Waarom België op economisch vlak wegzakt naar de zuidelijke onderbuik van Europa
‘Op lang termijn dreigt een nog grotere rekening voor ons uitgeschoven te worden naar de volgende generatie’, waarschuwt Jonathan Holslag (VUB).
Alle grote centrumpartijen hebben de voorbije twee decennia mogen besturen op het landelijke en het gewestelijke niveau. Telkens beloofden ze onze economie sterker te maken. Maar als we op die twintig jaar terugblikken, gebiedt de eerlijkheid ons te besluiten dat daar weinig van is terechtgekomen. Velen wijzen met de beschuldigende vinger naar de drie opeenvolgende regeringen onder de liberale premier Guy Verhofstadt. Die hadden knopen moeten doorhakken, bijvoorbeeld wat de pensioenen en de kerncentrales betreft. Maar laten we wel wezen: de daaropvolgende coalities hebben dat ook niet gedaan, en ook onder de huidige regering is er geen trendbreuk gekomen. De volgende generaties zullen het alleen maar moeilijker krijgen om de welvaart te behouden in een steeds woeligere wereld.
Voor de burger wordt het almaar moeilijker om zicht te krijgen op wie waar verantwoordelijk voor is.
Ik denk dat we deels te maken hebben met het typische driegeneratiesfenomeen. De generatie na de Tweede Wereldoorlog werkte hard en bracht flinke financiële offers om de infrastructuur op te bouwen waarvan we nu nog steeds genieten. De generatie daarna, zo vanaf het midden van de jaren zeventig, investeerde veel minder en consumeerde meer. De generatie daarna werd al geconfronteerd met de kater, in de vorm van een flinke overheidsschuld. Met het mes op de keel – België moest de begrotingsnorm halen om de eurozone in te mogen – werd er vooral onder premier Jean-Luc Dehaene bezuinigd, maar sinds 2000 is de overheidsschuld amper verder gedaald.
Na de eeuwwisseling zijn we nog verder boven onze stand gaan leven. Hadden we tot in de jaren negentig dankzij een sterke exportindustrie aanzienlijke overschotten op de handelsbalans, dan kampen we nu al tien jaar bijna permanent met tekorten. En als een land meer invoert dan uitvoert, werkt het zich internationaal in de schulden. Op economisch vlak zakt België dus geleidelijk aan weg naar de zuidelijke onderbuik van Europa. We werken ons beetje bij beetje meer in de internationale schulden en dat krediet gebruiken we vooral om te consumeren. Sinds 2008 is het aandeel van de consumptie van de huishoudens in onze economie toegenomen, de kapitaalvoorraad, oftewel de investeringen in de maakindustrie, is gekrompen.
België heeft een metamorfose doorgemaakt van de spreekwoordelijke mier naar de krekel. Ook Vlaanderen heeft zijn sterke exportpositie zien verzwakken. We zijn daarin niet uniek, maar wat het in ons geval allemaal complexer maakt is het bestuurlijke kluwen. Het is me nog steeds niet duidelijk of de vijfde staatshervorming van 2001 de economische slagkracht van de regio’s werkelijk heeft vergroot. Wat wel helder is, lijkt me, is dat die staatshervorming, samen met de de bevoegdheidsuitbreiding van de Europese instellingen, de bestuursniveaus meer dan ooit toelaat de hete aardappel naar elkaar toe te schuiven. Voor de burger wordt het almaar moeilijker om zicht te krijgen op wat er aan de hand is en wie daarvoor verantwoordelijk is.
We werken ons beetje bij beetje meer in de internationale schulden en dat krediet gebruiken we vooral om te consumeren.
Komt daar nog bij de doorgedreven politisering van het bestuur. Weliswaar hoort in een democratie iedere regering haar eigen accenten te leggen, maar in weinig andere ontwikkelde landen ervaar ik dat benoemingen en beslissingen zo’n partijpolitieke koehandel zijn geworden. Het lijkt wel tribalisme voor gevorderden: overheidsstructuren die worden bemand in functie van partijbelangen, eerder dan in functie van het algemeen belang. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de OESO en de Wereldbank ons land steevast een lage ranking geven op het gebied van bestuurlijke doeltreffendheid.
Intussen blijven de uitdagingen zich opstapelen. De investeringsnood is gigantisch en onze concurrentiepositie staat onder druk. Hoewel heel veel gezinnen het nu al moeilijk hebben, wordt een verschuiving van consumptie naar investeringen bijna onontkoombaar: dus ofwel meer sparen ofwel meer belastingen afdragen. Leg dat maar eens uit. We moeten rechttrekken wat decennialang is scheefgegroeid. Dus vermoed ik dat we nu afstevenen op een volgende fase, waarbij we buitenlandse privé-investeerders zullen mobiliseren om de ergste noden van onze infrastructuur te lenigen. Maar geld lenen, kost ook geld. Tijdelijk laat het de komende regeringen misschien toe de confrontatie met de economische realiteit uit de weg te gaan, maar op langere termijn dreigt een nog grotere rekening voor ons uitgeschoven te worden naar de volgende generatie. Après nous, le déluge.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier