatisch leiden tot het vertrek van de N-VA, en dus tot de val van de regering-Michel – toen wilde dat zogezegd nog niemand.
Nochtans bleek toen al dat de communicatie van Francken tijdens het verloop van de operaties en het debat nadien niet honderd procent sluitend was geweest. Nadat Francken onder meer daarvoor zijn excuses had aangeboden aan Charles Michel, sloot de premier deze kwestie af met het sibillijnse besluit: ‘Francken heeft niet de volledige waarheid verteld, maar hij heeft ook niet gelogen.’
Een voor allen, allen voor een
Francken bleef staatssecretaris, omdat de N-VA in principe géén ministers of regeringsleden laat vallen – toch geen figuren waarover de partij tevreden is, of wiens vertrek de N-VA zou verzwakken. Wat voor Wouter Beke ditmaal een geldige reden leek te zijn – partijbelang als het hoogste goed om het ontslag van Schauvliege toch door te laten gaan – is voor Bart De Wever in zo goed als alle omstandigheden waar, maar dan in omgekeerde zin: partijbelang primeert, altijd en overal. Pas als een minister of parlementslid zo ostentatief in de fout gaat dat de partij schade oploopt, zal die moeten verdwijnen – zie bijvoorbeeld het pas verkozen Kamerlid Kim Geybels, die zich in de zomer van 2010 als toeriste in Thailand samen met haar lief liet betrappen met drugs. Niet alleen haar reis was daarmee afgelopen, ook haar carrière bij de N-VA was meteen voorbij. Maar dat zijn de uitzonderingen, en het initiatief ligt in die gevallen bij de N-VA. Niemand vroeg in 2017 de verwijdering van de degelijke maar wat saaie N-VA’ster Elke Sleurs als staatssecretaris van Armoedebestrijding en Gelijke kansen. En dus kon Bart De Wever, om redenen die alleen de N-VA aangaan, haar op zijn gemak vervangen door de zoveel flamboyantere Zuhal Demir.
Maar als de buitenwereld druk uitoefent op een N-VA’er om op te stappen, is de kans veel groter dat die blijft dan dat die gaat. Ook al zijn er ostentatieve fouten begaan. De eerste die alle steun van zijn eigen partij kreeg, was Philippe Muyters toen die in 2010 als Vlaams begrotingsminister in de regering-Peeters II de waarheid niet had gesproken over het begrotingsdeficit. Dat was 200 miljoen euro groter dan eerst was gecommuniceerd. Vervelend voor Muyters was dat in gelekte mail van een kabinetsmedewerker gesuggereerd werd dat de minister het Vlaams Parlement bewust had voorgelogen. Muyters kwam ervan af met de uitleg dat het ging ‘om een beoordelingsfout van een kabinetsmedewerker’. Net als Joke Schauvliege zei Muyters ‘persoonlijk gebroken’ te zijn door de kritiek. Maar hij nam geen ontslag.
Toen de kritiek op Schauvliege begon aan te zwellen, werd die vooral mee aangeblazen door CD&V’ers.
Ook al is Theo Francken ‘maar’ federaal staatssecretaris, hij was en is voor zijn partij honderd keer belangrijker dan Vlaams minister Philippe Muyters. En dus bleef Bart De Wever zijn staatssecretaris steunen. Hij doet dat door de focus te verleggen van ‘fouten’ en ‘leugens’ naar ‘een beleid waar we achter staan’ en ‘maatregelen die juist zijn’ – ‘Ik twijfel niet aan Theo Francken. Vandaag niet, morgen niet en ook overmorgen niet.’ Tussen de lijnen erkende De Wever dat er wellicht fouten gemaakt zijn – maar die zijn geen reden voor ontslag: ‘Ik sta honderd procent achter hem’, zei hij in 2017 in Terzake over Francken. ‘Hij heeft misschien emotioneel gereageerd, maar hij probeert ook maar op te ruimen wat er was achtergelaten. Bij het minste wordt hij met de vinger gewezen.’ De Wever sprak ook van een ‘heksenjacht’. Vandaar dat Theo Francken aan het einde van de Soedancrisis zijn voorzitter ook uitdrukkelijk bedankte voor de steun: ‘Echte partijvoorzitters zijn zeldzaam, wij hebben er al vele jaren een hele echte.’
Het is een schoolvoorbeeld van de ‘right or wrong, my party’-mentaliteit. Bart De Wever verdedigt in alle omstandigheden de N-VA, en dus staat hij pal achter al zijn N-VA’ers. De Wever heeft nooit het begin van een indruk gegeven dat hij Liesbeth Homans, Johan Van Overtveldt of Steven Vandeput zou laten vallen toen die de voorbije legislatuur om totaal uiteenlopende redenen in het oog van een mediastorm terecht kwamen. Het is trouwens geen persoonlijke reflex van de N-VA-voorzitter alleen, het is een kwestie van partijcultuur. Een belaagde N-VA’er wordt van alle kanten bijgesprongen: door partijgenoten in de parlementen, maar ook door het legioen van ‘helfies’ en de als ’trollen’ opererende stoottroepen in de N-VA-achterban die op sociale media doorgaans voor de aanval kiezen. Ze verdedigen belaagde N-VA’ers het liefst door keihard in de tegenaanval te gaan tegen de critici van andere partijen.
Kritiek in eigen rangen
Ook dat is bij de andere partijen anders. Toen de kritiek op Schauvliege begon aan te zwellen, werd die vooral mee aangeblazen door CD&V’ers. Aanvankelijk was CD&V-jongerenvoorzitter Sammy Mahdi een van de eersten om Schauvliege in bescherming te nemen. ‘Ik ken nog politici die ongelukkige uitspraken hebben gedaan. Ik ken er weinig die zich daarvoor verontschuldigden’, schreef Madhi op zijn Twitter. Maar wanneer de druk op Schauvliege toenam, paste Mahdi zijn boodschap aan. ‘CD&V dreigt een hele generatie te verliezen. De jongeren verwachten een heel sterk signaal’, liet hij optekenen aan de Standaard. Het woord ‘ontslag’ is nog niet woordelijk uitgesproken, maar het hangt wel al in de lucht. Ook de eigen rank and file van de CD&V liet Schauvliege vallen. Neem de christendemocratische opiniemaker Mark Van de Voorde, oud-hoofredacteur van Kerk en Leven en ex-kabinetsmedewerker voor de laatste christendemocratische premiers, Yves Leterme en Herman Van Rompuy. Op Twitter liet deze CD&V’er boven elke verdenking geen twijfel bestaan over het lot dat hij Schauvliege toewenste: ‘Joke Schauvliege verzon leugens over de staatsveiligheid. Misbruik van Staatsveiligheid is voor een minister kapitale een fout. Kapitaal komt van ‘caput’, hoofd. Een minister die zo’n kapitale fout maakt, moet het hoofd leggen. Schauvliege moet ontslag indienen. Voorzitter Wouter Beke moet dat eisen.’
De N-VA heeft lak aan de idee van politiek als een vorm van onbevlekte ontvangenis van hogere ideeën en zuivere praktijken.
Om het nog erger te maken: Arno Kempynck, het gezicht van ‘Act for Climate Justice’ en dus de man die op tv de mail- en sms-actie tegen Schauvliege kwam verdedigen, was of is een van de kopstukken van de progressieve burgerbeweging ‘Hart boven Hard’. Het is een publiek geheim dat ‘Hart Boven Hard’ uitstekende relaties heeft met beweging.net, de voormalige christelijke arbeidersbeweging – niet toevallig is de zetel van ‘Hart boven Hard’ op hetzelfde adres in Schaarbeek gevestigd als het ACV, de christelijke mutualiteiten en de andere ‘ex-ACW’-organisaties. Volgens de website van ‘Hart boven Hard’ is Arno Kempynck trouwens nog altijd één van de twee officiële contactpersonen. Maar laat Joke Schauvliege óók behoren tot beweging.net – meer, ze maakt zelfs deel uit van het zogenaamde Politiek Comité, het besloten overlegorgaan van de top van beweging.net met de CD&V-ministers die zich tot dezelfde beweging erkennen (hier en daar leest men dat Schauvliege omwille van haar landbouwvriendelijke beleid ‘van de Boerenbond’ is, maar dat is niet zo: ze hoort bij beweging.net). Dus: zowel Arno Kempynck als Joke Schauvliege opereren beiden binnen de grote familie van de voormalige christelijke arbeidersbeweging. En toch is er niets dat Kempynck belet om, ditmaal met zijn petje van ‘Act For Climate Justice’-boegbeeld, een cruciale (bij)rol te spelen … in het ontslag van Schauvliege. En zeggen dat sommigen nog altijd een ongekend netwerk- en organisatievermogen toekennen aan deze ‘christelijke zuil’.
Het lijkt Absurdistan, maar zo functioneren wel de klassieke Vlaamse politieke partijen. Ze denken en handelen binnen de gekende en traditionele kaders die het laatst afgestoft werden in de tijd van Jean-Luc Dehaene. Ze proberen zo zuiver en principieel mogelijk aan politiek te doen, ook al gaat dat ten koste van de eigen mensen – en vervolgens onherroepelijk van de eigen macht. Dat geldt vandaag misschien nog het meest voor de SP.A. Voorzitter John Crombez heeft de voorbije jaren in het hele land socialistische schepen en burgemeesters met een zweem van ‘verdenking’ laten verstaan dat ze beter hun biezen pakken – dat gebeurde ook met kandidaat-burgemeester Tom Balthazar in Gent en burgemeester Hilde Claes in Hasselt. Crombez vindt de oude deontologische regels niet alleen juist, hij scherpt ze nog verder aan. Hij gaat er blijkbaar van uit dat de kiezer uiteindelijk wel waardering heeft voor een partij en politici ‘die hun verantwoordelijkheid’ nemen (versta: ontslag) bij zelfs maar het vermoeden van de kleinste fout – mogelijk is dat ook ingegeven om de aandacht af te leiden van de rol die ex-partijgenoten als Luc Van den Bossche speelden in schandaaldossiers als het faillissement van Optima, of een tijd achter zich te laten waarin twee VRT-journalisten Johan Vande Lanotte konden neerzetten als De Keizer van Oostende – die titel was niet bedoeld als compliment.
‘Een leeuwin kijkt niet om als de honden blaffen’
De N-VA heeft lak aan de idee van politiek als een vorm van onbevlekte ontvangenis van hogere ideeën en zuivere praktijken. Het kan niet veel gekker, maar op hetzelfde moment dat Schauvliege dinsdag in de steek gelaten werd door haar eigen christendemocratische partijgenoten, probeerde een belanghebbende top-N-VA’er als minister-president Geert Bourgeois de zaak zijn minister van Leefmilieu nog te dedramatiseren: ‘De uitspraken (van Schauvliege) waren ongelukkig, het is goed dat ze zich verontschuldigd heeft.’ Uitdrukkelijke steun was er ook van… Theo Francken – Francken is geen fan van de klimaatmarsen, en evenmin niet van de Vilvoordse CD&V’er Sami Mahdi. Dus tweette hij, ter attentie van Schauvliege: ‘De dolk kwam uit Vilvoorde, de jongeren kelen de moeder. Vader- en moedermoorden, het is blijkbaar sterker dan zichzelf bij oude machtspartij CD&V? Wat ben ik blij dat ik bij de N-VA zit. Houd moed, Joke. Een leeuwin kijkt niet om als de honden blaffen.’
Francken verwees er in zijn tweet al naar: N-VA reageert inderdaad helemaal anders dan de andere partijen. De N-VA vertrekt vanuit een gesloten verdediging, geeft geen krimp, staat achter zijn ministers, en maakt daar reclame mee: ‘Wij laten onze mensen niet vallen’. Versta: wie een fout maakt, hoeft toch niet afgemaakt te worden. Is het geen attitude die een behoorlijk aantal Vlamingen niet zou aanspreken? Wie onder ons is eigenlijk zonder zonden? Welke Vlaming verkocht in zijn professionele omgeving nooit een kleine leugen om bestwil? Wie ging al eens niet in de fout, en hoopt vurig dat dit ook een volgende keer geen reden is tot dwingend ontslag? Redenen tot ontslag zijn er vandaag te over: ontslag wegens te snel rijden, ontslag wegens eens een keer te veel gedrongen, ontslag wegens fout taalgebruik, wegens te laat op het werk, tegenwoordig ook ontslag wegens ‘grensoverschrijdend gedrag’ of om roken op het werk. Zeker, veel Vlamingen zijn streng voor ‘de politiek’, maar ze hebben ook medelijden met zichzelf, en vaak ook met in figuren waarin ze zich kunnen herkennen: den Theo, en waarom niet: ons Joke? Dit aspect van de N-VA doet zelfs denken aan een variant van de syndicale strijd: de rangen gesloten houden, pal achter de eigen mensen blijven staan. Is dat de warme, solidaire kant van een vaak zo harde partij?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier