Louis Ide (N-VA)

‘Waarom ik stiekem trots ben om een ‘conservatieve rechtse zak’ genoemd te worden’

Louis Ide (N-VA) Algemeen Secretaris van N-VA en arts.

‘Het brandmerk is ondertussen een geuzennaam aan het worden’, schrijft Louis Ide (N-VA).

Zo’n vijftien jaar geleden wilde niemand vereenzelvigd worden met het begrip ‘conservatief’. ‘Rechts’ was trouwens een goede tweede. Ik geef toe dat ik er toen, als gevolg van de pejoratieve bijklank die het woord in die tijd kreeg, ook ongemakkelijk bij liep als men mij het etiket ‘conservatief’ wou opplakken. Niet geheel onterecht, zou ik later merken.

Na de scheuring van de VU zetten zelfverklaarde ‘progressieven’ à la Bert Anciaux zich af tegen… de ‘conservatieven’. De sympathieke, goedlachse en af en toe huilende politici van ‘links’ tegenover de zure, conservatieve navelstaarders van ‘rechts’ die zich in de linkse verbeelding vooral ophielden met vendelzwaaien in de obligate lederhosen. Het hokjesdenken bestond toen ook al. En ook vandaag is het niet verdwenen. Vooroordelen kunnen voor wie er zich van bedient objectief lijken, maar wie er het voorwerp van uitmaakt, denkt daar anders over.

‘Waarom ik stiekem trots ben om een ‘conservatieve rechtse zak’ genoemd te worden’

Op het moment dat men een persoon of een beweging op zo’n manier brandmerkt, schrijft men ze af. Soms kan dat terecht zijn, maar je moet er verduiveld goed mee opletten. Te snel afschrijven duwt een beweging in een underdog-positie, wat dan weer kan leiden tot sympathie.

Ik herinner me nog levendig het essay van een jonge Bart De Wever uit 2003, over Edmund Burke in De Standaard. Dat essay, een scharniermoment – zo lijkt het nu wel – zou alvast de definitie van conservatisme een totaal andere, in Vlaanderen nieuwe invulling geven. De Wever legde toen tegelijk de fundamenten voor het project waar Vlaanderen volgens mij toen al naar snakte. Hij heeft dat als eerste aangevoeld, lang voor de tijd dat de dreiging van het terrorisme en de aanslagen ons zou doen beseffen hoe zwak we staan als samenleving in de verdediging van de waarden die ons verbinden.

Geuzennaam

In die zin ben ik er tegenwoordig wel stiekem trots op als sommigen mij als ‘conservatieve rechtse zak’ bestempelen, het voelt de laatste tijd zelf aan als een teken dat je iets goed aan het doen bent. Het brandmerk is ondertussen een geuzennaam aan het worden. Een groot deel van de bevolking weet immers wel degelijk hoe ontvoogdend een sterke identiteit met bijhorende normen en waarden wel niet kunnen werken.

Het lijkt soms alsof de politieke linkerzijde niet veel geleerd heeft van de groei van onze partij. Ze staren nog steeds naar rechts als konijnen naar een lichtbak. Kijk nu naar de verkiezing van Donald Trump. Als men onverkort op dit elan doorgaat en om de haverklap al wat enigszins rechts of conservatief is ‘ranzig’ blijft noemen of als ‘op zijn trumps’ bestempelt, ontwikkelt zich wellicht een nieuwe geuzennaam.

Hoeveel stemmen heeft Trump niet gewonnen net omdat men hem een extreemrechtse zak noemde en hem compleet afschreef? De reductio ad hitlerum heeft de man alleen maar populairder gemaakt.

Te pas maar vooral te onpas met grote woorden waarschuwen voor de terugkeer van ‘de jaren 30′, dat kan ook averechts werken. Zowel in de VS als hier. Want ook hier is een grote zwijgende meerderheid, die op zo’n uitspraken reageert in het stemhokje. En dan kan een volgende verkiezingsuitslag opnieuw een verrassing zijn, zeker voor zij die deze uitslag gevoed hebben met een ‘reductio ad trumpium’.

Gemeenschapszin

Want ook bij ons heeft het continue brandmerken van de N-VA meegespeeld in het succes van de partij. ‘De Vlaming’ houdt van de underdog. Dat klopt. Maar als men verder ook beweert dat de N-VA als een koekoeksjong de CD&V het nest uitjoeg, is dat fout. Het kartel was hoogstens een vehikel, een overlevingsboei, maar het is nooit essentieel geweest voor het succes van de N-VA. Het is in essentie de beginselvastheid van de partij die tot het succes heeft geleid. Ook al verschuiven bepaalde thema’s naar voor en andere mutatis mutandis naar achter, de partij blijft verenigd rond dezelfde waarden.

De Vlaming is geen individualist, collectivist noch personalist. Het succes van N-VA bij de laatste verkiezingen appelleert aan iets anders. N-VA is voor mij de volkspartij die ze claimt te zijn. Als we dan toch in hokjes moeten denken, zit politicoloog Carl Devos er nog het dichtste bij. Hij omschrijft de kern van onze partij als compassionate conservatism. Wanneer hij het conservatisme van Edmund Burke bedoelt en het compassionate gedeelte niet reduceert tot een Amerikaans charity-gegeven, dan klinkt die omschrijving lang niet slecht.

Een groot deel van het succes ligt hem in het feit dat ‘de Vlaming’, voor zover die bestaat, en wellicht bij uitbreiding de Europeaan, naar gemeenschapszin snakt. Een gemeenschap met normen en waarden, rechten en plichten, waarin het individu zich kan ontplooien in relatie tot de ander. Het kostbare weefsel, weet je wel. Die gemeenschap staat dan wisselend in een Vlaams en in een internationaal kader, maar steeds met respect voor de waarden van de Verlichting.

Het gaat hier wel degelijk over een gemeenschapspartij die ondernemen hoog in het vaandel voert, maar de excessen van het kapitalisme verfoeit. Dat betekent dat N-VA dan wel niet socialistisch is, maar wel sociaal en ethisch vrij progressief. Of zoals het Duitse CSU het stelt: zij gaan voor “Laptop und Lederhosen”, oftewel: traditie én moderniteit. Zo’n conservatieve zakken kunnen we dan toch niet zijn.

Maar leg dat maar eens uit aan voor wie rechts nog altijd een scheldwoord is.

Partner Content