Piet Vanthemsche
‘Waarom het kartelrecht uitzonderingen voorziet voor boeren’
‘De fruitsector is volop op zoek naar andere verwerkingsmogelijkheden en markten,’ zegt voorzitter Piet Vanthemsche van de Boerenbond in een opiniestuk. ‘Maar de opties zijn beperkt en verandering vraagt tijd. Tijd die er nu niet is.’
Europa heeft het al langer dan vandaag begrepen: voedsel is een strategisch goed. Je zorgt maar beter dat je zelf voldoende produceert. Bij een stroomcrisis kan het licht even uitgaan, bij een voedselcrisis kan het licht helemaal uitgaan.
Van bij de oprichting van de Europese Unie neemt landbouwbeleid een prominente plaats in binnen het Europese beleid. De doelstellingen ervan zijn duidelijk omschreven in Art. 39 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU): de markt stabiliseren en eerlijke prijzen aan producent en consument garanderen om zo de voedselvoorziening te verzekeren. Sinds het neerschrijven ervan in 1957 bleef dit artikel ongewijzigd overeind bij elke verdragswijziging.
Het VWEU regelt ook de regels rond mededinging in Artikel 101. Daarin wordt het ondernemingen onder andere verboden afspraken te maken die de productie beperken. De artikelen binnen dit hoofdstuk mededinging en afgeleide wetgeving vormen het bekende werkterrein van Meester Anthony Godfroid. Het inspireerde hem tot het opiniestukje ‘Peren niet plukken: het kartelrecht is blijkbaar bijzaak voor Schauvliege‘.
Het betaamt in een goed betoog de oogkleppen af te leggen en over het muurtje te kijken.
Keren we even terug naar wat ik mijn werkterrein mag noemen, het hoofdstuk landbouw in het VWEU. Daar lezen we verder in Art. 42 dat de mededingingsregels voor landbouw gelden voor zover geen specifieke uitzonderingen zijn voorzien in de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten, de GMO-verordening (EU) Nr. 1308/2013.
De GMO voorziet dat de boeren zich mogen organiseren in producentenorganisaties (PO) en bepaalt nadrukkelijk de grenzen waarbinnen deze PO mag opereren. PO’s kunnen crisisbeheersende maatregelen voorzien waaronder het niet-oogsten tegen vergoeding. Maar het is de overheid die bepaalt of en wanneer deze maatregel mag benut worden. Ten slotte ligt de beslissing tot niet-oogsten steeds bij de individuele boer. De administratie en vergoeding wordt wel collectief georganiseerd via de PO. Noteer dat Europa de bevoegdheid heeft om de uitzondering op de mededinging tijdelijk uit te breiden en dus wel de toelating kan geven om collectief afspraken te maken over het uit de markt nemen van producten.
Weet ook dat deze maatregel voor de teler echt de laatste strohalm is. Het breekt zijn hart een product waarvoor hij een jaar zorg heeft gedragen zo teniet te zien gaan. De sector is dus volop op zoek naar andere verwerkingsmogelijkheden en markten. Maar de opties zijn beperkt en verandering vraagt tijd. Tijd die er nu niet is.
Het past in de spreiding van het risico de optie niet-oogsten mee te nemen. Deze maatregel kan tot effect hebben dat de consument niet van echte weggeefprijzen kan genieten. Jammer voor de consument op korte termijn. Gelukkig voor de Europese burger op lange termijn.
Echte weggeefprijzen voor langere periode over gans de markt zouden de sector structureel zeer diep treffen met heel wat faillissementen tot gevolg. Want wat voor de consument een weggeefprijs is, betekent voor de producent geen inkomen. Waardoor de voedselzekerheid op langere termijn in het gedrang kan komen.
Trouw aan artikel 39 van het VWEU zoekt Europa de kool en de geit te sparen: geen bodemprijzen voor de consument, geen weggeefprijzen voor de producent maar voor beide redelijke prijzen nastreven met gepast beleid die de voedselzekerheid op termijn veilig stelt.
We hielpen meester Godfroid graag bijkomende inzichten te verwerven. De factuur met redelijke ‘billable hours’ volgt snel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier