Waarom de Belgische politiek een stammenoorlog is geworden
De Wetstraat leeft stilaan in een permanente staat van oorlog, zo bleek vorige week nog maar eens uit de escalatie tussen Theo Francken en Jong Ecolo. Politici wetten weer de messen: niet meer de oude verzuiling verdeelt het land, maar een nieuw tribalisme.
De internetaffiche van Jong Ecolo met daarop Theo-Francken-met-Stahlhelm als een soldaat van nazi-Duitsland, de talrijke uitspraken en tweets van diezelfde N-VA-staatssecretaris voor Asiel en Migratie (dat zijn diensten het Maximiliaanplein #opkuisen, dat Artsen Zonder Grenzen ‘mensensmokkelaars’ zijn, enzovoort): we zijn het stilaan gewend. Net zoals we niet meer opkijken van weer een bittere discussie over Zwarte Piet, de boerkini, het onverdoofd slachten en straks misschien de besnijdenis bij moslims en joden. Het echte probleem is al lang niet meer de spreekwoordelijke ‘verruwing’ van het politieke debat. De crisis is een stuk diepgaander dan alleen maar de communicatie. Ze treft het hele politieke bestel.
Feit is: het politieke bedrijf werkt niet meer. Of toch niet zoals voorheen. Waarnemers zien die evolutie al langer bezorgd aan. Van de jaren veertig tot diep in de jaren tachtig bepaalde de klassieke naoorlogse verzuiling zowel de civiele samenleving als de politieke besluitvorming. De bevolking was opgedeeld in kampen: links tegen rechts, vrijzinnig tegen katholiek, Waals tegen Vlaams. Op het terrein vielen rake klappen. Zowel in de betogingen om de schoolstrijd als bij de communautaire marsen op Brussel en naar de Voerstreek werd op de vuist gegaan.
De klassieke partijen verkiezen overleg, voor en achter de schermen. Maar ze verliezen terrein
De zuilgebonden media gooiden graag olie op het vuur. Nog in de jaren tachtig riep de jonge en toen al cholerische CVP’er Eric Van Rompuy op tot een heuse ‘Kulturkampf’ tegen ‘het progressieve Humo-Vlaanderen’. Zijn broer Herman pleitte voor een ethisch reveil, als antwoord op het ‘nihilisme’ van schrijvers als Hugo Claus. Ook toen kende Vlaanderen al felle tegenstellingen en kleine hatelijkheden. Maar de politieke elite vond elkaar uiteindelijk altijd weer in de schoot van wisselende coalitieregeringen. De Belgische politiek leefde in een staat van permanente ruzie én van voortdurend overleg en akkoord. Socioloog Luc Huyse noemde die toestand – zeer accuraat – er een van ‘gewapende vrede’.
In de jaren negentig leek anders ook in eigen land de Muur van het Grote Gelijk te vallen. Als SP-voorzitter liet Louis Tobback een partijcongres applaudisseren voor premier Jean-Luc Dehaene, dus voor een CVP’er. Die nieuwe vriendelijkheid zette zich door in de media. Yves Desmet wilde dat De Morgen gelezen werd door een breed publiek van links-liberale stedelingen, Peter Vandermeersch haalde De Standaard uit de Vlaams-katholieke hoek. Intussen lazen honderdduizenden Vlamingen Humo en amuseerde heel Vlaanderen zich met Woestijnvis – en met VTM, natuurlijk. De pure politieke of levensbeschouwelijke strijd leek welhaast voorbij. Dat culmineerde als vanzelf in de haast postideologische paarse regeringen van Guy Verhofstadt. De echte trendsetter was SP.A-voorzitter Steve Stevaert: Vlaanderen zat vol socialisten, zei hij, die dat alleen nog niet van zichzelf wisten. Om iedereen te kunnen lokken, bediende hij zich vanzelfsprekend van niet al te confronterende boodschappen.
”t Stad is níét van iedereen’
Was het als reactie tegen paars dat er weer een politicus opstond die de harde confrontatie zocht, CD&V-coryfee Yves Leterme? Met hem maakte ook de kwetsende oneliner zijn comeback. Letermes voornaamste slagzin, ‘Wie gelooft die mensen nog?’, droop van het dedain voor zijn concurrenten: ‘die mensen’ – lui met wie je liever niets te maken hebt. Leterme vergeleek de RTBF zelfs met Radio Mille Collines, de Rwandese haatzender die opriep tot een genocide met uiteindelijk meer dan een half miljoen slachtoffers.
Na Leterme kwam een über-Leterme genaamd Bart De Wever. Eerst beperkte de N-VA-voorman zich nog tot communautaire acties, zij het nog scherper dan we gewend waren. Wallonië hapte naar adem toen jonge N-VA’ers uitdagend vals geld kwamen uitstrooien aan de scheepslift van Strépy. Terwijl het De Wever niet meer ging om zomaar Vlaams of Waals, Frans of Nederlands. Zijn echte strijd was en is die om het wezen van het land. Om de Geist van een samenleving, in de betekenis van de Duitse filosoof Hegel. Zijn fundamentele boodschap luidt: de Geist van Wallonië is wezenlijk socialistisch, die van Vlaanderen rechts-conservatief. Beide regio’s hebben een andere identiteit. Al snel werd duidelijk dat die redenering een belangrijke consequentie had voor de interne Vlaamse verhoudingen. Hier kon links maar beter zo weinig mogelijk in de pap te brokken hebben. Veel progressieven voelden zich daardoor als ‘slechte Vlamingen’ te kijk gezet.
Die tweedeling kreeg nog een beschavingscomponent. Na de aanslagen in Parijs en Brussel verweet de N-VA de linkse politici hun ‘islamo-socialisme’. Met Bart De Wever in het Antwerpse stadhuis verdween in 2013 ook de slogan van zijn socialistische voorganger Patrick Janssens: ”t Stad is van iedereen’. ”t Stad is níét van iedereen’, bezwoer De Wever. Hij heeft nooit de migrantengemeenschap als zodanig geviseerd, maar het is wel zo aangevoeld – ook al omdat hij intussen ‘de Berbers’ had vernoemd als veroorzakers van veel overlast.
Natuurlijk was en is de N-VA bepalend voor het debat, en De Wever de politicus met het hoogste woord. In de Kamer telde de N-VA in 2014 zelfs een zetel meer (33) dan de CD&V (18) en de Open VLD (14) samen. Dat electorale gewicht vertaalt zich in een grote maatschappelijke ontvankelijkheid voor haar boodschappen. Niet alleen voor de inhoud, maar ook voor de toon en de taal ervan. En dat heeft dan weer geleid tot een groeiende segregatie van de Vlaamse samenleving.
Anders dan Steve Stevaert wil Bart De Wever geen allemansvriend zijn. De N-VA verenigt gelijkgezinde Vlamingen die zich terdege bewust zijn van hun eigenheid, hun identiteit, en die van daaruit participeren aan het politieke en maatschappelijke debat. Als tegenreactie gaan ook andere Vlamingen zulke clusters vormen. Die nieuwe verbonden zijn niet meer religieus-ideologisch van aard. Ze bogen ook niet op een vast netwerk van uitgebouwde organisaties, zoals de klassieke zuilen. Ze zijn identitair van aard: wie zich bij de groep betrokken voelt, doet dat vrijwel totaal. Het gaat namelijk om de eigen identiteit.
De leden van de nieuwe politieke clusters delen niet alleen politieke en maatschappelijke opvattingen, maar vaak ook smaken en brede culturele voorkeuren. En vooral: ze delen ook wat ze níét lusten, wat hen niet zint. Daarom zijn in de nieuwe clusters politieke tegenstrevers opnieuw echte vijanden. Hun ideeën en realisaties worden te vuur en te zwaard bestreden. N-VA’ers zijn tégen vakbonden, tégen te gratuite sociale uitkeringen, tégen te veel lankmoedigheid jegens moslims. Ze laten geen kans liggen om politieke tegenstanders op hun plaats te zetten.
Vorige week werden de vijandelijkheden eigenlijk al geopend met een N-VA-affiche met de hoofden van tien socialistische ex-ministers van pensioenen, als halve gangsters: ‘Wat deden deze socialisten voor uw pensioen? #noutgatbollen’. Tussen usual suspects als PS’ers Alain Van der Biest en Michel Daerden prijkte ook SP.A’er Frank Vandenbroucke. Het heeft iets trumpiaans om uitgerekend Vandenbroucke, oud-minister van Pensioenen en voorzitter van de pensioencommissie, te framen als een man van het laisser-faire inzake pensioenen. Tegelijk is het erg on-Vlaams om in een eigen campagne politieke tegenstrevers met naam, toenaam én foto te kijk te zetten.
En zo gaat dat dan: een dag later al had Jong Ecolo op haar beurt het onzalige idee om Theo Francken als Wehrmacht-soldaat te fotoshoppen.
Met CD&V-coryfee Yves Leterme maakte de kwetsende oneliner zijn comeback: ‘Wie gelooft die mensen nog?’
‘Witter dan wit’
Van Luc Huyses gewapende vrede is al lang geen sprake meer. Men zwaait weer vlijtig met de knots. Op de sociale media scheldt men elkaar net zo hard uit als in de hoogdagen van de verzuiling. En omdat op Twitter iedereen een eigen stem heeft, doen regeringsleden er evenzeer aan mee als Kamerleden, partijsoldaten of welke anonymus ook die zich wil laten horen. Het lijkt wel op oude stammentwisten, hele groepen die zo weinig mogelijk te maken willen hebben met, naar Leterme, ‘díé mensen’, met ‘dat soort volk’ – alleszins niet ‘dat van ons’. Niet meer de oude verzuiling bepaalt de interne Vlaamse verhoudingen, maar een nieuwe vorm van tribalisme. De tribalisering van de politiek, en wellicht van het land, is zich aan het voltrekken. Dat is een gloednieuw fenomeen.
Valt het bestaan van nieuwe tribale clusters eigenlijk nog te ontkennen? Die rond de N-VA staat het sterkst. Hij manifesteert zich al een tijd vol zelfvertrouwen. De aloude Vlaamse Beweging maakt er grosso modo deel van uit, maar de nieuwe N-VA-stam heeft bijvoorbeeld geen boodschap meer aan de ooit zo essentiële IJzertorenromantiek. De slogan AVV-VVK (‘Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus’) mag bij het oud ijzer. De nieuwe N-VA-cluster is ongodsdienstig, zo niet antireligieus. Dat komt door de vijandigheid tegen de (militante) islam en door de stijgende irritatie over het (te verzoenende) katholicisme, of wat daarvan in Vlaanderen overblijft – met op kop het katholiek onderwijs.
Een tweede cluster in wording heeft nog geen vast politiek relais. Misschien de PVDA, misschien een beetje Groen. Of wie weet: nog op te richten identitaire (moslim)partijen. Die groep bestaat uit almaar militantere nieuwe landgenoten en gelijkgezinden. Dyab Abou Jahjah lijkt de voorloper van een contingent gekleurde opiniemakers die hun eigen keuzes maken en wier confronterende discours niet aansluit bij dat van de klassieke partijen. Het is geen toeval dat SP.A-voorzitter John Crombez vorig jaar in De Standaard verzuchtte: ‘Ook veel linkse mensen zijn de toon kotsbeu waarop jonge moslims verkondigen wat hier de norm moet zijn.’ Rechts verwijt Crombez zijn ‘islamo-socialisme’, maar de SP.A heeft, wil en vindt geen aansluiting bij de nieuwe cluster. En ondanks Crombezs klacht zullen ze hun mening blijven verkondigen.
In De Morgen namen schrijfster Rachida Lamrabet en choreograaf Chokri Ben Chikha de maat van N-VA-staatssecretaris voor Gelijke Kansen Zuhal Demir: zij zou ‘als Dash’ zijn en ‘witter dan wit’ wassen. Ook in de kritiek van Lamrabet en Ben Chikha primeert dus het identitaire. Zuhal Demir reageerde en noemde hun gedachtegang ‘racistisch’. Terwijl die een spiegelbeeld was van het N-VA-verhaal. Geen interview met Demir of het draait rond haar identiteit. Haar afkomst, als dochter van een Koerdische mijnwerker. Haar breuk met Turkije en haar keuze voor Vlaanderen. Of hoe haar familie een gekleurde mijnwerkerswijk ontvluchtte voor een betere buurt. Dat zo door haar afkomst bepaalde traject bepaalt ook het politieke verhaal van Zuhal Demir. Hetzelfde geldt, toeval of niet, voor partijgenote Liesbeth Homans, Vlaams viceminister-president, en haar worsteling met haar armetierige jeugd. Of voor Bart De Wever, in wiens persoon het heden en verleden van de Vlaams-nationale familie in elkaar overvloeien, in politieke én biologische betekenis.
Zowel bij Lambaret en Ben Chikha als bij Demir, Homans en De Wever gaat het om identiteit. Vanuit die identiteit maakt Demir een andere keuze dan Lamrabet en Ben Chikha, en ze verwijten elkaar haast die andere keuzes. Vandaar dat ze ook tot andere clusters behoren.
En de partijvoorzitters?
Nog een cluster groepeert ecologisch bewuste Vlamingen. Groen plukt daar de politieke vruchten van. Het zijn wel andere groenen dan vroeger. In het prille begin was voorloper Agalev vooral bekommerd om natuur en leefmilieu. Vanaf de jaren tachtig zetten de generatie van Mieke Vogels en Jos Geysels sterk in op welzijn. En ook op de welzijnssector en de vakbonden: de witte woede kleurde erg groen. Ook die tijd is voorbij. De nieuwe groenen steunen geen NMBS-stakingen. Ze zijn stedelijke health watchers. Ze zijn meer dan ooit begaan met gezondheid in brede zin: gezond voedsel, gezond vervoer, veilig verkeer, schone lucht, schone energie, veel groen om met de kinderen goed te kunnen leven.
En dat nieuwe groene verhaal wordt niet meer zacht gebracht. In de paarse jaren hulde Mieke Vogels zich bij een bezoek aan moslims nog in een hoofddoek. Vandaag zijn de groenen mee de voortrekkers van een strikt verbod op onverdoofd slachten. Jammer voor moslims die het anders willen. Frisdrank op school, vleeswaren op de boterham: het wordt niet meer zomaar gedoogd. Vorige vrijdag reageerde Groen op haar officiële Twitter-account op een uitnodiging voor een ‘Benefietontbijt ten voordele van dierenwelzijn’ van N-VA-minister Ben Weyts. Op sommige uitnodigingen stond namelijk een ontbijt met ei, spek en worst. Reactie van Groen: ‘Zoek de fout’ – alsof alleen vegetariërs en veganisten over dierenwelzijn kunnen spreken.
Dat is typisch voor de nieuwe identitaire clusters. Anders dan bij de oude zuilen trekt men zich niet terug in de eigen groep gelijkgezinden. Men bevecht de publieke ruimte en legt daar de eigen inzichten liefst ook aan anderen op. Groen doet dat op de onderwerpen die haar cluster naar het hart gaan, net zoals sommige identitaire nieuwe Belgen stelselmatig de aanval openen op standbeelden van Leopold II, of op tot voor kort zo onschuldig bevonden tekeningen van ‘negertjes’. Ineens ‘kan dat niet meer’. De PVDA is er zelfs in geslaagd om ‘veel geld verdienen’ verdacht te maken – en dat in een land met de hoogste spaarquota ter wereld. Er is veel voor te zeggen dat zelfs de PVDA, of althans de Franstalige PTB, de politieke emanatie is van een identitair radicaal-linkse cluster, van de radicale negatie van alles waar de N-VA voor staat, van gesloten grenzen tot de afslanking van de verzorgingsstaat.
Opvallend daarbij is dat de PVDA’ers met Raoul Hedebouw ook een echte vedette naar voren schuiven. In een getribaliseerd land dringt de figuur van het stamhoofd (genre Bart De Wever) zich opnieuw op, naast die van de kampioen die vooroploopt in de strijd. Dat is de rol van Kristof Calvo bij Groen, van Raoul Hedebouw bij de PVDA of Theo Francken bij de N-VA. Hun eigen achterban draagt hen op handen, hun tegenstanders haten hen. Niet-N-VA’ers doen honend over ‘Grote Leider’ Bart De Wever en vinden Theo Francken zelfs een fascist, terwijl veel N-VA’ers het bloed van Calvo wel kunnen drinken. Het is voor of tegen, en het spel wordt keihard op de man (m/v) gespeeld.
De PVDA is er zelfs in geslaagd om ‘veel geld verdienen’ verdacht te maken – en dat in een land met de hoogste spaarquota ter wereld
Is het trouwens toeval dat de drie (of vier: Vlaams Belang zit ergens tussenin) overblijvende klassieke partijen geleid worden door eerder klassieke voorzitters als Wouter Beke, Gwendolyn Rutten en John Crombez? Zowel op de CD&V, de Open VLD als de SP.A valt moeilijk een identitaire groep te kleven, op (wat rest van) hun bestaande achterban na. Die klassieke partijen zouden weleens bij de verliezers van de nieuwe identitaire strijd kunnen horen. Hoofdschuddend kijken ze het opgefokte ‘gedoe’ aan, en dat zint hen niet. Zij willen het liefst politiek bedrijven zoals vroeger. Met overleg, voor en achter de schermen. Met zin voor compromis, nuance en redelijkheid. Maar ze verliezen terrein, misschien juist omdat steeds minder mensen zich nog met hen willen identificeren. Dat verlamt hun slagkracht en die van hun zuil. Binnen de belangrijkste ziekenfondsen zouden al orders gegeven zijn om zich in de verkiezingen van 2018 en 2019 vooral níét te partijpolitiek te profileren, omdat de meesten van hun leden niet meer klassiek stemmen. De voor de hand liggende keuze om roerloos te blijven. Hetzelfde doet de christelijke vakbond ACV, weliswaar om heel andere, intern-syndicale redenen, in het sociaal protest tegen de zomermaatregelen van de regering-Michel: niets.
Zulke voorzichtigheid is aan de identitaire clusters niet besteed. De PVDA heeft het begrip ‘graaicultuur’ gelanceerd, dat behalve de politieke klasse de hele publieke opinie in lichterlaaie zette. Tot voor kort zo eerbiedwaardige politici werden daardoor al met pek en veren afgevoerd. Op haar manier zorgde de partij zo voor, welja, een kleine revolutie.
***
Zijn het soms geen best revolutionaire tijden die we beleven? Men weet uit de geschiedenis hoe dat gaat: dan sneuvelen er standbeelden en vloeit er bloed. Ook in deze almaar tribalere samenleving hoort dat erbij. De tijd van de gewapende vrede ligt achter ons. In plaats daarvan lijkt een open oorlog ophanden. Rachida Lamrabet, Zuhal Demir en Theo Francken hebben het om beurten al mogen ervaren: ‘Seit 5 Uhr 45 wird zurück-geschossen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier