Waarom het voor ouders zo moeilijk is om een ‘horrorcrèche’ te herkennen
Opnieuw komen schokkende verhalen boven over ‘horrorcrèches’. Kan ik als ouder zo’n crèche herkennen? ‘Bijzonder moeilijk’, zegt hoofddocent Gezinspedagogiek Michel Vandenbroeck (UGent). ‘Alleen de structurele kwaliteit kun je controleren.’
Peuters die met hun hoofdje in het toilet worden geduwd, hard worden geslagen of eten door de strot krijgen geramd. Dat kinderdagverblijf ’t (B)engeltje in Oudenaarde niet al veel vroeger werd gesloten, lijkt onbegrijpelijk. Opmerkelijk genoeg denken net de ouders van de getroffen kinderen daar soms heel anders over. Sterker nog: een aantal ouders startte meteen een petitie tégen de sluiting van het bewuste kinderdagverblijf.
Professor Michel Vandenbroeck is niet verrast door die vorm van protest. In zijn onlangs verschenen boek Negen is te veel schrijft hij dat er geen verband is tussen de kwaliteit van een crèche en de (on)tevredenheid van de ouders. Dat klinkt gekker dan het is. De essentie van de kwaliteit, zo stelt Vandenbroeck, wordt bepaald door de interacties tussen de kinderen en de begeleiders, ‘maar die interacties spelen zich af terwijl de ouders er niet zijn. Je kúnt daar dus ook helemaal geen zicht op hebben.’ Dat ouders het vaak nog opnemen voor geschorste begeleiders, mag volgens Vandenbroeck evenmin verbazen. ‘Je vertrouwt die mensen voor de volle honderd procent. Want wat moet je anders?’
Om de kwaliteit van de kinderdagverblijven te bewaken is er de Zorginspectie. Helaas is die onderbemand.
Michel Vandenbroeck: Een van de conclusies van de Parlementaire Onderzoekscommissie kinderopvang is dat die Zorginspectie versterkt moet worden. Maar of je daarmee zulke drama’s kunt vermijden is twijfelachtig. Een kinderbegeleider zal het kind wellicht niet mishandelen op het moment dat de inspectie aanwezig is.
In de samenleving gaan we veiligheidsproblemen steeds vaker te lijf met camera’s. Kunnen die ingezet worden om de veiligheid van de kinderopvang te verhogen?
Dat wat ik de ‘proceskwaliteit’ noem, namelijk de manier waarop men met je kind omgaat, blijft voor een ouder onzichtbaar.
Vandenbroeck: Dat betwijfel ik. De vraag is wie die gigantische hoeveelheid beelden gaat bekijken. Bovendien, zullen de mensen die er werken, van wie de overgrote meerderheid trouwens wél goed werk levert, het aanvaarden dat ze continu door een camera worden bekeken?
Voor ouders is het een akelige gedachte. De kwaliteit van een crèche beoordelen is niet makkelijk. Bovendien heb je ook maar zelden te kiezen.
Vandenbroeck: Dat klopt. Mijn uitgever heeft even gesuggereerd om mijn boek Hoe kies ik goede kinderopvang te noemen. Dat vond ik een slecht idee. De meeste ouders zijn al lang blij dat ze een plek hebben. En zelfs als je keuze hebt is het bijzonder moeilijk om je een beeld te vormen van wat er gebeurt als jij er niet bent. Dat wat ik de ‘proceskwaliteit’ noem, namelijk de manier waarop men met je kind omgaat, blijft voor een ouder onzichtbaar.
Je kunt als ouder dus alleen maar je hart vast houden?
Vandenbroeck: Niet helemaal. Er is ook nog zoiets als de structurele kwaliteit, en die kun je wel controleren. Met structurele kwaliteit doel ik op de basisvoorwaarden, zoals: hoeveel kinderen zijn er per begeleider? Zijn de begeleiders gekwalificeerd? Dat soort zaken kun je wel navragen.
De schandalen die aan de oppervlakte komen, speelden zich meestal af in zelfstandige kinderdagverblijven. Is dat toeval?
Vandenbroeck: Het komt ongetwijfeld ook elders voor, maar inderdaad: we zien dat mistoestanden vaker voorkomen bij zelfstandige initiatieven met minder dan 18 plaatsen. De begeleiders zijn er meestal minder gekwalificeerd en werken er vaker alleen, waardoor er geen supervisie is. Die combinatie is gevaarlijk.
In Het Nieuwsblad stond dat dergelijke schandalen vaak het gevolg zijn van een combinatie van stress en een ongeschikt psychologisch profiel. Is het een idee om begeleiders eerst aan psychologische testen te onderwerpen?
Vandenbroeck: De juiste kwalificatie zou al veel onheil kunnen voorkomen. Begeleiders met de juiste kwalificaties zijn in feite al gescreend tijdens hun opleiding, en de vele stages die ze tijdens die opleiding moeten doen.
Maatschappelijk en politiek draagvlak
De essentie van het probleem zit vervat in de titel van uw boek: negen kinderen voor één begeleider is gewoon te veel. Helaas is kinderbegeleider een knelpuntberoep.
Vandenbroeck: En dat zal het helaas nog even blijven ook. De instroom is kleiner dan de uitstroom, en de instroom wordt nog elk jaar kleiner. Dat probleem krijg je niet in deze regeerperiode opgelost. Maar het goede nieuws is dat iedereen de ernst van het probleem intussen wel begrijpt. Er is een groot maatschappelijk en politiek draagvlak om daar iets aan te doen.
Hoe los je dit op?
Vandenbroeck: Het grootste probleem is de onaantrekkelijkheid van de job. Uit ons onderzoek blijkt dat twee derde van de meisjes die in het laatste jaar van de kinderzorgopleiding zitten, niet van plan zijn om in de sector te werken. Interesse was niet het punt. Hun voornaamste reden was dat ze willen verder studeren. Voor bacheloropleidingen tot kleuterleidster, logopediste of verpleegster, bijvoorbeeld. Een oplossing kan zijn dat we zowel een bacheloropleiding als een graduaat kinderzorg aanbieden. Daarmee slaan we twee vliegen in één klap. We laten ze instromen als kinderbegeleider, maar geven ze tegelijk de kans om ondertussen een graduaat te halen in hun vak. Meteen verhogen we het niveau, iets wat ook volgens de werkgevers een belangrijk werkpunt is.
Het zou ook helpen als af en toe een jonge man voor dit beroep zou kiezen.
Vandenbroeck: Absoluut. We hebben de afgelopen jaren in Vlaanderen grote campagnes gevoerd om meisjes naar STEM-richtingen te krijgen. Daar ben ik natuurlijk niet tegen, maar ik denk dat het tijd wordt om ons ook eens af te vragen hoe we jonge mannen kunnen verleiden tot een zorgberoep.
Michel Vandenbroeck, Negen is te veel. Met een gerust hart naar de kinderopvang en kleuterschool, Borgerhoff-lamberigts.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier