Walter De Smedt
‘Waarom de regering de verlengde aanhoudingstermijn niet gestemd kreeg’
Gewezen strafrechter Walter De Smedt over de discussie van de afgelopen weken om de aanhoudingstermijn te verlengen. ‘Over wat de grondwet bepaalt, is in dit land altijd een compromis mogelijk.’
De regering wou de termijn voor een bestuurlijke aanhouding in geval van terrorisme van 24 uur op 72 uur brengen. Er was een tegenvoorstel om de termijn te verlengen tot 48 uur voor alle misdrijven. Omdat voor deze maatregel de Grondwet moest worden gewijzigd, daarvoor een twee derde meerderheid nodig is, en er slechts 97 stemmen voor en 52 tegen waren werd het wetsvoorstel niet aangenomen. De regering zal opnieuw een voorstel indienen voor de uitbreiding tot 48 uur. Waarom zoveel heisa voor de verlenging van een termijn? Waarover gaat het dan wel?
Wie beslist?
De procureur en de politie kunnen iemand van zijn vrijheid beroven voor een maximale duur van vierentwintig uur. Indien de procureur oordeelt dat de verdachte moet aangehouden blijven moet hij het dossier overmaken aan een rechter die dan over het al of niet verlenen van een aanhoudingsmandaat oordeelt. Indien de rechter een aanhoudingsbevel geeft moet de verdachte binnen de vijf dagen voor een andere rechter komen die dan nogmaals nagaat of er voldoende redenen zijn voor de vrijheidsberoving. Er zijn dus twee elementen aan deze maatregel: het éne heeft enkel te maken met de vraag over de voorlopige aanhouding, het andere houdt in dat indien de procureur een aanhoudingsmandaat wil hij het gehele onderzoek moet overdragen aan de rechter.
Waarom deze materie in de grondwet is opgenomen heeft met de twee elementen te maken: de grondwetgever wou een rechterlijk toezicht op het gehele onderzoek en wou dat zo snel als mogelijk. De verlenging van de termijn van 24 naar 72 uur gaat daarom niet alleen over de enkele vraag over de voorlopige vrijheidsberoving maar ook over wie de leiding en het toezicht heeft tijdens de 72 uur: in het voorstel van de regering werd het rechterlijk toezicht maar ook de overdracht van het gehele dossier naar de onderzoeksrechter uitgesteld tot 72 uur. Wat is het belang?
Drie dagen
De eerste drie dagen van een onderzoek zijn erg belangrijk. Veelal wordt de onderzoeksrichting en de onderzoeksstrategie in die periode bepaalt en zijn de daarin genomen maatregelen bepalend voor het verder onderzoek. In vele dossiers is de politie onder de leiding van de procureur ook al langer met de opsporingsonderzoek bezig. Het uitstellen van de tussenkomst van een rechter is zelfs de regel geworden: er wordt pas tot vrijheidsberoving overgegaan als het echt niet anders kan.
In deze evolutie waarin de procureur en de politie het opsporingsonderzoek steeds verder uitbreiden en de overdracht van het dossier aan een rechter steeds verder uitstellen is het logisch dat je eindigt bij de vraag of het dan niet beter is het gehele onderzoek bij de procureur en de politie te laten en de tussenkomst van de rechter te beperken tot de enkele beoordeling van de voorlopige vrijheidsberoving: afschaffing van de onderzoeksrechter die het gehele onderzoek over neemt en vervanging door de rechter van het onderzoek die enkel over de vrijheidsberoving oordeelt. Het huidige voorstel van de regering dat enkel over de termijn gaat is dus maar de voorbode van wat de justitieminister wil: niet enkel het uitstel van de rechterlijke tussenkomst m.b.t. de vrijheidsberoving tot 72 uur maar ook de overdracht van het gehele onderzoek aan de procureur.
De rechter
Al lijkt de gehele discussie enkel over een termijn te gaan dan gaat het in de werkelijkheid over de meest belangrijke vraag van het gehele optreden in strafzaken: waarom is er een rechter en wat willen wij dat deze doet? Het is deze vraag die de essentie uitmaakt van al wat nu in discussie staat.
Het is de hamvraag in het Parlementair onderzoek gekend als de Kazachgate: waarom werd in de afkoopwet de rechterlijke tussenkomst uitgesloten? Het is ook de essentie van het hervormingsplan van justitieminister Koen Geens: de verdere vervanging van de rechter door de buitengerechtelijke opdrachten van de procureur. In deze discussie wordt een erg valabel element voortdurend op de achtergrond gehouden: bij de afkeuring van de afkoopwet heeft het Grondwettelijk Hof deze kernvraag reeds duidelijk beantwoord. Op basis van de grondwet en de supranationale verplichtingen heeft het hoogste hof gesteld dat een eerlijk proces niet mogelijk is zonder een daadwerkelijk rechterlijk en openbaar toezicht omdat de procureur een procespartij is die bovendien onder het politiek gezag van de minister staat.
Hervorming
Het regeringsvoorstel om de termijn van 24 uur op 72 uur te brengen was maar als een ” potpourri”, een uit de gehele context gehaald en afgezonderd element dat gemakkelijker te stemmen is, dat als voorbereiding moet dienen om nadien de hervorming van het gehele wetboek van strafvordering er door te krijgen, en het gehele vooronderzoek in strafzaken aan de procureur en de politie over te dragen.
Dat de regering er niet in geslaagd is door deze “potpourri-maatregel” een snelle en gunstige stemming te bekomen heeft een erg duidelijke reden: het Parlement laat zich geen tweede maal bij de neus nemen. Terwijl dit Parlement met de éne hand onderzoekt hoe en waarom de uitsluiting van de rechter in de afkoopwet kon worden gestemd moet hetzelfde Parlement nu stemmen over een uitstel van de rechterlijke tussenkomst, in afwachting van zijn gehele vervanging. Het is net iets te doorzichtig en vooral het is in tegenstelling met wat het Grondwettelijk Hof oordeelde. Maar over wat de Grondwet bepaalt en het hoogste Hof daarover beslist is in dit land steeds een ” compromis” mogelijk: allez, dan maar 48 uur in plaats van de gewenste 72.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier